Peugeot 206 CC 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 133

82 -Veiligheid
01-01-2006
Controle van werkingANTISPIN REGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITS PROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een aanvul-
ling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf-
kracht aan om het doorspinnen van
de wielen te voorkomen via de rem-
men van de aangedreven wielen en
de motor. De ASR zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accele-
reren.
Het ESP-systeem grijpt automatisch
in via het remsysteem en de motor
als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste
richting. In extreme situaties kan het
systeem de auto echter niet altijd
onder controle houden.Als het ASR- of ESP-systeem
is ingeschakeld, knippert het
desbetreffende pictogram. Het verklikkerlampje van de
schakelaar en het pictogram
gaan branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display: het ASR/
ESP-systeem is uitgeschakeld.
Werking van het ASR- en
ESP-systeem Uitschakelen van het ASR/
ESP-systeem
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond,...) kan het nuttig zijn het
ASR- en ESP-systeem uit te schake-
len, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.

Druk op de schakelaar "ESP
OFF" , die zich links onder het
stuurwiel bevindt.
Het systeem wordt opnieuw:
 automatisch ingeschakeld als het
contact wordt afgezet.
 handmatig ingeschakeld door
nogmaals op de schakelaar te
drukken. Bij een storing in de syste-
men zal het verklikkerlampje
van de schakelaar gaan
knipperen en het pictogram
verschijnen.
Raadpleeg een PEUGEOT-ser-
vicepunt om de systemen te laten
controleren.
De systemen ASR en ESP
zorgen voor meer veilig-
heid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich
echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico’s of te hard
rijden.
De goede werking van de syste-
men wordt verzekerd door de
naleving van de voorschriften van
de constructeur op het gebied
van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen en de
procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden
door een PEUGEOT-servicepunt.
Laat de systemen na een aan-
rijding controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.

Page 92 of 133

83
-Veiligheid
01-01-2006
AIRBAGS VOOR
Deze zijn voor de bestuurder in het
midden van het stuurwiel en voor
de passagier in het dashboard aan-
gebracht. Ze worden tegelijkertijd
geactiveerd, behalve als de airbag
aan passagierszijde is uitgescha-
keld.
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors regi-
streren een plotselinge vertraging
van de auto: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt
overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en bescher-
men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking
bij lichte aanrijdingen waarbij de
veiligheidsgordels zorgen voor een
afdoende bescherming; de kracht
van de aanrijding is afhankelijk van
het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking:
Het uit de airbags
ontsnappende gas kan enigszins
irriteren. Als dit pictogram verschijnt
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluids-
signaal en een melding
op
het multifunctionele display, laat het
systeem dan controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Storing airbag voor Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagiers-
zijde altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst. Anders kan een
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.

Zet het contact af , steek de
sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde 1, draai deze in
de stand «OFF» en verwijder de
sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt
zolang de airbag is uitge-
schakeld.
* Volgens land van bestemming.

Page 93 of 133

84 -Veiligheid
01-01-2006
In de stand «OFF» werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op «ON»
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier
te garanderen. ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de por-
tieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd.
Het goed functioneren van het sys-
teem wordt aangegeven door een
verklikkerlampje in het instrumenten-
paneel.
Het lampje gaat bij het aanzetten van
het contact gedurende 6 seconden
branden.
Als bij aangezet contact
(2e stand), dit pictogram
op het instrumentenpaneel
verschijnt in combinatie met
een melding op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld
(stand «OFF» ).
Als de twee verklikker-
lampjes airbag permanent
branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug
in de rijrichting. Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt.
Controle van werking
* Volgens land van bestemming.
Als het verklikkerlampje:
- niet brandt na het aanzetten van
het contact of,
- niet uitgaat na 6 seconden of,
- gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt,
dient u uw PEUGEOT-servicepunt te
raadplegen.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door een
pictogram op het instrumentenpaneel
in combinatie met een melding op het
multifunctionele display.

Page 94 of 133

85
-Veiligheid
01-01-2006
Houd u aan de
volgende veiligheids-
voorschriften voor een
maximale effectiviteit
van de airbags vóór en
de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afge- stelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoe-
len te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objec-
ten...). Dit kan de goede werking
van de airbag belemmeren en/of
de inzittenden bij het opblazen
van de airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft
hiervoor gekwalificeerd perso-
neel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen
niet op het stuurwielkussen rus-
ten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard
rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de
airbag wordt opgeblazen, kun-
nen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuur-
wielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen
met goedgekeurde stoelhoezen.
Raadpleeg uw PEUGEOT-ser-
vicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rug- leuning van de voorstoelen, dit
zou bij het afgaan van de airbags
kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page 95 of 133

84 -Veiligheid
01-01-2006
In de stand «OFF» werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op «ON»
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier
te garanderen. ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de por-
tieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd.
Het goed functioneren van het sys-
teem wordt aangegeven door een
verklikkerlampje in het instrumenten-
paneel.
Het lampje gaat bij het aanzetten van
het contact gedurende 6 seconden
branden.
Als bij aangezet contact
(2e stand), dit pictogram
op het instrumentenpaneel
verschijnt in combinatie met
een melding op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld
(stand «OFF» ).
Als de twee verklikker-
lampjes airbag permanent
branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug
in de rijrichting. Raadpleeg een
PEUGEOT-servicepunt.
Controle van werking
* Volgens land van bestemming.
Als het verklikkerlampje:
- niet brandt na het aanzetten van
het contact of,
- niet uitgaat na 6 seconden of,
- gedurende 5 minuten knippert en dan permanent brandt,
dient u uw PEUGEOT-servicepunt te
raadplegen.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het
systeem wordt aangegeven door een
pictogram op het instrumentenpaneel
in combinatie met een melding op het
multifunctionele display.

Page 96 of 133

85
-Veiligheid
01-01-2006
Houd u aan de
volgende veiligheids-
voorschriften voor een
maximale effectiviteit
van de airbags vóór en
de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afge- stelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoe-
len te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objec-
ten...). Dit kan de goede werking
van de airbag belemmeren en/of
de inzittenden bij het opblazen
van de airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft
hiervoor gekwalificeerd perso-
neel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen
niet op het stuurwielkussen rus-
ten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard
rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de
airbag wordt opgeblazen, kun-
nen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuur-
wielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen
met goedgekeurde stoelhoezen.
Raadpleeg uw PEUGEOT-ser-
vicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rug- leuning van de voorstoelen, dit
zou bij het afgaan van de airbags
kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page 97 of 133

86 -Veiligheid
01-01-2006
VEILIGHEIDSGORDELS
De veiligheidsgordels omdoen
Trek de riem om u heen en steek de
gesp in de gordelsluiting. Veiligheidsgordels vóór met
pyrotechnische gordelspanners
en gordelkrachtbegrenzers
Dankzij de toepassing van veilig-
heidsgordels met gordelspanners
en gordelkrachtbegrenzers is de
veiligheid van de voorste inzittenden
bij frontale aanrijdingen nog verder
verbeterd. De gordelspanners die-
nen om, afhankelijk van de kracht
van de aanrijding, de veiligheidsgor-
dels stevig tegen de lichamen van de
inzittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met gordel-
spanners werken alleen als het
contact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt
de kracht waarmee de gordel tegen
het lichaam van de inzittende getrok-
ken wordt.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van twee driepuntsgordels met oprol-
automaat.

Page 98 of 133

87
-Veiligheid
01-01-2006
Zorg ervoor dat alle inzit-
tenden tijdens het rijden hun
veiligheidsgordel dragen,
ook al betreft het een korte
rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen*, moet de heupgordel
altijd onder de armsteun door worden
geleid.
Controleer zowel voor en na het
gebruik van de gordel of deze goed
is opgerold.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
- mag deze door niet meer dan één volwassen persoon worden gedra-
gen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
- mag deze niet gedraaid zitten,
- mag er niets aan worden gewij- zigd.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij een
PEUGEOT-servicepunt. Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achter-
bank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor het gebruik van
kinderzitjes:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider* wanneer een kinderzitje is geïnstal-
leerd.
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag
gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door een PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens uitvoering.

Page 99 of 133

89
-Controles
01-01-2006
1.
Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,6 LITER 16V BENZINEMOTOR (110 pk)
* Volgens land van bestemming.

Page 100 of 133

90 -Controles
01-01-2006
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Motoroliereservoir.
2 LITER 16V BENZINEMOTOR (138 pk)
* Volgens land van bestemming.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 140 next >