Peugeot 206 CC 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 133

91
-Controles
01-01-2006
1.
Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtfilter.
7. Motoroliepeilstok. 8.
Motoroliereservoir.
9. Handopvoerpomp.
1,6 LITER HDI 16V TURBODIESELMOTOR (110 pk)
* Volgens land van bestemming.

Page 102 of 133

92 -Controles
01-01-2006
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
 Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen. (Maximum olieverbruik:
0,5 liter per 1000 km.)
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste auto te
geschieden, met behulp van de
olieniveaumeter in het instrumenten-
paneel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok
2 merktekens op de
peilstok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit
boven dit merkteken
uitkomen.
B = mini.
Voor het behoud van
de bedrijfszekerheid
van de motoren en de
emissieregelsystemen
mogen in geen geval
additieven aan de
motorolie worden toe-
gevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het
onderhoudsboekje.
Opmerking: vermijd langdurig
huidcontact met afgewerkte olie.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
een PEUGEOT-servicepunt.
Opmerking: de koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst.
Bij uitvoeringen voorzien van een
roetfilter kan de motorventilateur
bij afgezet contact nog (gaan) wer-
ken, zelfs bij koude motor.
Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.
Remvloeistofniveau:
De remvloeistof dient volgens de
door de constructeur voorgeschre-
ven intervallen te worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking:
remvloeistof is een erg
bijtend en schadelijk middel. Vermijd
elk contact met de huid. Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging

Open het reservoir bij koude
motor (omgevingstemperatuur),
het vloeistofniveau dient boven
het MINI en dicht bij het MAXI
merkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers *
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolen
producten.
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de motorventilateur.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
motorventilateur nog kan (gaan) wer-
ken als de sleutel uit het contactslot
is verwijderd en het koelsysteem
onder druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, als
de druk eenmaal gedaald is, de dop
los en vul het systeem bij.
* Volgens land van bestemming
Niveau brandstofadditief
(diesel)
Als in combinatie met een geluids-
signaal een melding op het
multifunctionele display aangeeft dat
het niveau van het brandstofadditief
te laag is, moet additief worden bij-
gevuld. Raadpleeg zo snel mogelijk
een PEUGEOT-servicepunt.

Page 103 of 133

93
-Controles
01-01-2006
Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet
overeenkomstig het onderhouds-
schema van de constructeur worden
uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Opmerking:
als langdurig met zeer
lage snelheid wordt gereden of de
motor langdurig stationair draait, kan
bij gasgeven soms rook uit de uitlaat
waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties van de
auto en heeft geen gevolgen voor het
milieu. Gebruik uitsluitend de door
PEUGEOT aanbevolen
producten of gelijkwaar-
dige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen als de stuurbekrachtiging
en het remsysteem te optimalise-
ren, selecteert en biedt PEUGEOT
specifieke producten aan.
Vermijd het schoonmaken van de
motor om de elektrische systemen
niet te beschadigen.
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de filters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement
periodiek, volgens het onderhouds-
schema.
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
In het geval van een lege brand-
stoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
1,6 liter 16V HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- verwijder de afdekkap om bij de handpomp te kunnen komen,
- bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in de
transparante slang met de groene
aansluiting ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau
controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje die betrekking
hebben op de motoruitvoering
van uw auto voor het controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de con-
structeur.

Page 104 of 133

94 -Praktische informatie
01-01-2006
De spuitbussen dienen
slechts voor tijdelijke
reparatie (maximum snel-
heid 80 km/h).
Na gebruik van de spuitbussen
moet de band vervangen worden.
De spuitbussen staan onder druk,
stel ze daarom niet bloot aan tem-
peraturen boven 50°C.
Bewaar de spuitbussen in het
geïsoleerde opbergvak.
LEKKE BAND
Deze auto heeft geen reservewiel,
in plaats daarvan is in het geïso-
leerde opbergvak 1, dat met een
riem aan de rechterzijde of (bij een
JBL-audiosysteem) linkerzijde van
de bagageruimte gemonteerd is, een
reparatieset (2 spuitbussen) aange-
bracht voor het tijdelijk repareren van
de band. 
Maak de aansluiting los en maak
onmiddellijk een rit van ten minste
5 km.
 Controleer daarna indien mogelijk
de bandenspanning.
 Rijd dan direct rustig naar de
dichtstbijzijnde garage.
Gebruik van spuitbus
bandenreparatie
(Zie ook de instructies op de spuit-
bussen).
 Verwijder de oorzaak van de lekke
band voor zover mogelijk en laat
de band eventueel leeglopen.
 Draai het wiel tot het ventiel even-
wijdig met de grond staat.
 Schud de spuitbus goed voor
gebruik (verwarm de spuitbus
enkele minuten met uw handen
als het erg koud is).
 Bevestig de aansluiting van de
spuitbus recht op het ventiel.
 Trek het ventiel tegen de rand van
het ventielgat, houd gelijktijdig de
spuitbus verticaal en spuit hem
leeg.
 Houd de spuitbus 1 minuut stevig
op het ventiel gedrukt.

Page 105 of 133

95
-Praktische informatie
01-01-2006
WIEL VERWISSELEN

Zet de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond.
 Trek de handrem aan, schakel de
eerste versnelling of de achteruit
in (stand P bij een automatische
transmissie) en zet het contact
af.
 Blokkeer het wiel kruislings tegen-
over het te verwisselen wiel met
het wielblok 2.
Wiel demonteren
 Verwijder de wieldop door de wiel-
sleutel 1 in de opening voor het
ventiel te steken en de wieldop los
te trekken.

Draai de wielbouten iets los (verwij-
der bij auto's met lichtmetalen velgen
eerst de sierdoppen van de wiel-
bouten; zie hiervoor "Lichtmetalen
velgen" op de volgende bladzijde).
 Plaats de krik 3 in één van de 4
daarvoor bestemde kriksteunen A
bij het te verwisselen wiel onder
de auto. Controleer of het uiteinde
van de krik over het gehele opper-
vlak op de grond steunt.
 Krik de auto op met 3.
 Draai de wielbouten geheel los en
verwijder het wiel.
Gereedschap
1 - Wielsleutel bevestigd tegen het
rechter binnenpaneel van de
bagageruimte.
2 - Wielblok.
3 - Krik.
4 - Gereedschap om sierdoppen te
verwijderen.

Page 106 of 133

96 -Praktische informatie
01-01-2006
Verwissel een wiel uit
veiligheidsoverwegingen
alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
- met een aangetrokken hand- rem.
- als de 1e versnelling of de ach- teruit is ingeschakeld (stand P bij
een automatische transmissie).
- als de auto met het wielblok geblokkeerd is.
Ga nooit onder een auto liggen
die alleen op de krik steunt
(gebruik bokken).
Na het verwisselen van het
wiel:
- laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel door een PEUGEOT-
servicepunt controleren.Wiel monteren
 Breng het wiel aan en draai de
wielbouten met de sleutel 1 enigs-
zins vast.
 Laat de krik 3 zakken en verwijder
deze dan.
 Draai de wielbouten met de sleu-
tel 1 vast.
 Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
Stop het wielblok en de krik terug in
de opbergbox en berg alles weer op
in de bagageruimte.

Page 107 of 133

97
-Praktische informatie
01-01-2006
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen
sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los-
gedraaid dienen de sierdoppen met
behulp van de gele sleutel
4 te wor-
den verwijderd. Monteren van het reservewiel*
Indien uw auto is voorzien van een
reservewiel met stalen velg, is het
normaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet raken.
Als de bouten volledig zijn aange-
draaid zorgt het conische draagvlak
van de bouten voor de bevestiging
van het reservewiel.
Antidiefstalbouten
Als de velgen zijn voorzien van anti-
diefstalbouten (één per wiel), dient u
eerst met behulp van het gereedschap
4 de chromen dop en vervolgens de
plastic huls te verwijderen alvorens
de bout los te draaien met behulp
van de dopsleutel (in het dashboard-
kastje) en de wielsleutel 1.
Opmerking: noteer de op de
dopsleutel gegraveerde code nauw-
keurig. Met deze code kunt u bij uw
PEUGEOT-servicepunt een nieuwe
dopsleutel verkrijgen.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
Monteren van winterbanden
Indien u uw auto voorziet van win-
terbanden met stalen velgen, is het
noodzakelijk
speciale bouten te
gebruiken, die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-dealer.

Page 108 of 133

98 -Praktische informatie
01-01-2006
LAMPEN VERVANGEN
Verwijder aan de rechterzijde eerst
de vulpijp van het ruitensproeier-
reservoir om het vervangen van de
lampen te vergemakkelijken:

draai de nok en de inkeping in lijn,
 trek de vulpijp omhoog.
Raadpleeg de procedure voor de
groot-/dimlichtcombinatie die betrek-
king heeft op de uitvoering van uw
auto.
1a. Dimlicht H7 55W / grootlicht H7 55W
 Trek de lip A omhoog en vervol-
gens naar achteren en verwijder
de beschermkap.
 Neem de stekker (s) B los.
 Druk op het uiteinde van de borglip
C om deze los te maken. Vervang
de defecte lamp.
 Let bij het monteren op de goede
stand van de nokjes en controleer
of de borglip stevig vastzit.
 Sluit de stekker weer aan.
 Plaats de beschermkap en de
vulpijp van het ruitensproeierre-
servoir (rechts). 1b. Dimlicht H7 55W /
grootlicht H1 55W
 Verwijder de beschermkap D om
de lamp H7 55W te vervangen of E om de lamp H1 55W te vervan-
gen.
 Neem de stekker (s) F los.
 Druk op het uiteinde van de borg-
lip (pen) G om deze los te maken.
Vervang de defecte lamp.
 Let bij het monteren op de goede
stand van de nokjes en controleer
of de borglip (pen) stevig vastzit
(ten).
 Sluit de stekker (s) weer aan.
 Plaats de beschermkap (pen) en
de vulpijp van het ruitensproeier-
reservoir (rechts).

Page 109 of 133

99
-Praktische informatie
01-01-2006
2. Parkeerlicht W5W

Draai de stekker met de lamphou-
der 2 een kwart omwenteling en
trek deze los.
 Vervang de lamp.
Zijknipperlichten WY5W
amberkleurig
 Druk het zijknipperlicht naar voren
en trek het los.
 Verwijder en vervang het zijknip-
perlicht.
De zijknipperlichten zijn verkrijgbaar
bij een PEUGEOT-servicepunt.
Raak de lampen uitslui-
tend met een droge doek
aan.
De koplampunits zijn
voorzien van een glas van poly-
carbonaat met een speciale
vernislaag. Reinig de koplampen
nooit met een droge of schu-
rende doek en gebruik geen
oplosmiddelen.
Gebruik een spons en zeepwater.
3. Richtingaanwijzers PY21W
amberkleurig
 Draai de stekker met de lamphou-
der 3 een kwart omwenteling (in
de richting van de voorzijde van
de auto) en trek deze los.
 Vervang de lamp.

Page 110 of 133

100 -Praktische informatie
01-01-2006
1. Richtingaanwijzer P21W.
2. Achteruitrijlicht P21W.
3. Rem-/achterlicht P21/5W.Achterlichten
Maak de zijbekleding in de bagage-
ruimte los.
Verwijder de vleugelmoer.
Verwijder de lichtunit.
Druk op de nok A en neem de stek-
ker los.
Verwijder de isolatie.
Duw de borglippen B naar buiten en
verwijder de lamphouder.
Vervang de defecte lamp(en).
Controleer na het vervangen of de
lamphouder en de achterlichtunit
weer goed op hun plek zitten.
Mistlampen vóór H1 55W
Druk aan de onderzijde van het luik
om het los te maken.
Open het luik.
Draai het afdekplaatje om het te ver-
wijderen.
Neem de stekker van de lamp los.
Druk op de uiteinden van de beide
borglippen om de lamp los te
maken.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 140 next >