Peugeot 206 CC 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 129

70 -Zicht
01-03-2005
71
-Zicht
01-03-2005
RichtingaanwijzersAUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht
worden automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving
onvoldoende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden
uitgeschakeld als de lichtsterkte van
de omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de
lichtsensor voldoende licht
waarnemen en zullen de lichten
niet automatisch worden
ingeschakeld.
Bij de alevering van de auto is deze
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand
accessoires (1
e stand van de
sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de lichtscha- kelaar meer dan 4 seconden inge-
drukt. Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen
en verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
Links:
Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Dek de lichtsensor, die aan de
regensensor is gekoppeld en zich
in het midden van de voorruit,
achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. Deze sensor regelt de
automatische verlichting.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting
handmatig bedient, wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.

Page 72 of 129

70 -Zicht
01-03-2005
71
-Zicht
01-03-2005
RichtingaanwijzersAUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht
worden automatisch ingeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving
onvoldoende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden
uitgeschakeld als de lichtsterkte van
de omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de
lichtsensor voldoende licht
waarnemen en zullen de lichten
niet automatisch worden
ingeschakeld.
Bij de alevering van de auto is deze
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand
accessoires (1
e stand van de
sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de lichtscha- kelaar meer dan 4 seconden inge-
drukt. Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen
en verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
Links:
Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Dek de lichtsensor, die aan de
regensensor is gekoppeld en zich
in het midden van de voorruit,
achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. Deze sensor regelt de
automatische verlichting.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting
handmatig bedient, wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.

Page 73 of 129

70 -Zicht
01-03-2005
71
-Zicht
01-03-2005
Ruitenwissers vóór met
intervalstand
2
Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
â Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid. Langer dan 1 minuut nadat
het contact is afgezet dient de
schakelaar weer geactiveerd te
worden:
- Zet de schakelaar in een
willekeurige stand.
- Zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand.
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
automatische stand
2 Hoge snelheid
(hevige neerslag).
1 Normale snelheid
(matige regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
â Eén keer wissen
(omlaag duwen).
In de stand AUTO wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden
in werking, waarna enige tijd de
ruitenwissers worden ingeschakeld
om de ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden ,
worden tegelijk ook de koplamp-
sproeiers geactiveerd.

Page 74 of 129

72 -Zicht
01-03-2005
73
-Zicht
01-03-2005
Automatische ruitenwissers
In de stand
AUTO werkt de
ruitenwisser automatisch en wordt
de snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast. Dek de regensensor,
op de voorruit achter de
binnenspiegel, niet af.
Zet het contact uit als
de auto gewassen wordt in een
wasstraat of zorg ervoor dat de
schakelaar niet in de stand AUTO
staat.
Wacht 's winters met het
inschakelen van het automatisch
wissen tot de voorruit ontdooid is.
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de auto-
matische ruitenwissers verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
In het geval van een storing
wordt
de bestuurder gewaarschuwd met
een geluidssignaal.
Als de schakelaar in de stand AUTO
staat, werken de ruitenwissers dan in
de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om het systeem te laten con-
troleren.

Page 75 of 129

72 -Zicht
01-03-2005
73
-Zicht
01-03-2005
BOORDCOMPUTER
Als de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar
meermaals
wordt ingedrukt, worden achtereen-
volgens aangegeven: Display B
- de actieradius,
- de afgelegde afstand,
- het gemiddelde verbruik,
- het momentele verbruik,
- de gemiddelde snelheid.
Display C
- het momentele verbruik en de
actieradius:
- het gemiddelde verbruik, de afge- legde afstand en de gemiddelde
snelheid berekend over een peri-
ode "1";
- het gemiddelde verbruik, de afge- legde afstand en de gemiddelde
snelheid berekend over een peri-
ode "2".
De periodes "1" en "2" worden
bepaald door de frequentie waarmee
de teller op nul gezet wordt. Zo kan
de periode "1" gelden voor een
dagelijks verbruik en de periode "2"
voor een gemiddeld verbruik over
een maand.
Op 0 zetten
Druk meer dan 2 seconden op de
knop.
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan 2 seconden
in zodra de gewenste periode wordt
aangegeven.

Page 76 of 129

74 -Zicht
01-03-2005
75
-Zicht
01-03-2005
Actieradius
In deze stand geeft de computer
het aantal kilometers dat met de
resterende hoeveelheid brandstof
gereden kan worden.
Opmerking:
dit getal kan verhoogd
worden door een verandering in de
rijstijl of van het landschap, met als
gevolg een aanzienlijke verlaging
van het momenteel verbruik.
Als de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank minder is dan 3
liter, branden er slechts 3 streepjes
op de display.
Momenteel verbruik
Dit is het verbruik dat geregistreerd is
tijdens de laatste 2 seconden. Deze
informatie verschijnt alleen als er
met een snelheid hoger dan 20 km/h
wordt gereden. Gemiddeld verbruik
Het gemiddelde verbruik is de
verhouding tussen de verbruikte
brandstof en het aantal afgelegde
kilometers sinds de laatste nulstelling
van de boordcomputer.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid wordt
verkregen door de sinds de laatste
nulstelling afgelegde afstand te delen
door de tijd dat de auto in gebruik is
(contact aan).Afgelegde afstand
In deze stand geeft de boordcom-
puter de afgelegde afstand sinds de
laatste nulstelling aan.
Na het op nul stellen van de
boordcomputer is de weergegeven
actieradius pas na enige tijd
betrouwbaar.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt wanneer er tijdens het rijden
horizontale streepjes op de display
verschijnen, in plaats van cijfers.

Page 77 of 129

74 -Zicht
01-03-2005
75
-Zicht
01-03-2005
Automatische bediening
Druk kort op de schakelaar om de ruit
volledig te openen of te sluiten. Druk
nogmaals kort op de schakelaar om
de beweging van de ruit te stoppen.
Druk lang op de schakelaar en laat
de schakelaar weer los om de ruit
gedeeltelijk te openen. Houd de
schakelaar ingedrukt of druk de
schakelaar nogmaals in om ook de
achterzijruit te openen of te sluiten.
Opmerkingen:
Alleen de portierruit
aan bestuurderszijde is volledig
automatisch te sluiten (met
draaiende motor) als de achterzijruit
is gesloten.
De schakelaars van de ruitbediening
werken niet als het dak wordt
bediend.
ELEKTRISCH BEDIENDE
PORTIERRUITEN
1 - Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde
2 - Schakelaar ruitbediening passagierszijde
Met beide schakelaars worden aan
de desbetreffende zijde de portierruit
en de achterzijruit bediend. Neem bij het verlaten van
de auto, zelfs voor een
korte periode, altijd de
sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
de ruit iets tussen de ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de
ruit weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit
aan passagierszijde bedient, moet
deze ervan verzekerd zijn dat
niets het correcte sluiten van de
ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verze-
kerd zijn dat de passagiers op de
juiste manier gebruik maken van
de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat ook kinderen zich
tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.
Het loskoppelen van de accuka-
bels dient bij gesloten portieren
plaats te vinden.
Handbediening
Duw (openen) of trek (sluiten) de
schakelaar tot het zware punt.
De ruit stopt zodra de toets wordt
losgelaten.
Eén seconde nadat de portierruit
volledig is geopend begint de
achterzijruit te openen.
RESETTEN VAN DE
RUITBEDIENING
Laat nadat de accukabels zijn
losgenomen of in het geval van
een storing de schakelaar los en
trek opnieuw aan de schakelaar tot
de ruit volledig is gesloten. Laat de
schakelaar ongeveer 1 seconde na
het sluiten weer los.
Tijdens het resetten is de
beveiliging tegen beknellen niet
in werking.

Page 78 of 129

76 -Zicht
01-03-2005
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en
nachtstand gezet worden met behulp
van het hendeltje aan de onderzijde.ELEKTRISCH VERSTELBARE
BUITENSPIEGELS
Draai knop 1 naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
Duw knop 1 in de vier richtingen om
de spiegel af te stellen. Het glas van de buiten-
spiegel aan bestuurders-
zijde is sferisch om de
"dode hoek" op te heffen.
De weergegeven objecten in de
spiegels aan bestuurders- en
passagierszijde lijken verder af
dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten
opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Elektrisch inklapbare spiegels
Draai, als het contact aan is, knop 1
in stand A.

Page 79 of 129

77
-Indelingen
01-03-2005
KOPLAMPEN VERSTELLEN
Afhankelijk van de belading van
de auto wordt aanbevolen de
koplampen te verstellen.
0.
1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 4 personen.
2. 4 personen + maximaal
toegestane belading.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.
STUURWIEL IN HOOGTE
VERSTELLEN
Druk bij stilstaande auto de hendel
naar beneden om het stuurwiel te
ontgrendelen.
Zet het stuurwiel in de gewenste
stand en trek aan de hendel om het
stuurwiel te vergrendelen.
CLAXON
Druk op een van de spaken
van het stuurwiel.

Page 80 of 129

78 -Indelingen
01-03-2005
79
-Indelingen
01-03-2005
PLAFONNIER
AANSTEKER
Druk de aansteker in en wacht
enkele ogenblikken tot de aansteker
uit zichzelf terugspringt.
Hij kan worden gebruikt als het
contact in de stand accessoires
(1e stand van de sleutel) of AAN
staat.
In deze stand gaat de plafon-
nier ongeveer 30 seconden
branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,
- als een portier wordt geopend,
- als het contact wordt afgezet.
De plafonnier knippert als tijdens
het rijden een portier niet goed is
gesloten.
Permanent uit.
Brandt constant als de sleutel
in de stand accessoires staat
of als het contact aan is.
ASBAK VÓÓR
Sluit de asbak om deze te
verwijderen.
Trek aan de lip en trek de asbak
omhoog.
ZONNEKLEP
De zonnekleppen zijn voorzien van
make-upspiegels, aan bestuurders-
zijde is deze met een klepje afge-
dekt.
VENSTERS VOOR TOL-/
PARKEERKAARTEN
De athermische voorruit bevat twee
niet-relecterende gedeelten aan
weerskanten van de binnenspiegel.
Hier kunnen de tol- en/of parkeer-
kaarten worden bevestigd.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 130 next >