Peugeot 206 CC 2004 Handleiding (in Dutch)

Page 61 of 125

62
21-06-2004
63
21-06-2004
OVERZICHT BEVESTIGING
KINDERZITJES
Conform de Europese wetgeving
(Richtlijn 2000/3) geeft het
onderstaande overzicht de
mogelijkheden met betrekking tot
het plaatsen van een universeel
gehomologeerd kinderzitje met de
veiligheidsgordel (kinderzitje dat in
alle auto's met de veiligheidsgordel
kan worden bevestigd), gerangschikt
naar het gewicht van het kind en de
plaats in de auto.
Merk Model Homologatienr.
L4 RECARO Start E1 03301108
L5 KLIPPAN Optima E17 030007
Bijzonderheden
De kinderzitjes «BRITAX Babysure»
(L1), «RÖMER Baby-Safe» (L2) en
«KIDDY Life» (L3) kunnen niet op
de achterzitplaatsen van uw auto
worden geplaatst.
(a) Groep 0: van geboorte tot 10 kg.
(b) De wettelijke voorschriften voor
het vervoer van kinderen op de
passagiersstoel vóór zijn per
land verschillend. Raadpleeg de
wetgeving in uw land.
UW 206 CC IN DETAIL
Plaats Gewicht en leeftijdsindicatie van het kindGewicht lager dan 13 kg
(groep 0 (a) en 0+)
Vanaf de geboorte tot ca. 1 jaar Gewicht tussen
9 en 18 kg(groep 1)
Van ca. 1 tot ca. 3 jaar Gewicht tussen 15 en
25 kg
(groep 2)
Van ca. 3 tot ca. 6 jaar Gewicht tussen
22 en 36 kg (groep 3)
Van ca. 6 tot ca. 10 jaar
Passagiersstoel vóór (b)
Vaste stoel,
In hoogte verstelbare stoel U U U U
Buitenste zitplaats achter X RÖMER Duo* L4, L5 L4, L5
U: Plaats geschikt voor het
bevestigen van een universeel
goedgekeurd kinderzitje met de
veiligheidsgordel.
Kinderzitje geplaatst met «de rug
in de rijrichting» of kinderzitje «het
gezicht in de rijrichting».
X: Plaats niet geschikt voor het
bevestigen van een kinderzitje uit de
aangegeven gewichtsgroep.
L- : Alleen de aangegeven kinderzitjes
mogen op de desbetreffende plaats
worden bevestigd (volgens land van
bestemming).
* Uitsluitend vastgemaakt met de veiligheidsgordel (E1 03301133)

Page 62 of 125

62
21-06-2004
63
21-06-2004
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordels omdoen
Trek de riem om u heen en steek de
gesp in de gordelsluiting. Veiligheidsgordels vóór met
pyrotechnische gordelspanners
en gordelkrachtbegrenzers
Dankzij de toepassing van veilig-
heidsgordels met gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers is de veilig-
heid van de voorste inzittenden bij
frontale aanrijdingen nog verder ver-
beterd. De gordelspanners dienen
om, afhankelijk van de kracht van
de aanrijding, de veiligheidsgordels
stevig tegen de lichamen van de in-
zittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met
gordelspanners werken alleen als
het contact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt
de kracht waarmee de gordel
tegen het lichaam van de inzittende
getrokken wordt.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van twee driepuntsgordels met
oprolautomaat.
UW 206 CC IN DETAIL
De gordel heeft het
meeste effect als deze
strak om het lichaam
gedragen wordt.
De gordelspanners kunnen,
afhankelijk van de aard en de
kracht van de aanrijding, vóór
en onafhankelijk van de airbags
afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag
in het instrumentenpaneel gaat bij
het afgaan van de gordelspanners
branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.

Page 63 of 125

64
21-06-2004
65
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAIL
SLEUTELS
Met behulp van de sleutels kunnen
de portieren, het kofferdeksel (openen), de tankdop en het slot van
het dashboardkastje onafhankelijk
van elkaar worden bediend, kan de
airbag aan passagierszijde worden
uitgeschakeld en kan het contactslot
worden bediend.
Vergrendelen en ontgrendelen
Met behulp van de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier:
- kunnen de portieren en het kofferdeksel gelijktijdig vergrendeld
worden.
- kunnen de portieren gelijktijdig ontgrendeld worden.
Wanneer een van de portieren
is geopend, werkt de centrale
vergrendeling niet.
Het kofferdeksel kan alleen
ontgrendeld worden met de sleutel
in het slot van het kofferdeksel. Afstandsbediening
Met de afstandsbediening kunnen
dezelfde functies worden uitgevoerd.
Vergrendelen
Druk op de knop
A om de auto te
vergrendelen.
Het vergrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer
2 seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Ontgrendelen
Druk op de knop B om de portieren
te ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Opmerking:
Druk de knop van de
afstandsbediening niet buiten het
bereik van de auto in. Hierdoor kan
het systeem buiten werking raken. In
dat geval moet de afstandsbediening
opnieuw gesynchroniseerd worden
(zie het desbetreffende hoofdstuk). Lokaliseren van de auto
Om de eerder vergrendelde auto te
lokaliseren op een parkeerplaats:
F
Druk op de knop A, de plafonnier
gaat branden en de knipperlichten
knipperen gedurende enkele
seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in
het contact steekt, klinkt er een
geluidssignaal. Batterij van afstandsbediening
vervangen
Als de batterij leeg is, verschijnt
in combinatie met een
geluidssignaal de melding
"Batterij
afstandsbediening leeg" op het
multifunctionele display.
Draai de schroef los en wip het huis
met een muntstuk bij het oog los om de
batterij te vervangen (CR 2016/3 V).
Als de afstandsbediening na
het vervangen van de batterij
niet werkt, moet deze opnieuw
gesynchroniseerd worden.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
F Zet het contact uit.
F Zet het contact weer aan.
F Druk direct gedurende enkele
seconden op de knop A.
F Zet het contact uit en verwijder
de sleutel uit het contactslot. De
afstandsbediening werkt nu weer.

Page 64 of 125

64
21-06-2004
65
21-06-2004
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert
het motormanagementsysteem en
voorkomt zo het starten van de motor
bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een speciieke code
beschikt. Bij het aanzetten van
het contact moet de code van de
sleutel worden herkend door de
startblokkering, waarna de motor
gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem dient
u zo snel mogelijk een PEUGEOT-
servicepunt te raadplegen. Codekaart
Op deze kaart staat de
identiicatiecode die uw
PEUGEOT-servicepunt nodig
heeft bij werkzaamheden aan de
elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm
alleen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een
veilige plaats buiten de auto.
UW 206 CC IN DETAIL
Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode
is als streepjescode
aangegeven op het label
bij de sleutel . Een PEUGEOT-
servicepunt kan bij verlies snel
voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiograische afstandsbedie-
ning is een systeem met een groot
bereik. Het is raadzaam om niet
met de knop van de afstandsbe-
diening te spelen om te voorko-
men dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
De afstandsbediening kan niet
functioneren als de sleutel in
het contactslot zit, zelfs als het
contact uitstaat, behalve voor het
herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde
portieren kan in geval van nood
de toegang tot het interieur
belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel
met afstandsbediening mee als u
de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Druk nooit op de knoppen van
uw afstandsbediening buiten het
bereik van uw auto.
De afstandsbediening kan dan
onbruikbaar worden en moet
in dat geval opnieuw worden
geprogrammeerd.
Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de
codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT- servicepunt in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn
dat de in uw bezit zijnde sleutels
de enige zijn waarmee de auto
kan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.

Page 65 of 125

64
21-06-2004
65
21-06-2004
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert
het motormanagementsysteem en
voorkomt zo het starten van de motor
bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een speciieke code
beschikt. Bij het aanzetten van
het contact moet de code van de
sleutel worden herkend door de
startblokkering, waarna de motor
gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem dient
u zo snel mogelijk een PEUGEOT-
servicepunt te raadplegen. Codekaart
Op deze kaart staat de
identiicatiecode die uw
PEUGEOT-servicepunt nodig
heeft bij werkzaamheden aan de
elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm
alleen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een
veilige plaats buiten de auto.
UW 206 CC IN DETAIL
Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode
is als streepjescode
aangegeven op het label
bij de sleutel . Een PEUGEOT-
servicepunt kan bij verlies snel
voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiograische afstandsbedie-
ning is een systeem met een groot
bereik. Het is raadzaam om niet
met de knop van de afstandsbe-
diening te spelen om te voorko-
men dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
De afstandsbediening kan niet
functioneren als de sleutel in
het contactslot zit, zelfs als het
contact uitstaat, behalve voor het
herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde
portieren kan in geval van nood
de toegang tot het interieur
belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel
met afstandsbediening mee als u
de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.
Druk nooit op de knoppen van
uw afstandsbediening buiten het
bereik van uw auto.
De afstandsbediening kan dan
onbruikbaar worden en moet
in dat geval opnieuw worden
geprogrammeerd.
Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de
codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT- servicepunt in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn
dat de in uw bezit zijnde sleutels
de enige zijn waarmee de auto
kan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.

Page 66 of 125

66
21-06-2004
67
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAIL
PORTIEREN
Vergrendelen van binnenuit
Vergrendelen: Druk op de knop
A . Met het vergrendelen van een
voorportier worden tegelijkertijd ook
het portier aan passagierszijde en
het kofferdeksel vergrendeld.
Ontgrendelen van binnenuit
Trek aan de knop A of aan de
handgreep om het portier te
ontgrendelen.
Waarschuwing "portier open"
Als bij draaiende motor een
portier niet goed is gesloten, zal
een geluidssignaal te horen zijn in
combinatie met een bijbehorende
melding of afbeelding op het
multifunctionele display.
Tijdens het rijden gaat, als de
knop van de plafonnier in de stand
"verlichting gaat branden als een
portier geopend wordt" staat, de
plafonnier knipperen.
Openen van buitenaf
Openen van binnenuit
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN VAN HET
KOFFERDEKSEL
Vergrendel het kofferdeksel met de
sleutel (draai de sleutel van A naar
C ) of met de afstandsbediening.
Ontgrendel het kofferdeksel met de
sleutel (draai de sleutel van A naar
B ).
De verlichting van de bagageruimte
gaat automatisch aan zodra het
kofferdeksel geopend wordt.

Page 67 of 125

66
21-06-2004
67
21-06-2004
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde: Trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard.
Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
UW 206 CC IN DETAIL
MOTORKAPSTEUN
Plaats de stang in de uitsparing om
de motorkap te ondersteunen.
Druk de stang in de houder alvorens
de motorkap te sluiten.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of
de motorkap goed vergrendeld is.
BRANDSTOF TANKEN
Het tanken dient met afgezette
motor te geschieden.
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.
Op een label staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt kunnen er storingen
optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 47 liter.

Page 68 of 125

68
21-06-2004
69
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAIL
ELEKTRISCH BEDIENBAAR
DAK
Openen van het dak
Zet tijdens het openen van het dak
nooit het contact af.
F Zet de auto stil op een horizontale
ondergrond.
F Controleer of het afdekscherm
1 is vastgemaakt (er mogen
geen voorwerpen op geplaatst
zijn; eventuele bagage
mag het afdekscherm niet
omhoogdrukken).
F Controleer of er geen voorwerpen
op de hoedenplank geplaatst zijn.
F Controleer of het kofferdeksel
goed dicht zit.
F Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in stand M . F
Ontgrendel de twee haken
2 volledig ; deze handeling
wordt bevestigd door een
geluidssignaal.
F Trek aan knop 3 tot het
geluidssignaal aangeeft dat het
dak volledig is geopend.
Tijdens het bedienen van het
dak worden eerst de portierruiten
en vervolgens de achterzijruiten
automatisch geopend, het
kofferdeksel wordt geopend en
het dak wordt opgevouwen en
opgeborgen in de bagageruimte,
waarna het kofferdeksel sluit en de
hoedenplank wordt geplaatst.
Opmerking: Na het openen of
sluiten van het dak kunnen de ruiten
weer bediend worden. Storing in het systeem:
Controleer als het dak niet beweegt
of het afdekscherm is uitgetrokken
en vastgemaakt en of het
kofferdeksel goed dicht zit. Als de
beweging van het dak stopt, klinkt
een ononderbroken geluidssignaal:
F
Laat de knop 3 los en trek
opnieuw aan deze knop om het
openen van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Het is raadzaam na regen of
na het wassen van uw auto te
wachten met het openen van het
dak tot het opgedroogd is.

Page 69 of 125

68
21-06-2004
69
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAIL
Sluiten van het dak
Zet tijdens het sluiten van het dak
nooit het contact af.
F Controleer of het afdekscherm 1
is uitgetrokken en vastgemaakt
(er mogen geen voorwerpen op
geplaatst zijn; eventuele bagage
mag het afdekscherm niet
omhoogdrukken).
F Controleer of het kofferdeksel
goed gesloten is.
F Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in de stand M .
F Druk op de knop 3 tot het
geluidssignaal aangeeft dat het
dak volledig is gesloten.
Tijdens het sluiten van het dak worden
de portierruiten en de achterzijruiten
automatisch geopend, de
hoedenplank wordt weggevouwen,
het kofferdeksel wordt geopend, het
dak wordt uitgevouwen en geplaatst,
waarna het kofferdeksel weer wordt
gesloten.
F Vergrendel tenslotte de twee
haken 2.
Opmerking: Na het openen of
sluiten van het dak kunnen de ruiten
weer bediend worden. Storing in het systeem:
Controleer als het dak niet beweegt
of het afdekscherm is uitgetrokken en
vastgemaakt en of het kofferdeksel
goed dicht zit.
Als de beweging van het dak
stopt, klinkt een ononderbroken
geluidssignaal:
F
Laat de knop 3 los en druk deze
knop opnieuw in om het sluiten
van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Als tijdens het rijden een
ononderbroken geluidssignaal klinkt,
betekent dit dat het dak en/of het
kofferdeksel niet zijn vergrendeld:
F Zet de auto stil en trek de handrem
aan.
F Open en sluit het dak volledig;
volg hierbij de instructies.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Bij een eventuele elektrische of
hydraulische storing kan het dak
met de hand gesloten worden.
Wanneer de zijruiten niet geheel
meer kunnen worden geopend is
het automatisch openen of sluiten
van het dak onmogelijk. Niettemin
is het mogelijk om het door middel
van een bijzondere procedure te
sluiten.
Raadpleeg de noodprocedures
achterin dit boekje.
Bedien het dak niet
wanneer een bagagerek
op het kofferdeksel
bevestigd en beladen is.
Let erop dat er zich, tijdens het
openen of sluiten van het dak,
geen personen in de buurt van het
bedieningsmechanisme bevinden;
hiermee wordt risico op letsel
voorkomen.
Laat knop 3 nooit langer dan 5
minuten los als het dak nog niet
volledig gesloten of geopend
is. Laat bij gevaar echter de
bedieningsknop los; het dak
stopt direct met bewegen. U
kunt het openen of sluiten van
het dak hervatten zolang het
geluidssignaal te horen is.

Page 70 of 125

70
21-06-2004
71
21-06-2004
UW 206 CC IN DETAIL
Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch of het dimlicht
handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistlampen vóór, het
mistachterlicht en de parkeerlichten
branden (draai de ring naar achteren
om de mistlampen vóór uit te
schakelen. De parkeerlichten worden
dan uitgeschakeld).
Follow me home
De parkeer- en dimlichten kunnen
gedurende ongeveer 30 seconden
blijven branden als u de auto
verlaat:
- zet het contact in de stand STOP.
- zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- Geef een lichtsignaal.
- Verlaat en vergrendel de auto.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Opmerking:
als het contact is afgezet,
het automatisch inschakelen van de
verlichting is uitgeschakeld en het
bestuurdersportier wordt geopend, klinkt
een geluidssignaal om aan te geven dat
de verlichting nog brandt.
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting vóór en achter
Draai ring A om de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht
Automatisch
inschakelen van de
verlichting Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en
mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht
worden ingeschakeld door de ring
B
naar voren te draaien en uitgeschakeld
door de ring naar achteren te draaien.
Het branden wordt aangegeven
door een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
De mistlampen vóór werken in combinatie
met de parkeerlichten en het dimlicht.
Als het grootlicht wordt ingeschakeld, worden
de mistlampen vóór uitgeschakeld. Zodra
het grootlicht weer wordt uitgeschakeld,
worden de mistlampen weer ingeschakeld.
Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen naar
voren)
.
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om
achtereenvolgens het mistachterlicht
en de mistlampen vóór te doven.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers
en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig zijn.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 130 next >