PEUGEOT 206 2006.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 71 of 182

71
-Audio en telematica
Filteren van TMC-berichten
Selecteer om TMC-berichten te filte-ren in het menu "Verkeersinformatie TMC" de functie "TMC-berichten fil-teren", u heeft dan keuze uit een:
- "Inschakelen/uitschakelen filter op route" om tijdens de navigatie uitsluitend berichten weer te geven over de ingestelde route en rijrichting van het navigatiesysteem.- "Filter op evenementen" om uitsluitend berichten weer te geven met betrekking tot een bepaald onderwerp (standaard zijn alle onderwerpen geselecteerd).- "Geografisch filter" om uitsluitend berichten weer te geven met betrekking tot het gebied waarin de auto en/of een bepaalde plaats zich bevindt. U kunt meerdere filters tegelijk gebruiken.- "Kiezen TMC-station" om een andere zender te selecteren die "RDS-TMC"-informatie uitzendt.U kunt de TMC-berichten met meer-dere filters tegelijk filteren.
Filter op evenementen
Met behulp van dit filter kunnen uit-sluitend berichten worden weergege-ven met betrekking tot een bepaald onderwerp:
- Berichten met betrekking tot de rou-te, zoals files, afgesloten wegen of wegen die zijn afgesloten voor voer-tuigen met bepaalde afmetingen,- Berichten met betrekking tot de plaats waar u zich bevindt, zoals informatie over parkeerplaatsen, openbaar ver-voer en evenementen.De toegang tot deze informatie is af-hankelijk van de beschikbaarheid.
Opmerking: indien er geen evene-menten zijn geselecteerd, wordt er geen TMC-verkeersinformatie weer-gegeven.
Geografisch filter
Met behulp van dit filter kunt u het gebied selecteren (straal van 3 tot 200 km) waarover u geïnformeerd wilt worden:
- het gebied rondom de auto en/of,- het gebied rondom een geselec-teerde plaats.U kunt deze twee filters ook gelijktij-dig gebruiken. De straal is dan voor beide filters gelijk.
Het is raadzaam om het filter op route in te schakelen in combinatie met een geografisch filter rondom de auto:
- 5 km of 10 km voor een gebied met druk verkeer,- 20 km voor een gebied met een normale verkeersdrukte,- 100 km voor lange trajecten (auto-snelweg).

Page 72 of 182

75
-Audio en telematica
CD-WISSELAAR 5 CD’s*
Deze is in het dashboardkastje aan-gebracht en kan maximaal 5 CD’s bevatten.
Steek de CD’s met de bedrukte zijde naar boven in het magazijn.
Druk lang op één van de toetsen "1" t/m "5" om de desbetreffende CD uit te werpen.
Het afspelen van gekraste CD’s kan storingen veroor-zaken.
Gebruik uitsluitend CD’s met een ronde vorm.
* Volgens land van bestemming.
RADIO-ONTVANGST
(antenne afstellen)
Opmerkingen over de radio-ontvangst
Een autoradio moet onder heel an-dere omstandigheden functioneren dan een radio in huis. De ontvangst van AM- (middengolf, lange golf) en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwali-teit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden.
Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspan-ningskabels, in tunnels of onder via-ducten wordt gereden.
Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, reflectie van het sig-naal door grote obstakels (bergen, gebouwen enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ont-vangst.
3-/5-deurs: stand van de aan de voorzijde gemonteerde antenne voor een optimale ontvangst.
De achterop het dak gemonteerde vaste antenne hoeft niet te worden afgesteld (voorgeregelde antenne).

Page 73 of 182

76 -Audio en telematica
AUDIOSYSTEEM 206 (RD3 en RT3)
Presentatie
Uw 206 is voorzien van een audiosys-teem van het merk JBL, afgestemd op het interieur van de auto.
Een multifunctionele versterker (1) van 240 Watt (geïntegreerd in de subwoofer in de bagageruimte) stuurt 8 topklasse luidsprekers en de subwoofer afzonderlijk aan.
De luidsprekers bevinden zich:
- in de voorstijlen: twee Tweeters (2) voor de weergave van de hoge tonen vóór in de auto.- in de voorportieren: twee Woofers (3) voor de weergave van de bassen (lage tonen) voorin.- in de achterportieren: twee Tweeters (4) geïntegreerd in twee Woofers (5)voor een optimaal evenwicht tussen de verschillende geluidsfrequenties achter in de auto.- in de bagageruimte: een Subwoofer (6) voor de weergave van diepe bassen in het gehele interieur.
U zult ongetwijfeld genieten van de dynamiek en de diepte van de geluidsweergave in de auto.
Het systeem zorgt voor een opti-male weergave en verdeling van het geluid in de auto, zowel voorin als achterin.
Instellen in de CD- of radiofunctie
De basisfuncties zijn gelijk aan die van de autoradio.
Er zijn geen extra instellingen nodig. Om echter volledig te kunnen genie-ten van het JBL audiosysteem, wordt geadviseerd om de AUDIO-instellin-gen (BASS, TREB, FAD, BAL) in de stand "0" (nul) te zetten en de Loud-ness (LOUD) in de stand "ON" voor de CD-functie en in de stand "OFF"voor de radiofunctie.

Page 74 of 182

78 -Comfort

Page 75 of 182

79Comfort-
VENTILATIE
1. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen zijruitontwaseming.
3. Zijventilatieroosters.
4. Middelste ventilatieroosters.
5. Uitstroomopening voor beenruimte voor.
6. Uitstroomopening voor beenruimte achter (uitsluitend bij uitvoeringen met automatische airconditioning).
Gebruiksadviezenen opmerkingen
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
Als de knop van de luchtopbrengst in de stand OFF wordt gezet, wordt het thermische comfort niet meer ge-regeld. Door de rijwind blijft er nog wel een kleine luchtstroom gehand-haafd.
Stel de luchtverdeling in naargelang de behoefte en de klimatologische omstandigheden.
Wijzig de instelling van de temperatuur geleidelijkom een optimaal comfort te bereiken.
Zet de knop van de luchttoevoer in de stand "Buitenlucht" voor een snelle ontwaseming.
Als de temperatuur in de auto zeer hoog blijft nadat deze lang in de zon heeft gestaan, kunt u het interieur kort ventileren.
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interi-eur de uitstroomopeningen onder de voorruit, de verschillende ventilatie-roosters en de ventilatieopeningen voor de beenruimte vrij blijven.
Bij een zware belasting van de mo-tor (trekken van een zware aanhan-ger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de aircondi-tioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter, dat zich onder de motorkap ter hoogte van de voorruit bevindt. De filterelementen dienen periodiek te worden vervangen. Laat de filterelementen twee keer zo vaak vervangen als de omstandigheden dit vereisen.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er onder de auto een plasje water ver-schijnt, aangezien de airconditioning het condenswater druppelsgewijs afvoert via een daarvoor bestemde afvoeropening.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door uw PEUGEOT-servicepunt controleren.

Page 76 of 182

80 -
ONTDOOIEN EN
ONTWASEMEN
Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij draaiende motor in om de achterruitverwarming en de verwarming van de buiten-spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na on-geveer 12 minuten automatisch uit*. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuw ge-durende 12 minuten in te schakelen.
Het is mogelijk de achterruitverwar-ming eerder uit te schakelen door de schakelaar nogmaals in te drukken.
Schakel zodra de omstandigheden het toelaten de achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels uit aangezien een laag stroomverbruik zorgt voor een vermindering van het brandstofverbruik.
Handmatig ontwasemen*
Snel ontwasemen van de voorruit en zijruiten:
- schakel de airconditioning in,- zet schakelaars van de tempera-tuurregeling en de luchttoevoer in de maximale stand,- sluit de middelste ventilatieroosters,- zet de knop van de luchttoevoer naar links in de stand "Buiten-lucht".
Automatisch ontwasemen, programma "Zicht"*
In sommige gevallen kan het pro-gramma AUTO niet toereikend blij-ken om de voorruit en zijruiten snel condens- en ijsvrij te maken (vocht, veel inzittenden, vorst...).
Kies dan het programma "zicht", door op deze toets te drukken, dat zorgt voor een snelle ontwaseming van de ruiten.
Druk nogmaals op de toets AUTOom dit programma af te sluiten en terug te keren naar het programma AUTO.
* Volgens uitvoering of land van bestemming.
Comfort

Page 77 of 182

81Comfort-
VERWARMING/VENTILATIE
De verwarming en ventilatie werken uitsluitend bij draaiende motor.
2. Luchtverdeling
1. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
Luchtstroom naar voorruit en zijruiten (ontwasemen-ont-dooien).
Luchtstroom naar voorruit, portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de been-ruimte.
Luchtstroom naar interieur (linker, rechter en middelste ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij een koud klimaat.
Deze instelling wordt aanbevolen bij een warm klimaat.
De luchtstroom kan worden gevari-eerd door de knop in een tussenstand te zetten, aangegeven met "-".
3. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in één van de vier standen om de gewenste viervierluchtopbrengst te verkrijgen.
4. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zijruiten.
Toevoer van buitenlucht.
Luchtrecirculatie.
Zet om de luchtrecirculatiestand te gebruiken de knop 4 naar rechts in de stand "Luchtrecirculatie".
Zet, zodra de omstandigheden dit toelaten, de knop 4 weer in de stand "Toevoer van buitenlucht" om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur afneemt.

Page 78 of 182

82 -
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
De airconditioning werkt niet als de knop voor de regeling van de luchtopbrengst op "OFF" staat.
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per-fecte staat te houden.
1. Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Het sys-teem stelt u in staat de temperatuur in het interieur ‘s zomers te verlagen en zorgt in de winter bij temperaturen boven 0 °C voor een snelle ontwase-ming van beslagen ruiten.
2. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
Luchtstroom naar voorruiten zijruiten (ontwasemen-ontdooien).
Luchtstroom naar voorruit, portierruiten en beenruimte.
Druk de schakelaar in, het ver-klikkerlampje gaat branden.
Luchtstroom naar de been-ruimte.
3. Luchtverdeling
Luchtstroom naar interieur (linker, rechter en middelste ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij een koud klimaat.
Deze instelling wordt aanbevolen bij een warm klimaat.
De luchtstroom kan worden gevari-eerd door de knop in een tussenstand te zetten, aangegeven met "-".
Comfort

Page 79 of 182

83Comfort-
4. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in éénvan de vier standen om de ge-wenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Toevoer van buitenlucht.
Luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zijruiten.
Als de luchtrecirculatiestand gebruikt wordt terwijl de airco is ingescha-keld, wordt de capaciteit van de airco vergroot en worden de ruiten sneller ontwasemd.
Als de luchtrecirculatiestand bij voch-tig weer wordt gebruikt, bestaat het risico dat de ruiten beslaan.
Zet om de luchtrecirculatiestand te gebruiken de knop 5 naar rechts.
Zet, zodra de omstandigheden dit toelaten, de knop 5 weer in de stand "Toevoer van buitenlucht" om te voor-komen dat de luchtkwaliteit in het interieur afneemt.
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie

Page 80 of 182

84 -
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Automatische werking
2. Regeling doorhet programma AUTO
Druk op de toets "AUTO".
Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de lucht-recirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestel-de waarde. Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt wor-den, mits de ruiten zijn gesloten.
Voor uw comfort worden de instel-lingen tussen twee startmomenten opgeslagen, mits de temperatuur in het interieur nauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval, dan treedt het automatische programma weer in werking.
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuur-verschil.
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld.
Bij het indrukken van de toets AUTOzal het systeem weer volledig auto-matisch functioneren.
1. Temperatuurregeling
De op het display weergege-ven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortni-veau en niet op de werkelijke temperatuur in graden Cel-sius of Fahrenheit.
Druk op de pijltjestoetsen 1 (omhoog en omlaag) om deze waarde te wijzi-gen. Instelling op ongeveer 21 biedt een optimaal comfort.
Comfort

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 190 next >