Peugeot 206 CC 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 21 of 125

22
21-06-2004
23
21-06-2004
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Onderhoudsintervalindicator
Deze geeft aan hoeveel kilometer
u nog verwijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudscontrole
volgens het onderhoudsschema.
Werking
Zodra het contact wordt aangezet,
gaat het lampje (een sleutel die
o n d e r h o u d s w e r k z a a m h e d e n
symboliseert) gedurende 5 seconden
branden. De teller geeft (afgerond)
het resterende aantal kilometers tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld: Er is nog 4.800 km
af te leggen tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole. Bij het aanzetten
van het contact en gedurende 5
seconden daarna geeft de teller aan:
5 seconden na het aanzetten van
het contact geeft de teller weer de
normale kilometerstand of de stand
van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is minder
dan 1.000 km.
Voorbeeld: Er is nog 900 km af
te leggen tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole.
Bij het aanzetten van het contact en
gedurende 5 seconden daarna geeft
de teller aan:
5 seconden na het aanzetten van het contact
geeft de teller weer de normale kilometerstand
aan, maar het lampje blijft branden.
Dit om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden. De kilometertotaalstand of
de stand van de dagteller wordt aangegeven.
De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is
overschreden.
Elke keer als het contact wordt aangezet,
gaat het lampje gedurende 5 seconden
knipperen en geeft de teller het aantal
kilometers aan dat er te veel gereden is.
Voorbeeld: Er had 300 km eerder een
onderhoudscontrole uitgevoerd moeten
worden.
Bij het aanzetten van het contact en
gedurende 5 seconden daarna geeft de
teller aan:
5 seconden na het aanzetten van
het contact geeft de teller weer
de normale kilometerstand aan,
maar het lampje blijft branden. De
kilometertotaalstand of de stand van
de dagteller wordt aangegeven.
Opmerking: De onderhoudssleutel gaat
ook branden als het onderhoudsinterval
van 2 jaar is overschreden*.
DISPLAY OP HET
TRUMENTENPANEEL
Dit heeft na het aanzetten van het
contact, 3 verschillende functies:
- onderhoudsintervalindicator,
- motorolieniveaumeter,
- kilometerteller, deze wordt na het uitzetten van het
contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het
vergrendelen en ontgrendelen van
de auto gedurende 30 seconden
weergegeven.
* Volgens land van bestemming.

Page 22 of 125

24
21-06-2004
25
21-06-2004
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt de onderhoudsinter-
valindicator enkele seconden
weergegeven en vervolgens gedurende
10 seconden het motorolieniveau.
Te veel olie
Als de zes segmenten knipperen en
"max" wordt weergegeven, is het
motorolieniveau te hoog, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te
hoog is, raadpleeg dan zo snel mogelijk
een PEUGEOT-servicepunt.
Op 0 zetten van de onderhouds-
intervalindicator
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de
onderhoudsintervalindicator na elke
onderhoudscontrole weer op 0.
De onderhoudsintervalindicator kan
op de volgende wijze op 0 worden
gezet:
- zet het contact af,
- druk op de knop 1 en houd deze
ingedrukt,
- zet het contact aan.
De kilometerteller begint 10
seconden terug te tellen,
- houd de knop 1 gedurende 10
seconden ingedrukt.
De teller geeft [= 0] aan en het
lampje gaat uit.
Te weinig olie
Als de zes segmenten knipperen
en "min" wordt weergegeven, is het
motorolieniveau te laag, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld.Storing motorolieniveaumeter
Het knipperen van de zes
segmenten duidt op een storing in de
motorolieniveaumeter.
Er bestaat kans op ernstige
motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.
Controle van het olieniveau met
de peilstok is alleen betrouwbaar
als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en
de motor minstens 10 minuten
niet heeft gedraaid.

Page 23 of 125

24
21-06-2004
25
21-06-2004
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Druk op de knop 1 om over te
schakelen van kilometerteller naar
dagteller en terug.
Druk, als de dagteller is ingeschakeld,
op de knop 1 tot de nullen verschijnen
om de dagteller op nul te zetten.
Kilometerteller
Druk, tijdens het branden van
de verlichting, op de knop om de
sterkte van de dashboardverlichting
te veranderen. Als de verlichting
de zwakste (of felste) stand heeft
bereikt, laat dan de knop los en druk
deze vervolgens opnieuw in om de
verlichting weer feller (of zwakker)
te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
DIMMER
DASHBOARDVERLICHTING
Automatische ontsteking van
de alarmknipperlichten*
Bij een noodstop schakelen de
alarmknipperlichten, afhankelijk
van de remvertraging die
optreedt, automatisch in. De
alarmknipperlichten blijven knipperen
totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop in te
drukken.
ARMKNIPPERLICHTEN
Druk de knop in, de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook
als het contact is afgezet.
* Volgens land van bestemming.

Page 24 of 125

26
21-06-2004
27
21-06-2004
Instellen van de gegevens
Druk knop 1 in en houd deze
gedurende 2 seconden ingedrukt.
Het eerste gegeven knippert en kan
worden veranderd.
Hierna kunnen door het indrukken
van knop 1 achereenvolgens de
verschillende gegevens geselecteerd
worden:
- de taal,
- de snelheidseenheden (km of mijl),
- de temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit),
- de tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur),
- de uren,
- de minuten,
- het jaar,
- de maand,
- de dag.
Door het indrukken van knop 2 kan
het geselecteerde gegeven worden
gewijzigd. Houd de knop ingedrukt
om de gegevens in een hoger tempo
in te stellen.
Als de knop gedurende 7 seconden
niet wordt ingedrukt, geeft het
display het basisscherm weer en zijn
de wijzigingen opgeslagen. DISPLAY B
Dit kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid),
- informatie van de autoradio,
- controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch aan
of een portier geopend is,
- waarschuwingen (bijv.: “storing laden accu”) of berichten (bijv.:
“brandstofniveau laag”) die tijdelijk
worden weergegeven, kunnen
worden gewist door op knop 1 of 2
te drukken,
- de boordcomputer.
UW 206 CC IN DETAIL

Page 25 of 125

26
21-06-2004
27
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAIL
Dit kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd.
- de datum.
- de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid).
- informatie van de autoradio.
- controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch aan
of een portier geopend is.
- waarschuwingen die tijdelijk worden weergegeven (bijv.:
"brandstofniveau laag") kunnen
worden gewist met behulp van de
afstandsbediening.
- de boordcomputer (zie desbetreffende hoofdstuk).
- het navigatiesysteem (zie desbetreffende hoofdstuk). Permanente plaatsbepaling
Deze functie geeft de naam van
de straat waarin de auto zich
bevindt weer als er geen navigatie
plaatsvindt.
Druk op de toets "
mod" van de
afstandsbediening om de naam van
de straat waarin u zich bevindt weer
te geven.
Druk op de rechterpijl van de
afstandsbediening om met de
functie "zoom" op de informatie in
te zoomen.
LET OP : De CD-Rom met
cartograische gegevens moet in de
speler zijn geplaatst.
DISPLAY CInstellen van parameters
Met behulp van de afstandsbediening
kunnen de parameters ingesteld
worden. De toegang tot de
verschillende menu's is bij het
navigatiesysteem beschreven.

Page 26 of 125

28
21-06-2004
29
21-06-2004
AUTORADIO RD3UW 206 CC IN DETAIL
Hendel
Functie
1 - Indrukken (achterzijde) Volume verhogen
2 - Indrukken (achterzijde) Volume verlagen
1 + 2 - Gelijktijdig indrukken Geluid onderbreken (mute); geluid kee rt terug door indrukken van een willekeurige toets
3 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) -
Volgende nummer selecteren (CD)
4 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in alopende frequentie (radio) -
Vorige nummer selecteren (CD)
5 - Op het uiteinde drukken Wijzigen van de geluidsbron (radio/ CD/CD-wisselaar)
6 - Draaien (rechtsom) Selecteren van volgende opgeslagen zender (radi o) - Selecteren van volgende CD
7 - Draaien (linksom) Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) - Selecteren van vorige CD

Page 27 of 125

28
21-06-2004
29
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAIL
ToetsFunctie
A AAN/UIT-schakelaar radio.
B - Verlagen van volume.
C + Verhogen van volume.
D
5Uitwerpen van de CD.
E RDS RDS-functie AAN/UIT.
Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de region
ale functie.
F
TAVoorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT.
Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de PTY-functie.
G
¯Instellen van bassen, hoge tonen, loudness, balans en fade r en automatische volumeregeling.
H
5Hoger instellen van de aan de toets G gekoppelde functies.
I
6Lager instellen van de aan de toets G gekoppelde functies.
J 8Handmatig en automatisch zoeken van zenders in oplopende frequ
entie.
Volgende nummer van CD en volgend programmatype (PTY) (radio) selectere n.
K MAN Handmatige/automatische functie van de toetsen J en L.
L 7Handmatig en automatisch zoeken van zenders in alopende freque
ntie.
Vorige nummer van CD en vorig programmatype (PTY) (radio) selecteren.
M CH. CD Selecteren van de CD-wisselaar.
Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afsp
elen.
N CD Selecteren van de CD-speler.
Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afsp
elen.
O Radio Selecteren van de radiofunctie. Selecteren van het golfbereik F
M1, FM2, FMAST, AM.
Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuze zenders (autostore).
1 t/m 6 1 2 3 4 5 6 Selectie van een opgeslagen zender.
Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender.
1 t/m 5 1 2 3 4 5 Selecteren van CD's uit de CD-wisselaar.

Page 28 of 125

30
21-06-2004
31
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAIL
ALGEMENE FUNCTIES AUDIO-INSTELLINGEN
Loudness-functie
Met deze functie kunnen de bassen
en hoge tonen versterkt worden.
Druk op de toetsen H of I om de
functie in- of uit te schakelen.
Aan / uit
Druk, als het contact
AAN is of in de stand
A C C E S S O I R E S
staat, op de knop
A
om de radio aan of uit
te schakelen.
De radio kan gedurende
30 minuten werken zonder dat het
contact aanstaat.
Diefstalbeveiliging
De radio is zodanig gecodeerd dat
deze alleen in uw auto functioneert.
Het heeft geen enkele zin de radio in
een andere auto te monteren.
De diefstalbeveiliging is volledig
automatisch en behoeft daarom
niet te worden ingeschakeld of
ingesteld.
REGELING VAN HET VOLUME
Druk herhaaldelijk op de toets C om
het volume te verhogen en op de
toets B om het te verlagen.
Druk lang op de toets C of B om het
volume sneller te verhogen resp. te
verlagen. Bassen
Toonregeling
Druk, als er
"TREB" op het display
wordt weergegeven, op de toets H of
I om de hoge tonen in te stellen.
- "TREB -9" minimum instelling
hoge tonen.
- "TREB 0" normale stand.
- "TREB +9" maximum instelling
hoge tonen.
Druk herhaaldelijk
op de toets
G om
a c h t e r e e n v o l g e n s
de bassen (BASS),
de hoge tonen
(TREB) , de loudness-
functie (LOUD),
de fader (FAD), de
balans (BAL) en de automatische
aanpassing van het volume te
kiezen.
Deze functie wordt automatisch weer
uitgeschakeld als er geen instellingen
gewijzigd worden of door de toets G
na het bereiken van de functie voor
de automatische aanpassing van het
volume nogmaals in te drukken.
Opmerking: De instellingen
voor de bassen, de hoge tonen en
de loudness zijn gekoppeld aan
de op dat moment ingeschakelde
geluidsbron. Zo kan de toonhoogte
voor de radio, CD of CD-wisselaar
verschillend worden ingesteld. Druk, als er
"BASS"
op het display wordt
weergegeven, op de
toets H of I om de
bassen in te stellen.
- "BASS -9" minimum
instelling bassen.
- "BASS 0" normale
stand.
- "BASS +9" maximum instelling
bassen.

Page 29 of 125

30
21-06-2004
31
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAILRADIOFUNCTIE
Opmerkingen over de radio-
ontvangst
De ontvangst van uw autoradio wijkt
af van de ontvangst van uw radio
thuis. De ontvangst van langegolf,
middengolf en FM-zenders
(frequentiemodulatie) kan door
diverse oorzaken worden gestoord.
Dit ligt niet aan de kwaliteit van het
apparaat, maar aan de opbouw van
de radiosignalen en de wijze van
verzenden.
Bij AM-zenders kunnen er
storingen optreden als er onder
hoogspanningskabels , in tunnels of
onder viaducten wordt gereden.
Bij FM-zenders kunnen de afstand
van de zender, de relectie van
het signaal door grote obstakels
(bergen, gebouwen, enz.) en het
zenderbereik oorzaak zijn van een
mindere ontvangst.
Selecteren van de radiofunctie Automatisch afstemmen
Faderregeling
Druk, als er
"FAD" op het display
wordt weergegeven, op de toets H
of I.
Met de toets H wordt het volume vóór
versterkt.
Met de toets I wordt het volume
achter versterkt.
Balansregeling
Druk, als er "BAL" op het display
wordt weergegeven, op de toets H
of I.
Met de toets H wordt het volume
rechts versterkt.
Met de toets I wordt het volume links
versterkt.
Automatische volumeregeling
Met deze functie wordt het volume
automatisch aangepast aan het
geluidsniveau ten gevolge van de
snelheid van de auto.
Druk op de toets H of I om de functie
in- of uit te schakelen.
Druk op de toets O. Druk kort op de toets
O
, om de gollengte
FM1, FM2, FMast of
AM te kiezen.
Druk kort op één van de toetsen J
of L om respectievelijk de volgende
of vorige zender te selecteren. Als
deze toets wordt vastgehouden,
blijft de radio in de gekozen volgorde
frequenties afzoeken.
De radio stopt bij de eerste zender
die na het loslaten van de toets wordt
gevonden.
Als de functie TA is ingeschakeld,
wordt alleen afgestemd op zenders
die verkeersinformatie uitzenden.
Eerst worden de sterkste zenders
afgezocht in de stand "LO". Daarna
wordt in de stand "DX" ook naar
zwakkere zenders gezocht.
Druk twee keer kort op de toets J
of L om direct in de stand "DX" op
de zwakkere zenders af te kunnen
stemmen.
Selecteren van het golfbereik

Page 30 of 125

30
21-06-2004
31
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAILRADIOFUNCTIE
Opmerkingen over de radio-
ontvangst
De ontvangst van uw autoradio wijkt
af van de ontvangst van uw radio
thuis. De ontvangst van langegolf,
middengolf en FM-zenders
(frequentiemodulatie) kan door
diverse oorzaken worden gestoord.
Dit ligt niet aan de kwaliteit van het
apparaat, maar aan de opbouw van
de radiosignalen en de wijze van
verzenden.
Bij AM-zenders kunnen er
storingen optreden als er onder
hoogspanningskabels , in tunnels of
onder viaducten wordt gereden.
Bij FM-zenders kunnen de afstand
van de zender, de relectie van
het signaal door grote obstakels
(bergen, gebouwen, enz.) en het
zenderbereik oorzaak zijn van een
mindere ontvangst.
Selecteren van de radiofunctie Automatisch afstemmen
Faderregeling
Druk, als er
"FAD" op het display
wordt weergegeven, op de toets H
of I.
Met de toets H wordt het volume vóór
versterkt.
Met de toets I wordt het volume
achter versterkt.
Balansregeling
Druk, als er "BAL" op het display
wordt weergegeven, op de toets H
of I.
Met de toets H wordt het volume
rechts versterkt.
Met de toets I wordt het volume links
versterkt.
Automatische volumeregeling
Met deze functie wordt het volume
automatisch aangepast aan het
geluidsniveau ten gevolge van de
snelheid van de auto.
Druk op de toets H of I om de functie
in- of uit te schakelen.
Druk op de toets O. Druk kort op de toets
O
, om de gollengte
FM1, FM2, FMast of
AM te kiezen.
Druk kort op één van de toetsen J
of L om respectievelijk de volgende
of vorige zender te selecteren. Als
deze toets wordt vastgehouden,
blijft de radio in de gekozen volgorde
frequenties afzoeken.
De radio stopt bij de eerste zender
die na het loslaten van de toets wordt
gevonden.
Als de functie TA is ingeschakeld,
wordt alleen afgestemd op zenders
die verkeersinformatie uitzenden.
Eerst worden de sterkste zenders
afgezocht in de stand "LO". Daarna
wordt in de stand "DX" ook naar
zwakkere zenders gezocht.
Druk twee keer kort op de toets J
of L om direct in de stand "DX" op
de zwakkere zenders af te kunnen
stemmen.
Selecteren van het golfbereik

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 130 next >