Peugeot 206 CC 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 129

78 -Indelingen
01-03-2005
79
-Indelingen
01-03-2005
DASHBOARDKASTJE
Het dashboardkastje is afsluitbaar.
Trek aan de handgreep om het
dashboardkastje te openen.
De verlichting van het dashboard-
kastje gaat dan branden.
1.
Vak voor boorddocumentatie.
2. Bekerhouder.
3. Pennenhouder.
4. Brillenvak.
5. Kaartenvak.
6. Muntenvak.
FLESSENHOUDER
Tussen de twee rugleuningen ach-
terin is een lessenhouder aange-
bracht.
Trek aan de bovenzijde van het
deksel om deze te openen.
SJOROGEN
Gebruik de 4 sjorogen op de vloer
van de bagageruimte om uw bagage
stevig vast te zetten.
BAGAGENET
Bevestig het bagagenet aan de
sjorogen om uw bagage vast te
zetten.

Page 82 of 129

80 -Rijden
01-03-2005
81
-Rijden
01-03-2005
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
"TIPTRONIC TECHNIEK
SYSTEEM PORSCHE"
Bij de
automatische transmissie
met vier versnellingen kunt u kiezen
uit automatische bediening ,
aangevuld met de programma's
sport en sneeuw , of sequentiële
bediening .
Schakelpatroon
F Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpa-
neel aangegeven.
Park (parkeerstand): om de auto stil
te zetten of te starten , met of zonder
gebruik van de handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Laat, als bij het wegrijden per
ongeluk de selectiehendel in de
stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat
de stand D wordt geselecteerd om
vervolgens weer gas te geven.
Drive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf
te schakelen .
S: programma sport.
T: programma sneeuw.
Wegrijden
Starten in de stand P en wegrijden:
F Trap altijd het rempedaal in
om uit de stand P te kunnen
schakelen,
F Selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint te rijden.
U kunt ook starten vanuit de
stand N:
F Trap het rempedaal in en zet de
handrem los,
F Selecteer de stand R, D of M en
laat langzaam het rempedaal los;
de auto begint te rijden.
LET OP
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand
R , D of M is geselecteerd, zet de
auto zich al in beweging, zelfs als het
gaspedaal niet wordt ingedrukt.
Laat daarom geen kinderen alleen
in de auto achter als de motor
draait.
Trek de handrem aan en selecteer
de stand P indien er onderhouds-
werkzaamheden moeten worden
uitgevoerd bij draaiende motor.
Starten
F Controleer of de handrem
is aangetrokken en zet de
selectiehendel in stand P of N,
F Draai het contact in de stand
Starten .

Page 83 of 129

80 -Rijden
01-03-2005
81
-Rijden
01-03-2005
Handmatige bediening
Handmatig
schakelen in de vier
versnellingen: F Selecteer de stand M in het
schakelpatroon,
F Duw de selectiehendel naar het
symbool + om op te schakelen,
F Trek de selectiehendel naar het
symbool - om terug te schakelen.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de automatische stand)
naar de stand M (rijden in de handbe-
diende stand) worden geschakeld.
Om de veiligheid te verbeteren
schakelt de versnellingsbak niet
naar een hogere versnelling als u het
gaspedaal plotseling loslaat.
Automatische bediening
Automatisch
schakelen in de vier
versnellingen: F Selecteer de stand D in het
schakelpatroon.
De versnellingsbak kiest voortdu-
rend de meest geschikte versnelling
afhankelijk van de volgende para-
meters:
- het proiel van de weg,
- de belading van de auto.
De versnellingsbak werkt dan
automatisch, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen.
LET OP
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Zet de selectiehendel nooit in een
andere stand om af te remmen op
een glad wegdek.
Opmerkingen
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel
te wijzigen, moet het gaspedaal vol-
ledig worden ingedrukt (kick down).
De versnellingsbak schakelt automa-
tisch terug of handhaaft de ingescha-
kelde versnelling totdat de motor het
maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug om ster-
ker op de motor af te remmen.
Programma's Sport en
Sneeuw
Naast het auto-adaptieve program-
ma heeft u de beschikking over twee
speciieke programma's.
De gekozen stand wordt in het instru-
mentenpaneel aangegeven.
Programma Sport F Druk op de toets S als de motor is
gestart.
De versnellingsbak maakt automa-
tisch een dynamische rijstijl moge-
lijk.
Programma Sneeuw
Dit programma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een
ondergrond met weinig grip. F Druk op de toets T als de motor is
gestart.
De versnellingsbak past zich aan
voor het rijden op gladde wegen.
Opmerking: U kunt op elk moment
terugkeren naar het auto-adaptatieve
programma. F Druk nogmaals op de toets S of T
om het huidige programma uit te
schakelen. Opmerkingen
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de
snelheid van de auto en het toerental
van de motor dit toestaan, anders
wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
kiest de automatische transmissie
automatisch de stand
M1.
De programma's S (sport) en T
(sneeuw) kunnen niet worden
ingeschakeld in de handbediende
stand.

Page 84 of 129

82 -Rijden
01-03-2005
Storing
Een storing wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met
de melding
"Storing automatische
transmissie" op het multifunctio-
nele display, de aanduiding "-" en
het knipperen van de pictogrammen
Sport en Sneeuw op het instrumen-
tenpaneel.
In dit geval werkt de versnellingsbak
met een noodprogramma (blokkering
in de 3e versnelling). U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het
selecteren van R vanuit de stand P,
of R vanuit de stand N, (zonder
gevaar voor de versnellingsbak).
Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter
plaatse geldende maximumsnelheid.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom
levert en de selectiehendel
in de stand P staat, is het
onmogelijk om naar een
andere stand te schakelen.
Forceer in geen enkel geval de
selectiehendel; dit kan schade
aan de automatische transmissie
veroorzaken.
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan. Als dit verklikkerlampje en
het verklikkerlampje
STOP
branden in combinatie
met een geluidssignaal
(bij rijdende auto) en de melding
"Handrem aangetrokken" op het
multifunctionele display, geeft dit aan
dat de handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Draai bij het parkeren van
de auto op een helling de
wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
De handrem mag niet
worden gebruikt om een rijdende
auto af te remmen of te laten
stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de
knop in en duw de handrem geheel
omlaag.

Page 85 of 129

82 -Rijden
01-03-2005
Storing
Een storing wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met
de melding
"Storing automatische
transmissie" op het multifunctio-
nele display, de aanduiding "-" en
het knipperen van de pictogrammen
Sport en Sneeuw op het instrumen-
tenpaneel.
In dit geval werkt de versnellingsbak
met een noodprogramma (blokkering
in de 3e versnelling). U kunt dan een
hevige schok waarnemen bij het
selecteren van R vanuit de stand P,
of R vanuit de stand N, (zonder
gevaar voor de versnellingsbak).
Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter
plaatse geldende maximumsnelheid.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom
levert en de selectiehendel
in de stand P staat, is het
onmogelijk om naar een
andere stand te schakelen.
Forceer in geen enkel geval de
selectiehendel; dit kan schade
aan de automatische transmissie
veroorzaken.
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan. Als dit verklikkerlampje en
het verklikkerlampje
STOP
branden in combinatie
met een geluidssignaal
(bij rijdende auto) en de melding
"Handrem aangetrokken" op het
multifunctionele display, geeft dit aan
dat de handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Draai bij het parkeren van
de auto op een helling de
wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
De handrem mag niet
worden gebruikt om een rijdende
auto af te remmen of te laten
stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de
knop in en duw de handrem geheel
omlaag.

Page 86 of 129

83
-Veiligheid
01-03-2005
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS) EN ELEKTRONISCHE
REMDRUKREGELAAR (REF)
Met gehomologeerde wielen (ban-
den en velgen) die in goede staat
verkeren, zorgt het antiblokkeer-
systeem samen met de elektronische
remdrukregelaar tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuur-
baarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Opmerking:
Zorg er bij vervanging
van de wielen (banden en velgen)
voor dat er gehomologeerde wielen
worden gemonteerd.
Het antiblokkeersysteem treedt
automatisch in werking zodra één
van de wielen dreigt te blokkeren.
NOODREMASSISTENTIE
Dit systeem zorgt ervoor dat in
noodgevallen de optimale remdruk
sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld
als de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingedrukt groot is en
zorgt ervoor dat de benodigde be-
dieningskracht minder wordt en dat
de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Bij een noodstop worden, afhankelijk
van de optredende remvertraging,
de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. Ze worden uitgescha-
keld zodra weer wordt gasgegeven.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding, duidt dit op
een storing in het ABS systeem,
waardoor u tijdens het remmen de
controle over uw auto zou kunnen
verliezen. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
het verklikkerlampje
STOP,
een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen een
PEUGEOT-servicepunt.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar
zijn door het trillen van het
rempedaal.
Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in
en laat het niet los.

Page 87 of 129

84 -Veiligheid
01-03-2005
85
-Veiligheid
01-03-2005
Controle van werkingANTISPIN REGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITS PROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een
aanvulling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf-
kracht aan om het doorspinnen van
de wielen te voorkomen via de rem-
men van de aangedreven wielen en
de motor. De ASR zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accele-
reren.
Het ESP-systeem grijpt automatisch
in via het remsysteem en de motor
als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste
richting. In extreme situaties kan het
systeem de auto echter niet altijd
onder controle houden.
Als het ASR- of ESP-
systeem is ingeschakeld,
knippert het desbetreffende
pictogram. Het verklikkerlampje van de
schakelaar en het pictogram
gaan branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display: het ASR/
ESP-systeem is uitgeschakeld.
Werking van het ASR- en
ESP-systeem Uitschakelen van het ASR/
ESP-systeem
In bijzondere omstandigheden
(als de auto vastzit in de modder,
sneeuw, in mulle grond,...) kan het
nuttig zijn het ASR- en ESP-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.
F
Druk op de schakelaar "ESP
OFF" , die zich links onder het
stuurwiel bevindt.
Het systeem wordt opnieuw:
F automatisch ingeschakeld als het
contact wordt afgezet.
F handmatig ingeschakeld door
nogmaals op de schakelaar te
drukken. Bij een storing in de systemen
zal het verklikkerlampje
van de schakelaar gaan
knipperen en het pictogram
verschijnen.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om de systemen te laten con-
troleren.
De systemen ASR en
ESP zorgen voor meer
veiligheid tijdens het
rijden. De bestuurder mag
zich echter nooit laten verleiden
tot het nemen van meer risico’s of
te hard rijden.
De goede werking van de
systemen wordt verzekerd door
de naleving van de voorschriften
van de constructeur op het gebied
van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen en de
procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden
door een PEUGEOT-servicepunt.
Laat de systemen na een
aanrijding controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.

Page 88 of 129

84 -Veiligheid
01-03-2005
85
-Veiligheid
01-03-2005
AIRBAGS VOOR
Deze zijn voor de bestuurder
in het midden van het stuurwiel
en voor de passagier in het
dashboard aangebracht. Ze worden
tegelijkertijd geactiveerd, behalve
als de airbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels
met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors re-
gistreren een plotselinge vertraging
van de auto: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt
overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en bescher-
men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking
bij lichte aanrijdingen waarbij de
veiligheidsgordels zorgen voor een
afdoende bescherming; de kracht
van de aanrijding is afhankelijk van
het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking:
Het uit de airbags
ontsnappende gas kan enigszins
irriteren. Als dit pictogram verschijnt
op het instrumentenpaneel
in combinatie met een
geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display, laat het systeem dan
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Storing airbag voor Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst. Anders kan een
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken. F
Zet het contact af , steek de
sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde 1, draai deze in
de stand «OFF» en verwijder de
sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt
zolang de airbag is uitge-
schakeld.
* Volgens land van bestemming.

Page 89 of 129

86 -Veiligheid
01-03-2005
87
-Veiligheid
01-03-2005
In de stand
«OFF» werkt de
airbag aan passagierszijde bij een
eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op
«ON» om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen. ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd.
Het goed functioneren van het sys-
teem wordt aangegeven door een
verklikkerlampje in het instrumen-
tenpaneel.
Het lampje gaat bij het aanzetten van
het contact gedurende 6 seconden
branden.
Als bij aangezet contact
(2e stand), dit pictogram
op het instrumentenpaneel
verschijnt in combinatie met
een melding op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld
(stand «OFF» ).
Als de twee verklikker-
lampjes airbag permanent
branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug
in de rijrichting. Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt.
Controle van werking
* Volgens land van bestemming.
Als het verklikkerlampje:
- niet brandt na het aanzetten van
het contact of,
- niet uitgaat na 6 seconden of,
- gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt,
dient u uw PEUGEOT-servicepunt te
raadplegen.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door een
pictogram op het instrumentenpaneel
in combinatie met een melding op
het multifunctionele display.

Page 90 of 129

86 -Veiligheid
01-03-2005
87
-Veiligheid
01-03-2005
Houd u aan de
volgende veiligheids-
voorschriften voor een
maximale effectiviteit
van de airbags vóór en
de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afge- stelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoe-
len te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzitten-
den (kinderen, huisdieren, objec-
ten...). Dit kan de goede werking
van de airbag belemmeren en/of
de inzittenden bij het opblazen
van de airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft
hiervoor gekwaliiceerd perso-
neel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen
niet op het stuurwielkussen
rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard
rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als
de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of
een pijp brandwonden of ander
letsel veroorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de
stuurwielbekleding en sla er niet
op. Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen
met goedgekeurde stoelhoezen.
Raadpleeg uw PEUGEOT-
servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen,
dit zou bij het afgaan van de
airbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of
middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 130 next >