Peugeot 206 CC 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 51 of 129

50 -Comfort
01-03-2005
51
-Comfort
01-03-2005
Dit is de normale stand. Belangrijke
voorzorgsmaatregelen
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-
servicepunt controleren.
4. Luchtopbrengstregeling
Draai de knop in 1 van de
4 standen om de gewenste
luchtopbrengst te bereiken. 6. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
Deze gaat na ongeveer 12 minuten
automatisch uit.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de achterruitverwarming opnieuw
gedurende 12 minuten in te scha-
kelen.
Druk de toets nogmaals in om de
achterruitverwarming eerder uit te
schakelen.
Opmerking : Deze functie werkt niet
wanneer het dak in de bagageruimte
is opgeborgen.
5. Regeling luchttoevoer
Toevoer van buitenlucht.
Luchtrecirculatie.
Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl
de airco is ingeschakeld, wordt
de capaciteit van de airco en de
verwarming vergroot .
Als deze stand wordt gebruikt zonder
de airconditioning, bestaat het risico
dat de ruiten beslaan.
Zet de knop, zodra de omstandig-
heden dit toelaten, weer in de stand
toevoer buitenlucht. Snel ontwasemen-ontdooien
Ga voor het snel ontwasemen of
ontdooien van de voorruit en de
zijruiten als volgt te werk:
- schakel de airconditioning in.
- stel de temperatuur en de luchtop-
brengst in op maximaal.
- sluit de middelste ventilati- eroosters.
- plaats de knop van de luchttoe- voerregeling naar links in de stand
"Toevoer van buitenlucht".

Page 52 of 129

52 -Comfort
01-03-2005
53
-Comfort
01-03-2005
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Opmerking :
De werking van het systeem kan minder zijn wanneer het dak open is.
Automatische werking
1. Temperatuurregeling Druk op de toets AUTO. Het
systeem regelt de luchtge-
steldheid in het interieur
automatisch aan de hand
van de door u ingestelde waarde.
Hiervoor regelt het systeem de
temperatuur, de luchtopbrengst, de
luchtverdeling naar de luchtroosters
en schakelt het indien nodig de air-
conditioning in.
2. Automatisch programma
"comfort" De instellingen worden voor uw
comfort tussen twee startmomenten
opgeslagen, mits de temperatuur in
het interieur nauwelijks is veranderd.
Is dit wel het geval, dan treedt het
automatische programma weer in
werking.
3. Automatisch programma
"zicht"
In sommige gevallen kan
het programma "comfort"
niet toereikend blijken om
de ruiten condens- en ijsvrij
te houden (vocht, veel inzittenden,
vorst...). Kies dan dit programma om
de ruiten snel te ontwasemen.
Druk op de toets AUTO om dit
programma af te sluiten en weer
terug te keren naar het automatisch
programma "comfort".
Handmatige bediening
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
De op het display weergege-
ven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortni-
veau en niet op een tempe-
ratuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Druk op de pijltjestoetsen 1 (omhoog
en omlaag) om deze waarde te
wijzigen. Instelling op ongeveer
21 biedt een optimaal comfort.

Page 53 of 129

52 -Comfort
01-03-2005
53
-Comfort
01-03-2005
4. Airconditioning
Bij het indrukken van deze
toets wordt de airconditioning
uitgeschakeld. De aanduiding
ECO verschijnt op het
display. Druk de toets nogmaals in
om de automatische werking van
de airconditioning te hervatten. De
aanduiding A/C verschijnt op het
display.
Opmerking
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit
is een normaal verschijnsel.
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen is het raadzaam de stand
ECO bij koud of vochtig weer niet te
gebruiken.
5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaaldelijk
in om de luchtstroom te
verdelen naar:
- de voorruit (ontwasemen en ontdooien).
- de voorruit en de beenruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de
beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. 6. Luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan
vergroot of verkleind
worden door respec-
tievelijk de toets + of
- in te drukken.
7. Toevoer van buitenlucht Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd.
Deze stand, aangegeven op
het display, dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is. Druk de toets
nogmaals in om de automatische
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Opmerking: Om te voorkomen
dat de ruiten beslaan bij koud of
vochtig weer, raden we u aan dan
niet de instelling "luchtrecirculatie"
te kiezen.
8. Uitschakelen van het systeem
Bij het indrukken van de
toets OFF worden alle
functies van het systeem
uitgeschakeld.
De temperatuur zal dan niet meer
optimaal zijn, maar er blijft een
kleine luchtstroom gehandhaafd om
beslaan van de ruiten te voorkomen
en de lucht te verversen. 9. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk op deze toets om
de achterruitverwarming
en de verwarming van
de buitenspiegels in te
schakelen. De verwarming wordt
automatisch uitgeschakeld. Druk
de toets nogmaals in om de
achterruitverwarming eerder uit te
schakelen.
Opmerking : Deze functie is
uitgeschakeld wanneer het dak in de
bagageruimte is opgeborgen.
Het systeem wordt weer opnieuw met
de laatste instellingen ingeschakeld
door op de toets
OFF, AUTO of zicht
te drukken.
Opmerking: Druk op de toets
toevoer van buitenlucht 7 om de
luchttoevoer volledig af te sluiten.
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-
servicepunt controleren.

Page 54 of 129

54 -Comfort
01-03-2005
55
-Comfort
01-03-2005

Page 55 of 129

54 -Comfort
01-03-2005
55
-Comfort
01-03-2005
VOORSTOELEN
1 - Lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2 - Hoogte- en hoekverstelling
van de hoofdsteun
Naar boven: Trek de hoofdsteun
omhoog. 3. Toegang tot de achterbank
Druk één van de twee handgrepen
met de hand naar voren om de
rugleuning naar voren te klappen
en de stoel vooruit te schuiven.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Let erop dat niet wordt verhinderd dat
de stoel weer in de oorspronkelijke
stand wordt teruggeschoven; dit is
nodig om de stoel te vergrendelen.
Ga nooit zonder hoofd-
steunen rijden; de hoofd-
steunen moeten aanwe-
zig zijn en correct zijn
afgesteld.
De juiste stand van de hoofd-
steun is als de bovenzijde van
de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van een
blokkeermechanisme waardoor de
hoofdsteun niet naar beneden kan
schuiven (veiligheidsvoorziening bij
een aanrijding).
Voor het lager zetten van de
hoofdsteun moet tegelijkertijd:
- de blokkeerpal op de linker geleider
worden ingedrukt.
- de hoofdsteun naar beneden worden geschoven.
Druk de pallen op de geleiders in om
de hoofdsteunen te verwijderen.
De hoek van de hoofdsteunen kan
ook worden afgesteld. Toegang tot de achterbank is niet
mogelijk als de rugleuning van de
voorstoel volledig naar achteren is
geklapt.
4 - Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te
verstellen.
5 - Rugleuning verstellen
Duw de hendel naar achteren.
6 - Schakelaar stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De
temperatuur wordt automatisch
geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te
schakelen.

Page 56 of 129

56 -Comfort
01-03-2005
57
-Comfort
01-03-2005
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting
op
de passagiersstoel voor wordt
geplaatst, moet de stoel van de
auto in de middelste stand met de
rugleuning rechtop worden gezet en
mag de airbag aan passagierszijde**
niet worden uitgeschakeld.
BEVESTIGEN VAN
EEN KINDERZITJE
MET EEN DRIEPUNTS
VEILIGHEIDSGORDEL
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de passagiersstoel
voor wordt geplaatst, moet de
airbag aan passagierszijde** zijn
uitgeschakeld. Anders kan het
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken .
ALGEMENE INFORMATIE
MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp
van uw auto veel aandacht heeft
besteed aan veiligheidsvoorzieningen
voor uw kinderen, is hun veiligheid
natuurlijk ook afhankelijk van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- sinds 1992, en conform Richtlijn
2000/3 dienen kinderen jonger
dan 12 jaar in gehomologeer-
de*, aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-be-
vestigingen** uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd,
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto ,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
PEUGEOT beveelt u aan kinderen
op de achterzitplaatsen van uw
auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot 2
jaar,
- met het gezicht in de rijrichting
vanaf 2 jaar.
* Volgens de wettelijke bepalingen.
** Volgens uitvoering. Middelste stand

Page 57 of 129

60 -Comfort
01-03-2005
61
-
Comfort
01-03-2005
Het betreft 2 ringen die zijn geplaatst
tussen de rug en de zitting van de
stoel.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen
voor een degelijke en snelle montage
van het zitje in uw auto.
De
ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die eenvoudig aan deze
ringen kunnen worden verankerd.
* Volgens uitvoering.
KINDERZITJE AANBEVOLEN DOOR PEUGEOT
KIDDY isoix
Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 1: van 9 tot 18 kg
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Als het kinderzitje op de passagiersstoel
vóór* wordt geplaatst, zorg er dan voor dat
de afstand tussen de rugleuning van het zitje
en het dashboard zo kort mogelijk is.
Als het kinderzitje op een van de
achterstoelen* wordt geplaatst, moet de
rugleuning van het zitje tegen de rugleuning
van de desbetreffende voorstoel steunen.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die n iet zijn voorzien van
ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzi tje met de normale
driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen.
Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaan wijzing van de
fabrikant van het zitje.
ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Uw auto voldoet aan de nieuwe
ISOFIX-normen .
De onderstaande zitplaatsen* zijn
uitgerust met de wettelijk voorge-
schreven ISOFIX-bevestigingen:

Page 58 of 129

58 -Comfort
01-03-2005
59
-Comfort
01-03-2005
Groep 0 : vanaf de geboorte tot 10 kg
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
«BRITAX
Babysure»
(E11 0344117)
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. L2
«RÖMER
Baby-Safe»
(E1 03301146)
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Groep 1, 2 en 3: Van 9 tot 36 kg L3
«KIDDY Life»
(E1 03301135)
Omwille van de veiligheid van
jonge kinderen (van 9 tot 18 kg), raadt PEUGEOT u aan de
gordelbeschermer te gebruiken.
Groep 2 en 3: Van 15 tot 36 kg
L4
«RECARO Start» (E1 03301108) L5
«KLIPPAN Optima»
(E17 030007) Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van
Automobiles PEUGEOT die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen
worden vastgemaakt:
** Volgens uitvoering.Airbag aan passagierszijde OFF**

Page 59 of 129

58 -Comfort
01-03-2005
59
-Comfort
01-03-2005
PLAATSING
KINDERZITJES MET DE
VEILIGHEIDSGORDEL
Conform de Europese wetgeving
(Richtlijn 2000/3) geeft dit overzicht
de mogelijkheden met betrekking
tot het plaatsen van een universeel
gehomologeerd kinderzitje met de
veiligheidsgordel, gerangschikt naar
het gewicht van het kind en de plaats
in de auto. Bijzonderheden
De kinderzitjes
L1 "BRITAX
Babysure", L2 "RÖMER Baby-Safe"
en L3 "KIDDY Life" kunnen niet op
de achterzitplaatsen van uw auto
worden geplaatst.
Plaats Gewicht en leeftijdsindicatie van het kind
tot 13 kg
(groep 0 ( a) en 0+)
Tot ± 1 jaar 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van 1 tot ± 3 jaar 15 tot 25 kg
(groep 2)
Van 3 tot ± 6 jaar 22 tot 36 kg
(groep 3)
Van 6 tot ± 10 jaar
Vaste, in hoogte
verstelbare
passagiersstoel vóór U U U U
Buitenste zitplaats
achter X
RÖMER Duo (b) L4, L5 L4, L5
a : raadpleeg de huidige wetgeving in
uw land alvorens een kinderzitje op
deze plaats te bevestigen.
b : dit kinderzitje kan uitsluitend
met de veiligheidsgordel worden
vastgemaakt.
U : plaats geschikt voor het bevestigen
van een universeel goedgekeurd
kinderzitje met de veiligheidsgordel,
met de rug in de rijrichting en/of het
gezicht in de rijrichting. X : plaats niet geschikt voor het
bevestigen van een kinderzitje uit de
aangegeven gewichtsgroep.
L- : alleen de aangegeven kinder-
zitjes mogen op de desbetreffende
plaats worden bevestigd (volgens
land van bestemming).

Page 60 of 129

60 -Comfort
01-03-2005
61
-Comfort
01-03-2005
ADVIEZEN VOOR
KINDERZITJES
De onjuiste bevestiging van een
kinderzitje brengt de veiligheid van
het kind in gevaar in geval van een
botsing.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij
de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt .
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in
de rijrichting" voor dat de rugleuning
van het zitje tegen de rugleuning van
de stoel van de auto aandrukt en dat
de hoofdsteun geen belemmering
vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig op
om te voorkomen dat de hoofdsteun
door de auto vliegt bij krachtig
afremmen. Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de
schouder van het kind liggen zonder
de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind
ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder.
* Volgens uitvoering.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon
staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de
auto.Gebruik de kindersloten* om
te voorkomen dat de portieren per
ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten*
niet verder dan voor 1/3 deel
geopend worden.
Plaats zonneschermen om uw
jonge kinderen tegen de zon te
beschermen.
Kinderen jonger dan 10 jaar
mogen niet met het gezicht in de
rijrichting op de passagiersstoel voor
worden vervoerd, behalve als de
achterzitplaatsen al bezet zijn door
andere kinderen of als de achterbank
niet bruikbaar, neergeklapt of
verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszij-
de* uit zodra een kinderzitje met de
rug in de rijrichting op de voorstoel
wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 130 next >