PEUGEOT 206 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Page 21 of 123
23
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
-
Onderhoudsindicator
Deze geeft aan hoeveel kilometer u
nog verwijderd bent van de eerstvol-
gende onderhoudscontrole volgens
het onderhoudsschema.5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de nor-
male kilometerstand of de stand van
de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is minder
dan 1.000 km.Voorbeeld:
er is nog 900 km af te leggen
tot de eerstvolgende onderhoudscontrole.
Bij het aanzetten van het contact en ge-
durende 5 seconden daarna geeft de
teller aan:
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de nor-
male kilometerstand aan, maar het
lampje blijft branden.
Dit om aan te geven dat er binnen-
kort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden. De kilo-
metertotaalstand of de stand van de
dagteller wordt aangegeven.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is overschreden.
Elke keer als het contact wordt aangezet,
gaat het lampje gedurende 5 seconden
knipperen en geeft de teller het aantal ki-
lometers aan dat er te veel gereden is.
Voorbeeld: er had 300 km eerder
een onderhoudscontrole uitgevoerd
moeten worden.
Bij het aanzetten van het contact en
gedurende 5 seconden daarna geeft
de teller aan:
DISPLAY OP HET
INSTRUMENTENPANEEL
Dit heeft na het aanzetten van het
contact 3 verschillende functies:
- onderhoudsindicator,
- motorolieniveaumeter,
-
kilometerteller, deze wordt na het
uitzetten van het contact gedurende
30 seconden weergegeven.
Het display geeft tevens informatie
met betrekking tot de snelheidsre-
gelaar of -begrenzer indien één van
beide is ingeschakeld (zie het desbe-
treffende hoofdstuk).
5 seconden na het aanzetten van het
contact geeft de teller weer de nor-
male kilometerstand aan, maar het
lampje blijft branden. De kilometerto-
taalstand of de stand van de dagtel-
ler wordt aangegeven.
Werking
Zodra het contact wordt aangezet,
gaat het lampje (een sleutel die onder-
houdswerkzaamheden symboliseert)
gedurende 5 seconden branden. De
teller geeft (afgerond) het resterende
aantal kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
er is nog 4800 km af te
leggen tot de eerstvolgende onder-
houdscontrole. Bij het aanzetten van
het contact en gedurende 5 secon-
den daarna geeft de teller aan:
Page 22 of 123
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
24 -
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
Het PEUGEOT-netwerk zet de on-
derhoudsindicator na elke onder-
houdscontrole weer op 0.
De onderhoudsindicator kan op de
volgende wijze op 0 worden gezet:
- zet het contact af,
- druk op de knop 1 en houd deze
ingedrukt,
- zet het contact aan.
De kilometerteller begint 10 seconden
af te tellen,
- houd de knop 1 gedurende
10 seconden ingedrukt.
De teller geeft [= 0] aan en het lampje
met de sleutel gaat uit. Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt de onderhoudsindicator en-
kele seconden weergegeven en ver-
volgens gedurende 10 seconden het
motorolieniveau.
Storing motorolieniveaumeter
Het knipperen van de zes segmen-
ten duidt op een storing in de motor-
olieniveaumeter.
Er bestaat kans op ernstige motor-
schade.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Te veel olie
Als de zes segmenten knipperen en
"max" wordt weergegeven, is het
motorolieniveau te hoog, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
te hoog is, raadpleeg dan zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Te weinig olie
Als de zes segmenten knipperen en
"min" wordt weergegeven, is het mo-
torolieniveau te laag, waardoor ern-
stige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld. Controle van het olieniveau met
de peilstok is alleen betrouwbaar
als de auto op een vlakke, hori-
zontale ondergrond staat en de
motor minstens 15 minuten niet
heeft gedraaid.
Page 23 of 123
25
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
-
KILOMETERTELLER
Druk op de knop 1 om te schakelen
tussen:
- de kilometerteller,
- de dagteller,
- de weergave van de snelheidsregelaar of -begrenzer
indien één van beide is
ingeschakeld.
Druk, als de dagteller is ingeschakeld,
op de knop 1 tot de nullen verschijnen
om de dagteller op nul te zetten.
DIMMER
DASHBOARDVERLICHTING
Druk, tijdens het branden van de ver-
lichting, op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te verande-
ren. Als de verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt, laat dan
de knop los en druk deze vervolgens
opnieuw in om de verlichting weer
feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk de knop in, de richtingaanwij-
zers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook
als het contact is afgezet.
Automatische ontsteking van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de rem-
vertraging die optreedt, automatisch
in. De alarmknipperlichten blijven knip-
peren totdat er opnieuw gas wordt ge-
geven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop in te
drukken.
Page 24 of 123
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
26 -
KLOKJEInstellen van de parameters
Houd de knop 1 gedurende twee se-
conden ingedrukt om de gegevens in
te stellen. Zodra een gegeven knip-
pert, kan het worden gewijzigd.
Vervolgens kunnen door het indruk-
ken van de knop 1 in onderstaande
volgorde de verschillende gegevens
geselecteerd worden:
- taal,
- uren (12 of 24 uur),
- minuten,
- jaar,
- maand,
- dag,
- temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit).
Door de knop 2 in te drukken kan het
geselecteerde gegeven gewijzigd
worden. Houd de knop ingedrukt om
de instelling in een hoger tempo te
wijzigen (terug naar het begin na de
laatste waarde).
Als de knop gedurende 7 seconden
niet wordt ingedrukt, geeft het dis-
play het basisscherm weer en zijn de
gewijzigde gegevens opgeslagen.
Opmerking: druk kort op de knop 2
om gedurende enkele seconden de
buitentemperatuur weer te geven.
Knop
1: instellen van de uren.
Knop 2: instellen van de minuten.
Houd de knop ingedrukt om de tijd in
een hoger tempo in te stellen.DISPLAY A
Dit display kan de volgende informa-
tie weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid),
- de informatie van de radio,
- de controle op geopende portieren (bijv.: "portier links voor
geopend", ...),
- de waarschuwingsmeldingen (bijv.: "batterij afstandsbediening
leeg") en de status van de
functies van de auto (bijv.:
"spaarstand actief"), kort
weergegeven.
Page 25 of 123
27
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
-
Instellen van de gegevens
Druk knop 1 in en houd deze ge-
durende 2 seconden ingedrukt. Het
eerste gegeven knippert en kan wor-
den veranderd.
Hierna kunnen door het indrukken
van knop 1 achereenvolgens de ver-
schillende gegevens geselecteerd
worden:
- taal,
- snelheidseenheden (km of mijl),
- temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit),
- tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur),
- uren,
- minuten,
- jaar,
- maand,
- dag.
Door het indrukken van knop 2 kan
het geselecteerde gegeven worden
gewijzigd. Houd de knop ingedrukt
om de gegevens in een hoger tempo
in te stellen.
Als de knop gedurende 7 seconden
niet wordt ingedrukt, geeft het display
het oorspronkelijke scherm weer en
zijn de wijzigingen opgeslagen. MONOCHROOM DISPLAY B
Dit kan de volgende informatie weer-
geven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid),
- informatie van de autoradio,
- controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch
aan of een portier geopend is,
- waarschuwingen (bijv.: "storing laden accu") of berichten (bijv.:
"brandstofniveau laag") die
tijdelijk worden weergegeven,
kunnen worden gewist door op
knop 1 of 2 te drukken,
- de boordcomputer.
Page 26 of 123
AUDIO
28 -
AUTORADIO RD3
Hendel Functie
1 - Indrukken (achterzijde) Volume verhogen
2 - Indrukken (achterzijde) Volume verlagen
1 + 2 - Gelijktijdig indrukken Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets
3 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) -
Volgende nummer
selecteren (CD)
4 - Indrukken A u t o m a t i s c h z o e k e n n a a r z e n d e r s i n a l o p e n d e f r e q u e n t i e ( r a d i o ) - V o
r i g e n u m m e r
selecteren (CD)
5 - Op het uiteinde drukken Wijzigen van de geluidsbron (radio/ CD/CD-wisselaar)
6 - Draaien (rechtsom) Selecteren van volgende opgeslagen zender (radi o) - Selecteren van volgende CD
7 - Draaien (linksom) Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) - Selecteren van vorige CD
Page 27 of 123
29
AUDIO
-
Toets Functie
A AAN/UIT-schakelaar radio.
B - Verlagen van volume.
C + Verhogen van volume.
D RDS RDS-functie AAN/UIT.
Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de region
ale functie.
E TA Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT.
Langer dan 2 seconden indrukken: PTY-functie AAN/UIT.
H ¯Instelling van bassen, hoge tonen, loudness, balans en aut
omatische volumeregeling.
I 5Hoger instellen van de aan de toets
H gekoppelde functies.
J 6Lager instellen van de aan de toets
H gekoppelde functies.
L 8Handmatig en automatisch zoeken van zenders in oplopende frequ
entie.
Volgende nummer (CD) of PTY (radio) selecteren.
M MAN Handmatige/automatische functie van de toetsen L en N.
N 7 H a n d m a t i g e n a u t o m a t i s c h z o e k e n v a n z e n d e r s i n a l o p e n d e f r e q u e n
t i e .
Vorige nummer (CD) of PTY (radio) selecteren.
P CH.CD Selecteren van de CD-wisselaar.
Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afsp
elen.
Q CD Selecteren van de CD-speler.
Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afsp
elen.
R Radio Selecteren van de radiofunctie. Selecteren van het golfbereik
FM1, FM2, FMAST, AM.
Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuze zenders (autostore).
S
5 Uitwerpen van de CD.
1 t/m 6 1 2 3 4 5 6 Selectie van een opgeslagen zender.
Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender.
1 t/m 5 1 2 3 4 5 Selecteren van CD's in de CD-wisselaar.
Page 28 of 123
AUDIO
30 -
ALGEMENE FUNCTIES AUDIO-INSTELLINGEN
Loudness-functie
Met deze functie kunnen de bassen
en hoge tonen bij een gering volume
versterkt worden. Druk op de toetsen
I of J om de functie in of uit te scha-
kelen.
Aan/uit
Druk, als het contact
AAN is of in de stand
ACCESSOIRES staat,
op de knop
A om de
radio aan of uit te zet-
ten.
De radio kan gedurende 30 minu-
ten werken zonder dat het contact
aanstaat.
Diefstalbeveiliging
De radio is zodanig gecodeerd dat
deze alleen in uw auto functioneert.
Het heeft geen enkele zin de radio in
een andere auto te monteren.
De diefstalbeveiliging is volledig
automatisch en behoeft daarom
niet te worden ingeschakeld of in-
gesteld.REGELING VAN HET
VOLUME
Druk herhaaldelijk op de toets C om
het volume te verhogen en op de
toets B om het te verlagen.
Door langer op de toetsen C en B te
drukken wordt het volume sneller ge-
regeld. Bassen
Toonregeling
Druk, als er
"TREB" op het display
wordt weergegeven, op de toets I of
J om de hoge tonen in te stellen.
- "TREB -9" minimum instelling
hoge tonen.
- "TREB 0" normale stand.
- "TREB +9" maximum instelling
hoge tonen.
Druk herhaaldelijk op
de toets
H om achter-
eenvolgens de bassen
(BASS) , de hoge to-
nen (TREB) , de loud-
ness-functie (LOUD),
de fader (FAD), de
balans (BAL) en de
automatische aanpassing van het
volume te kiezen.
Deze functie wordt na enkele secon-
den automatisch weer uitgeschakeld
als er geen instellingen gewijzigd
worden of door de toets H na het be-
reiken van de functie voor de auto-
matische aanpassing van het volume
nogmaals in te drukken.
Opmerking: de instellingen voor de
bassen, de hoge tonen en de loud-
ness zijn gekoppeld aan de op dat
moment ingeschakelde geluidsbron.
Zo kan de toonhoogte voor de ra-
dio, CD of CD-wisselaar verschillend
worden ingesteld. Druk, als er
"BASS"
op het display wordt
weergegeven, op de
toets I of J om de bas-
sen in te stellen.
- "BASS -9"
minimum instelling
bassen.
- "BASS 0" normale stand.
- "BASS +9" maximum instelling
bassen.
Page 29 of 123
31
AUDIO
-
RADIOFUNCTIESelecteren van de radiofunctie
Selecteren van het golfbereik
Faderregeling
Druk, als er
"FAD" op het display wordt
weergegeven, op de toets I of J.
Met de toets I wordt het volume vóór
versterkt.
Met de toets J wordt het volume ach-
ter versterkt.
Balansregeling
Druk, als er "BAL" op het display wordt
weergegeven, op de toets I of J.
Met de toets I wordt het volume
rechts versterkt.
Met de toets J wordt het volume links
versterkt.
Automatische volumeregeling
Met deze functie wordt het volume
automatisch aangepast aan het ge-
luidsniveau ten gevolge van de snel-
heid van de auto.
Druk op de toets I of J om de functie
in- of uit te schakelen. Druk op de toets
R.
Druk herhaaldelijk kort
op de toets R om de
g o l l e n g t e F M 1 , F M 2 ,
FMast of AM te kie-
zen.
Opmerkingen over de
radio-ontvangst
De ontvangst van uw autoradio wijkt
af van de ontvangst van uw radio
thuis. De ontvangst van langegolf,
middengolf en FM-zenders (frequen-
tiemodulatie) kan door diverse oorza-
ken worden gestoord. Dit ligt niet aan
de kwaliteit van het apparaat, maar
aan de opbouw van de radiosignalen
en de wijze van verzenden.
Bij AM-zenders kunnen er storingen
optreden als er onder hoogspan-
ningskabels, in tunnels of onder via-
ducten wordt gereden.
Bij FM-zenders kunnen de afstand
v a n d e z e n d e r , d e r e l e c t i e v a n h e t
signaal door grote obstakels (ber-
gen, gebouwen, enz.) en het zender-
bereik oorzaak zijn van een mindere
ontvangst.
Page 30 of 123
31
AUDIO
-
RADIOFUNCTIESelecteren van de radiofunctie
Selecteren van het golfbereik
Faderregeling
Druk, als er
"FAD" op het display wordt
weergegeven, op de toets I of J.
Met de toets I wordt het volume vóór
versterkt.
Met de toets J wordt het volume ach-
ter versterkt.
Balansregeling
Druk, als er "BAL" op het display wordt
weergegeven, op de toets I of J.
Met de toets I wordt het volume
rechts versterkt.
Met de toets J wordt het volume links
versterkt.
Automatische volumeregeling
Met deze functie wordt het volume
automatisch aangepast aan het ge-
luidsniveau ten gevolge van de snel-
heid van de auto.
Druk op de toets I of J om de functie
in- of uit te schakelen. Druk op de toets
R.
Druk herhaaldelijk kort
op de toets R om de
g o l l e n g t e F M 1 , F M 2 ,
FMast of AM te kie-
zen.
Opmerkingen over de
radio-ontvangst
De ontvangst van uw autoradio wijkt
af van de ontvangst van uw radio
thuis. De ontvangst van langegolf,
middengolf en FM-zenders (frequen-
tiemodulatie) kan door diverse oorza-
ken worden gestoord. Dit ligt niet aan
de kwaliteit van het apparaat, maar
aan de opbouw van de radiosignalen
en de wijze van verzenden.
Bij AM-zenders kunnen er storingen
optreden als er onder hoogspan-
ningskabels, in tunnels of onder via-
ducten wordt gereden.
Bij FM-zenders kunnen de afstand
v a n d e z e n d e r , d e r e l e c t i e v a n h e t
signaal door grote obstakels (ber-
gen, gebouwen, enz.) en het zender-
bereik oorzaak zijn van een mindere
ontvangst.