Peugeot 206 CC 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 61 of 129

62 -Toegang tot de auto
01-03-2005
63
-Toegang tot de auto
01-03-2005
SLEUTELS
Met behulp van de sleutels kunnen
de portieren, het kofferdeksel (openen), de tankdop en het slot van
het dashboardkastje
onafhankelijk
van elkaar worden bediend, kan de
airbag aan passagierszijde worden
uitgeschakeld en kan het contactslot
worden bediend. Afstandsbediening
Met de afstandsbediening kunnen
dezelfde functies worden uitgevoerd.
Lokaliseren van de auto
Om de eerder vergrendelde auto te
lokaliseren op een parkeerplaats:
F
Druk op de knop A, de plafonnier
gaat branden en de knipperlichten
knipperen gedurende enkele
seconden.
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in
het contact steekt, klinkt er een
geluidssignaal. Batterij van afstandsbediening
vervangen
Als de batterij leeg is, verschijnt
in combinatie met een
geluidssignaal de melding
"Batterij
afstandsbediening leeg" op het
multifunctionele display.
Draai de schroef los en wip het huis
met een muntstuk bij het oog los om de
batterij te vervangen (CR 2016/3 V).
Als de afstandsbediening na
het vervangen van de batterij
niet werkt, moet deze opnieuw
gesynchroniseerd worden.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
F Zet het contact uit.
F Zet het contact weer aan.
F Druk direct gedurende enkele
seconden op de knop A.
F Zet het contact uit en verwijder
de sleutel uit het contactslot. De
afstandsbediening werkt nu weer.
Vergrendelen en ontgrendelen
Met behulp van de sleutel
in het slot
van het bestuurdersportier:
- kunnen de portieren en het kofferdeksel gelijktijdig vergrendeld
worden.
- kunnen de portieren gelijktijdig ontgrendeld worden.
Wanneer een van de portieren
is geopend, werkt de centrale
vergrendeling niet.
Het kofferdeksel kan alleen
ontgrendeld worden met de sleutel
in het slot van het kofferdeksel. Vergrendelen
Druk op de knop
A om de auto te
vergrendelen.
Het vergrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer
2 seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Ontgrendelen
Druk op de knop B om de portieren
te ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Opmerking: Druk de knop van de
afstandsbediening niet buiten het
bereik van de auto in. Hierdoor kan
het systeem buiten werking raken. In
dat geval moet de afstandsbediening
opnieuw gesynchroniseerd worden
(zie het desbetreffende hoofdstuk).

Page 62 of 129

62 -Toegang tot de auto
01-03-2005
63
-Toegang tot de auto
01-03-2005
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt
zo het starten van de motor bij een
inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een speciieke code beschikt.
Bij het aanzetten van het contact
moet de code van de sleutel worden
herkend door de startblokkering,
waarna de motor gestart kan worden.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij alevering
van de auto samen met de twee
sleutels overhandigd.
Op deze kaart staat de identiicatie-
code die uw PEUGEOT-servicepunt
nodig heeft bij werkzaamheden aan
de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm al-
leen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een
veilige plaats buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer
u een verre reis maakt en bewaar
de kaart bij uw persoonlijke
documenten.Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode is
als streepjescode aangegeven
op het label bij de sleutel . Een
PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel
voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiograische afstandsbediening is
een systeem met een groot bereik. Het
is raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
De afstandsbediening kan niet functioneren
als de sleutel in het contactslot zit, zelfs
als het contact uitstaat, behalve voor het
herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot het
interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Druk nooit op de knoppen van uw afstands-
bediening buiten het bereik van uw auto.De afstandsbediening kan dan on-
bruikbaar worden en moet in dat geval
opnieuw worden geprogrammeerd.
Let er bij het aanschaffen van een ge-
bruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT-ser- vicepunt in het elektronische geheu-
gen worden opgeslagen, zodat u er
zeker van kunt zijn dat de in uw bezit
zijnde sleutels de enige zijn waarmee
de auto kan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Bij een storing in het systeem
zal, als het contact wordt aangezet
(2
e stand van de sleutel), het verklik-
kerlampje van de schakelaar cen-
trale vergrendeling op het middelste
gedeelte van het dashboard snel
gaan knipperen.
De auto kan dan niet gestart wor-
den.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.

Page 63 of 129

62 -Toegang tot de auto
01-03-2005
63
-Toegang tot de auto
01-03-2005
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt
zo het starten van de motor bij een
inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een speciieke code beschikt.
Bij het aanzetten van het contact
moet de code van de sleutel worden
herkend door de startblokkering,
waarna de motor gestart kan worden.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij alevering
van de auto samen met de twee
sleutels overhandigd.
Op deze kaart staat de identiicatie-
code die uw PEUGEOT-servicepunt
nodig heeft bij werkzaamheden aan
de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm al-
leen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een
veilige plaats buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer
u een verre reis maakt en bewaar
de kaart bij uw persoonlijke
documenten.Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode is
als streepjescode aangegeven
op het label bij de sleutel . Een
PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel
voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiograische afstandsbediening is
een systeem met een groot bereik. Het
is raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
De afstandsbediening kan niet functioneren
als de sleutel in het contactslot zit, zelfs
als het contact uitstaat, behalve voor het
herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot het
interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Druk nooit op de knoppen van uw afstands-
bediening buiten het bereik van uw auto.De afstandsbediening kan dan on-
bruikbaar worden en moet in dat geval
opnieuw worden geprogrammeerd.
Let er bij het aanschaffen van een ge-
bruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de codekaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT-ser- vicepunt in het elektronische geheu-
gen worden opgeslagen, zodat u er
zeker van kunt zijn dat de in uw bezit
zijnde sleutels de enige zijn waarmee
de auto kan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Bij een storing in het systeem
zal, als het contact wordt aangezet
(2
e stand van de sleutel), het verklik-
kerlampje van de schakelaar cen-
trale vergrendeling op het middelste
gedeelte van het dashboard snel
gaan knipperen.
De auto kan dan niet gestart wor-
den.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.

Page 64 of 129

64 -Toegang tot de auto
01-03-2005
65
-Toegang tot de auto
01-03-2005
PORTIERENVergrendelen van binnenuit
Vergrendelen: Druk op de knop
A.
Met het vergrendelen van een
voorportier worden tegelijkertijd ook
het portier aan passagierszijde en
het kofferdeksel vergrendeld.
Openen van buitenaf
Openen van binnenuit
Zorg ervoor dat vooraf-
gaand aan werkzaamhe-
den waarbij de accukabels
worden losgenomen de
portieren en de ruiten zijn
gesloten.
Als de accukabels zijn losgeno-
men, blijft het mogelijk de portie-
ren te openen. Sluit de portieren
dan echter voorzichtig.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.
De portierruit zakt automatisch
enkele centimeters om het openen
van het portier te vergemakkelijken.
Bij het sluiten van het portier
wordt de ruit automatisch weer
volledig gesloten voor een perfecte
afdichting.
Ontgrendelen van binnenuit
Trek aan de knop A of aan de
handgreep om het portier te
ontgrendelen.
Waarschuwing "portier open"
Als bij draaiende motor een portier
niet goed is gesloten, zal een ge-
luidssignaal te horen zijn in combi-
natie met een bijbehorende melding
of afbeelding op het multifunctionele
display.
Tijdens het rijden gaat, als de
knop van de plafonnier in de stand
"verlichting gaat branden als een
portier geopend wordt" staat, de
plafonnier knipperen.

Page 65 of 129

64 -Toegang tot de auto
01-03-2005
65
-Toegang tot de auto
01-03-2005
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN VAN HET
KOFFERDEKSEL
Vergrendel het kofferdeksel met
de sleutel (draai de sleutel van A
naar C) of met de afstandsbedie-
ning.
Ontgrendel het kofferdeksel met
de sleutel (draai de sleutel van A
naar B).
De verlichting van de bagageruimte
gaat automatisch aan zodra het
kofferdeksel geopend wordt.
Vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit*
Druk op de knop
A om de portieren
te vergrendelen/ontgrendelen. Inschakelen
Druk lang op de knop
A.
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Deze melding verschijnt opnieuw bij
iedere keer dat er gestart wordt.
* Volgens uitvoering.
Uitschakelen
Druk lang op de knop
A.
Opmerkingen: Als een van de
portieren geopend is werken de
vergrendeling van binnenuit en de
automatische centrale vergrendeling
niet.
Als de achterklep wordt geopend,
blijft de automatische centrale
vergrendeling van de portieren
actief.
Automatische centrale
portiervergrendeling
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, kunnen de portieren
automatisch worden vergrendeld.
Druk om bij een snelheid hoger
dan 10 km/h de portieren tijdelijk te
ontgrendelen kort op de knop
A.
U kunt deze functie desgewenst
inschakelen of uitschakelen.

Page 66 of 129

64 -Toegang tot de auto
01-03-2005
65
-Toegang tot de auto
01-03-2005
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN VAN HET
KOFFERDEKSEL
Vergrendel het kofferdeksel met
de sleutel (draai de sleutel van A
naar C) of met de afstandsbedie-
ning.
Ontgrendel het kofferdeksel met
de sleutel (draai de sleutel van A
naar B).
De verlichting van de bagageruimte
gaat automatisch aan zodra het
kofferdeksel geopend wordt.
Vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit*
Druk op de knop
A om de portieren
te vergrendelen/ontgrendelen. Inschakelen
Druk lang op de knop
A.
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Deze melding verschijnt opnieuw bij
iedere keer dat er gestart wordt.
* Volgens uitvoering.
Uitschakelen
Druk lang op de knop
A.
Opmerkingen: Als een van de
portieren geopend is werken de
vergrendeling van binnenuit en de
automatische centrale vergrendeling
niet.
Als de achterklep wordt geopend,
blijft de automatische centrale
vergrendeling van de portieren
actief.
Automatische centrale
portiervergrendeling
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, kunnen de portieren
automatisch worden vergrendeld.
Druk om bij een snelheid hoger
dan 10 km/h de portieren tijdelijk te
ontgrendelen kort op de knop
A.
U kunt deze functie desgewenst
inschakelen of uitschakelen.

Page 67 of 129

66 -Toegang tot de auto
01-03-2005
67
-Toegang tot de auto
01-03-2005
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde:
Trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard.
Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
MOTORKAPSTEUN
Plaats de stang in de uitsparing om
de motorkap te ondersteunen.
Druk de stang in de houder alvorens
de motorkap te sluiten.
BRANDSTOF TANKEN
Het tanken dient met afgezette
motor te geschieden.
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.
Op een label staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt kunnen er storingen
optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 47 liter.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of
de motorkap goed vergrendeld is.

Page 68 of 129

66 -Toegang tot de auto
01-03-2005
67
-Toegang tot de auto
01-03-2005
ELEKTRISCH BEDIENBAAR
DAK
Openen van het dak
Zet tijdens het openen van het dak
nooit het contact af. F
Zet de auto stil op een horizontale
ondergrond.
F Controleer of het afdekscherm 1
is vastgemaakt (er mogen geen
voorwerpen op geplaatst zijn;
eventuele bagage mag het afdek-
scherm niet omhoogdrukken).
F Controleer of er geen voorwerpen
op de hoedenplank geplaatst zijn.
F Controleer of het kofferdeksel
goed dicht zit.
F Zet de auto stil , trek de hand-
rem aan en zet het contact in
stand M. F
Ontgrendel de twee haken 2 vol-
ledig ; deze handeling wordt be-
vestigd door een geluidssignaal.
F Trek aan knop 3 tot het geluids-
signaal aangeeft dat het dak vol-
ledig is geopend.
Tijdens het bedienen van het dak
worden eerst de portierruiten en
vervolgens de achterzijruiten auto-
matisch geopend, het kofferdeksel
wordt geopend en het dak wordt
opgevouwen en opgeborgen in de
bagageruimte, waarna het kofferdek-
sel sluit en de hoedenplank wordt
geplaatst.
Opmerking: Na het openen of
sluiten van het dak kunnen de ruiten
weer bediend worden. Storing in het systeem:
Controleer als het dak niet beweegt
of het afdekscherm is uitgetrokken
en vastgemaakt en of het
kofferdeksel goed dicht zit. Als de
beweging van het dak stopt, klinkt
een ononderbroken geluidssignaal: F
Laat de knop 3 los en trek
opnieuw aan deze knop om het
openen van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Het is raadzaam na regen of
na het wassen van uw auto te
wachten met het openen van het
dak tot het opgedroogd is.

Page 69 of 129

68 -Toegang tot de auto
01-03-2005
Sluiten van het dak
Zet tijdens het sluiten van het dak
nooit het contact af. F Controleer of het afdekscherm 1
is uitgetrokken en vastgemaakt
(er mogen geen voorwerpen op
geplaatst zijn; eventuele bagage
mag het afdekscherm niet
omhoogdrukken).
F Controleer of het kofferdeksel
goed gesloten is.
F Zet de auto stil , trek de handrem
aan en zet het contact in de
stand M.
F Druk op de knop 3 tot het
geluidssignaal aangeeft dat het
dak volledig is gesloten.
Tijdens het sluiten van het dak wor-
den de portierruiten en de achter-
zijruiten automatisch geopend, de
hoedenplank wordt weggevouwen,
het kofferdeksel wordt geopend, het
dak wordt uitgevouwen en geplaatst,
waarna het kofferdeksel weer wordt
gesloten. F Vergrendel tenslotte de twee
haken 2.
Opmerking: Na het openen of
sluiten van het dak kunnen de ruiten
weer bediend worden. Storing in het systeem:
Controleer als het dak niet beweegt
of het afdekscherm is uitgetrokken en
vastgemaakt en of het kofferdeksel
goed dicht zit.
Als de beweging van het dak
stopt, klinkt een ononderbroken
geluidssignaal: F
Laat de knop 3 los en druk deze
knop opnieuw in om het sluiten
van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Als tijdens het rijden een ononder-
broken geluidssignaal klinkt, bete-
kent dit dat het dak en/of het koffer-
deksel niet zijn vergrendeld: F Zet de auto stil en trek de handrem
aan.
F Open en sluit het dak volledig;
volg hierbij de instructies.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Bij een eventuele elektrische of
hydraulische storing kan het dak
met de hand gesloten worden.
Wanneer de zijruiten niet geheel
meer kunnen worden geopend is
het automatisch openen of sluiten
van het dak onmogelijk. Niettemin
is het mogelijk om het door middel
van een bijzondere procedure te
sluiten.
Raadpleeg de noodprocedures
achterin dit boekje.
Bedien het dak niet
wanneer een bagagerek
op het kofferdeksel
bevestigd en beladen is.
Let erop dat er zich, tijdens
het openen of sluiten van het dak,
geen personen in de buurt van het
bedieningsmechanisme bevinden;
hiermee wordt risico op letsel
voorkomen.
Laat knop 3 nooit langer dan
5 minuten los als het dak
nog niet volledig gesloten of
geopend is. Laat bij gevaar
echter de bedieningsknop
los; het dak stopt direct met
bewegen. U kunt het openen of
sluiten van het dak hervatten
zolang het geluidssignaal te
horen is.

Page 70 of 129

69
-Zicht
01-03-2005
Opmerking:
Wanneer de verlichting
automatisch of het dimlicht
handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistlampen vóór, het
mistachterlicht en de parkeerlichten
branden (draai de ring naar achteren
om de mistlampen vóór uit te
schakelen. De parkeerlichten worden
dan uitgeschakeld).Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Opmerking: Als het contact is
afgezet, het automatisch inschakelen
van de verlichting is uitgeschakeld en
het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting vóór en achter
Draai ring A om de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht
Automatisch
inschakelen van de
verlichting Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en
mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht
worden ingeschakeld door de ring
B
naar voren te draaien en uitgeschakeld
door de ring naar achteren te draaien.
Het branden wordt aangegeven
door een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
De mistlampen vóór werken in combinatie
met de parkeerlichten en het dimlicht.
Als het grootlicht wordt ingeschakeld,
worden de mistlampen vóór
uitgeschakeld. Zodra het grootlicht
weer wordt uitgeschakeld, worden de
mistlampen weer ingeschakeld.
Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen
naar voren).
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om
achtereenvolgens het mistachterlicht
en de mistlampen vóór te doven.Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers
en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Follow me home
De parkeer- en dimlichten kunnen
gedurende ongeveer 30 seconden
blijven branden als u de auto
verlaat:
- Zet het contact in de stand STOP.
- Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- Geef een lichtsignaal.
- Verlaat en vergrendel de auto.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 130 next >