Peugeot 206 CC 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 51 of 133

49
-Comfort
VENTILATIE
1.
Uitstroomopeningen
voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen
zijruitontwaseming.
3. Zijventilatieroosters.
4. Middelste ventilatieroosters.
5. Uitstroomopening voor
beenruimte voor.
6. Uitstroomopening voor
beenruimte achter (uitsluitend
bij uitvoeringen met
automatische airconditioning). Gebruiksadviezen en
opmerkingen
Zet de knop van de luchtopbrengst
zodanig dat de interieurlucht goed
ververst wordt.
Als de knop van de luchtopbrengst
in de stand
OFF wordt gezet, wordt
het thermische comfort niet meer
geregeld. Door de rijwind blijft er nog
wel een kleine luchtstroom gehand-
haafd.
Stel de luchtverdeling in naargelang
de behoefte en de klimatologische
omstandigheden.
Wijzig de instelling van de tempe-
ratuur geleidelijkom een optimaal
comfort te bereiken.
Zet de knop van de luchttoevoer in de
stand “Buitenlucht” voor een snelle
ontwaseming.
Als de temperatuur in de auto zeer
hoog blijft nadat deze lang in de zon
heeft gestaan, kunt u het interieur
kort ventileren.
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interi-
eur de uitstroomopeningen onder de
voorruit, de verschillende ventilatie-
roosters en de ventilatieopeningen
voor de beenruimte vrij blijven. Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een zware aanhanger
op een steile helling bij een hoge
buitentemperatuur) kan de aircondi-
tioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de
motor.
Controleer regelmatig de staat van
het interieurfilter, dat zich onder de
motorkap ter hoogte van de voorruit
bevindt. De filterelementen dienen
periodiek te worden vervangen. Laat
de filterelementen twee keer zo vaak
vervangen als de omstandigheden
dit vereisen.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren.
01-01-2006

Page 52 of 133

50 -Comfort
ONTDOOIEN EN
ONTWASEMENDruk de schakelaar bij
draaiende motor in om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na
ongeveer 12 minuten automatisch
uit*. Druk nogmaals op de schake-
laar om de achterruitverwarming
opnieuw gedurende 12 minuten in te
schakelen.
Het is mogelijk de achterruitverwar-
ming eerder uit te schakelen door de
schakelaar nogmaals in te drukken.
Schakel zodra de omstandigheden
het toelaten de achterruitverwarming
en verwarming buitenspiegels uit
aangezien een laag stroomverbruik
zorgt voor een vermindering van het
brandstofverbruik. Handmatig ontwasemen*
Snel ontwasemen van de voorruit en
zijruiten:
- schakel de airconditioning in,
- zet schakelaars van de tempera-
tuurregeling en de luchttoevoer in
de maximale stand,
- sluit de middelste ventilatieroos- ters,
- zet de knop van de luchttoevoer naar links in de stand “Buitenlucht”. Automatisch ontwasemen,
programma “Zicht”*
In sommige gevallen kan het pro-
gramma AUTO niet toereikend blijken
om de voorruit en zijruiten snel con-
dens- en ijsvrij te maken (vocht, veel
inzittenden, vorst...).
* Volgens uitvoering of land van
bestemming.
Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Opmerking:
deze functie is uitge-
schakeld als het dak is geopend. Kies dan het programma
“zicht”
, door op deze toets
te drukken, dat zorgt voor
een snelle ontwaseming van
de ruiten.
Druk nogmaals op de toets AUTO
om dit programma af te sluiten en
terug te keren naar het programma
AUTO.
01-01-2006

Page 53 of 133

51
-Comfort
VERWARMING/VENTILATIE
De verwarming en ventilatie werken uitsluitend bij draaiende
motor.
2. Luchtverdeling
1. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar
rood (warm) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
Luchtstroom naar voorruit en
zijruiten (ontwasemen-ont-
dooien).
Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de been-
ruimte.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een warm klimaat.
De luchtstroom kan worden gevari-
eerd door de knop in een tussenstand
te zetten, aangegeven met “-”. 3. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in één van
de vier standen om de
gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
4. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en de
zijruiten.
Toevoer van buitenlucht.
Luchtrecirculatie.
Zet om de luchtrecirculatiestand te
gebruiken de knop 4 naar rechts in
de stand “Luchtrecirculatie”.
Zet, zodra de omstandigheden
dit toelaten, de knop 4 weer in de
stand “Toevoer van buitenlucht” om
te voorkomen dat de luchtkwaliteit
in het interieur afneemt.
01-01-2006

Page 54 of 133

52 -Comfort
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.De airconditioning werkt niet als
de knop voor de regeling van de
luchtopbrengst op “OFF” staat.
Laat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
1. Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning kan tijdens alle
seizoenen effectief gebruikt worden,
mits de ruiten zijn gesloten. Het
systeem stelt u in staat de tempe-
ratuur in het interieur ‘s zomers te
verlagen en zorgt in de winter bij
temperaturen boven 0°C voor een
snelle ontwaseming van beslagen
ruiten. 2. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar
rood (warm) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
Luchtstroom naar voorruit en
zijruiten (ontwasemen - ont-
dooien).
Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Druk de schakelaar in, het
verklikkerlampje gaat bran-
den. Luchtstroom naar de been-
ruimte.
3. Luchtverdeling
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een warm klimaat.
De luchtstroom kan worden gevari-
eerd door de knop in een tussenstand
te zetten, aangegeven met “-”.
01-01-2006

Page 55 of 133

53
-Comfort
4. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in één van
de vier standen om de
gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Toevoer van buitenlucht.
Luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en de
zijruiten.
Als de luchtrecirculatiestand gebruikt
wordt terwijl de airco is ingeschakeld,
wordt de capaciteit van de airco
vergroot en worden de ruiten sneller
ontwasemd.
Als de luchtrecirculatiestand bij voch-
tig weer wordt gebruikt, bestaat het
risico dat de ruiten beslaan.
Zet om de luchtrecirculatiestand te
gebruiken de knop 5 naar rechts.
Zet, zodra de omstandigheden dit
toelaten, de knop 5 weer in de stand
“Toevoer van buitenlucht” om te
voorkomen dat de luchtkwaliteit in
het interieur afneemt.
5. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
01-01-2006

Page 56 of 133

54 -Comfort
Opmerking: de werking van het systeem kan minder zijn als het dak is weg-
geklapt.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Automatische werking 2. Regeling door het programma AUTO
Druk op de toets “AUTO”.
Het is raadzaam deze stand
te gebruiken: het systeem
regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de lucht-
recirculatie automatisch en optimaal
aan de hand van de door u ingestelde
waarde. Het systeem kan tijdens alle
seizoenen effectief gebruikt worden,
mits de ruiten zijn gesloten. Voor uw comfort worden de instel-
lingen tussen twee startmomenten
opgeslagen, mits de temperatuur in
het interieur nauwelijks is veranderd.
Is dit wel het geval, dan treedt het
automatische programma weer in
werking.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor het gewenste comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch
en zo snel mogelijk het temperatuur-
verschil.
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld.
Bij het indrukken van de toets
AUTO
zal het systeem weer volledig auto-
matisch functioneren.
1. Temperatuurregeling
De op het display weer-
gegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de
werkelijke temperatuur in
graden Celsius of Fahrenheit.
Druk op de pijltjestoetsen 1 (omhoog
en omlaag) om deze waarde te wijzi-
gen. Instelling op ongeveer 21 biedt
een optimaal comfort.
01-01-2006

Page 57 of 133

55
-Comfort
3. Airconditioning AAN/UIT
Bij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverver-
sing uitgeschakeld.
De aanduiding ECO verschijnt op het
display.
Druk de toets nogmaals in om de
automatische werking van de aircon-
ditioning te hervatten. De aanduiding
A/C verschijnt op het display.
Opmerkingen
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen is het raadzaam de stand
ECO bij koud of vochtig weer niet te
gebruiken.
Laat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
4. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit (ontwasemen of ont- dooien).
- de voorruit en de beenruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters. 5. Luchtopbrengst
Druk op de toets “+”
of “-” om de luchtop-
brengst respectievelijk
te vergroten of te ver-
kleinen.
6. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie 7. Uitschakelen van het systeem
Bij het indrukken van de toets
OFF worden alle functies van
het systeem uitgeschakeld.
De temperatuur en de ontwaseming
worden dan niet meer geregeld,
maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Het systeem wordt opnieuw met de
laatste instellingen ingeschakeld
door op de toets OFF, AUTO of zicht
te drukken.
Opmerking: druk op de toets toevoer
van buitenlucht 7 om de luchttoevoer
volledig af te sluiten.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd. De
recirculatiestand, aange-
geven op het display, dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit).
Druk de toets nogmaals in om de
automatische toevoer van buiten-
lucht te hervatten.
01-01-2006

Page 58 of 133

56 -Comfort
01-01-2006

Page 59 of 133

57
-Comfort
VOORSTOELEN
1 - Lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2 - Hoogte- en hoekverstelling
van de hoofdsteun
Naar boven: Trek de hoofdsteun
omhoog. 3 - Toegang tot de achterbank
Druk één van de twee handgrepen
met de hand naar voren om de rug-
leuning naar voren te klappen en de
stoel vooruit te schuiven. Als de stoel
wordt teruggeduwd, komt deze auto-
matisch weer in de oorspronkelijke
stand terug.
Let erop dat niet wordt verhinderd dat
de stoel weer in de oorspronkelijke
stand wordt teruggeschoven; dit is
nodig om de stoel te vergrendelen.
Ga nooit zonder
hoofdsteunen rijden; de
hoofdsteunen moeten
aanwezig zijn en correct
zijn afgesteld.
De juiste stand van de hoofd-
steun is als de bovenzijde van
de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van een
blokkeermechanisme waardoor de
hoofdsteun niet naar beneden kan
schuiven (veiligheidsvoorziening bij
een aanrijding).
Voor het lager zetten van de hoofd-
steun moet tegelijkertijd:
- de blokkeerpal op de linker geleider
worden ingedrukt.
- de hoofdsteun naar beneden wor- den geschoven.
Druk de pallen op de geleiders in om
de hoofdsteunen te verwijderen.
De hoek van de hoofdsteunen kan
ook worden afgesteld.
Toegang tot de achterbank is niet
mogelijk als de rugleuning van de
voorstoel volledig naar achteren is
geklapt.
4 - Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te
verstellen.
5 - Rugleuning verstellen
Duw de hendel naar achteren.
6 - Schakelaar stoelverwarming
Druk de schakelaar in.
De temperatuur wordt automatisch
geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verwarming weer uit te schake-
len.
01-01-2006

Page 60 of 133

58 -Comfort
ADVIEZEN VOOR
KINDERZITJES
De onjuiste bevestiging van een
kinderzitje brengt de veiligheid van
het kind in gevaar in geval van een
botsing.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt .
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in
de rijrichting" voor dat de rugleuning
van het zitje tegen de rugleuning van
de stoel van de auto aandrukt en dat
de hoofdsteun geen belemmering
vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig op
om te voorkomen dat de hoofdsteun
door de auto vliegt bij krachtig afrem-
men. Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind
ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder.
* Volgens uitvoering.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht ach-
ter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon
staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten* om te voor-
komen dat de portieren per ongeluk
geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten*
niet verder dan voor 1/3 deel geopend
worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te bescher-
men.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting
op de passagiersstoel voor worden
vervoerd, behalve als de achterzit-
plaatsen al bezet zijn door andere
kinderen of als de achterbank niet
bruikbaar, neergeklapt of verwijderd
is.
Schakel de airbag aan passagiers-
zijde* uit zodra een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voorstoel
wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken.
01-01-2006

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 140 next >