Peugeot 206 CC 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 133

65
-Toegang tot de auto
01-01-2006
PORTIERENVergrendelen van binnenuit
Vergrendelen: Druk op de knop
A.
Met het vergrendelen van een voor-
portier worden tegelijkertijd ook het
portier aan passagierszijde en het
kofferdeksel vergrendeld.
Openen van buitenaf
Openen van binnenuit* Zorg ervoor dat
voorafgaand aan werk-
zaamheden waarbij de
accukabels worden los-
genomen de portieren
en de ruiten zijn gesloten.
Als de accukabels zijn losgeno-
men, blijft het mogelijk de portieren
te openen. Sluit de portieren niet
door deze dicht te gooien.
Raadpleeg snel een PEUGEOT-
servicepunt.
De portierruit zakt automatisch
enkele centimeters om het openen
van het portier te vergemakkelijken.
Bij het sluiten van het portier wordt de
ruit automatisch weer volledig geslo-
ten voor een perfecte afdichting.
Ontgrendelen van binnenuit*
Trek aan de knop A of aan de
handgreep om het portier te ontgren-
delen.
Waarschuwing “portier open”
Als bij draaiende motor een por-
tier niet goed is gesloten, zal een
geluidssignaal te horen zijn in combi-
natie met een bijbehorende melding
of afbeelding op het multifunctionele
display.
Tijdens het rijden gaat, als de knop
van de plafonnier in de stand “ver-
lichting gaat branden als een portier
geopend wordt” staat, de plafonnier
knipperen.
* Volgens uitvoering.

Page 72 of 133

66 -Toegang tot de auto
01-01-2006
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN VAN HET
KOFFERDEKSEL
Vergrendel het kofferdeksel met
de sleutel (draai de sleutel van A
naar C) of met de afstandsbedie-
ning.
Ontgrendel het kofferdeksel met
de sleutel (draai de sleutel van A
naar B).
De verlichting van de bagage-
ruimte gaat automatisch aan zodra
het kofferdeksel geopend wordt.
Vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit*
Druk op de knop
A om de portieren
te vergrendelen/ontgrendelen. Inschakelen
Druk lang op de knop
A.
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Deze melding verschijnt opnieuw bij
iedere keer dat er gestart wordt.
* Volgens uitvoering.
Uitschakelen
Druk lang op de knop
A.
Opmerkingen: Als een van de
portieren geopend is werken de
vergrendeling van binnenuit en de
automatische centrale vergrendeling
niet.
Als de achterklep wordt geopend,
blijft de automatische centrale ver-
grendeling van de portieren actief.
Automatische centrale
portiervergrendeling
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, kunnen de portieren auto-
matisch worden vergrendeld.
Druk om bij een snelheid hoger dan
10 km/h de portieren tijdelijk te ont-
grendelen kort op de knop
A.
U kunt deze functie desgewenst
inschakelen of uitschakelen.

Page 73 of 133

66 -Toegang tot de auto
01-01-2006
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN VAN HET
KOFFERDEKSEL
Vergrendel het kofferdeksel met
de sleutel (draai de sleutel van A
naar C) of met de afstandsbedie-
ning.
Ontgrendel het kofferdeksel met
de sleutel (draai de sleutel van A
naar B).
De verlichting van de bagage-
ruimte gaat automatisch aan zodra
het kofferdeksel geopend wordt.
Vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit*
Druk op de knop
A om de portieren
te vergrendelen/ontgrendelen. Inschakelen
Druk lang op de knop
A.
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Deze melding verschijnt opnieuw bij
iedere keer dat er gestart wordt.
* Volgens uitvoering.
Uitschakelen
Druk lang op de knop
A.
Opmerkingen: Als een van de
portieren geopend is werken de
vergrendeling van binnenuit en de
automatische centrale vergrendeling
niet.
Als de achterklep wordt geopend,
blijft de automatische centrale ver-
grendeling van de portieren actief.
Automatische centrale
portiervergrendeling
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, kunnen de portieren auto-
matisch worden vergrendeld.
Druk om bij een snelheid hoger dan
10 km/h de portieren tijdelijk te ont-
grendelen kort op de knop
A.
U kunt deze functie desgewenst
inschakelen of uitschakelen.

Page 74 of 133

67
-Toegang tot de auto
01-01-2006
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde:
Trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard.
Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
MOTORKAPSTEUN
Plaats de stang in de uitsparing om
de motorkap te ondersteunen.
Druk de stang in de houder alvorens
de motorkap te sluiten.
BRANDSTOF TANKEN
Het tanken dient met afgezette
motor te geschieden.
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.
Op een label staat de voorgeschre-
ven soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt kunnen er storingen
optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 47 liter.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken
en laat deze aan het einde van de
slag in het slot vallen. Controleer of
de motorkap goed vergrendeld is.

Page 75 of 133

68 -Toegang tot de auto
01-01-2006
ELEKTRISCH BEDIENBAAR
DAK
Openen van het dak
Zet tijdens het openen van het dak
nooit het contact af.
 Zet de auto stil op een horizontale
ondergrond.
 Controleer of het afdekscherm 1
is vastgemaakt (er mogen geen
voorwerpen op geplaatst zijn;
eventuele bagage mag het afdek-
scherm niet omhoogdrukken).
 Controleer of er geen voorwerpen
op de hoedenplank geplaatst zijn.
 Controleer of het kofferdeksel
goed dicht zit.
 Zet de auto stil , trek de hand-
rem aan en zet het contact in
stand M. 
Ontgrendel de twee haken 2
volledig ; deze handeling wordt
bevestigd door een geluidssig-
naal.
 Trek aan knop 3 tot het geluidssig-
naal aangeeft dat het dak volledig
is geopend.
Tijdens het bedienen van het dak
worden eerst de portierruiten en
vervolgens de achterzijruiten auto-
matisch geopend, het kofferdeksel
wordt geopend en het dak wordt
opgevouwen en opgeborgen in de
bagageruimte, waarna het kofferdek-
sel sluit en de hoedenplank wordt
geplaatst.
Opmerking: Na het openen of slui-
ten van het dak kunnen de ruiten
weer bediend worden. Storing in het systeem:
Controleer als het dak niet beweegt
of het afdekscherm is uitgetrokken
en vastgemaakt en of het kofferdek-
sel goed dicht zit. Als de beweging
van het dak stopt, klinkt een onon-
derbroken geluidssignaal:

Laat de knop 3 los en trek opnieuw
aan deze knop om het openen
van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Het is raadzaam na regen of na
het wassen van uw auto te wach-
ten met het openen van het dak
tot het opgedroogd is.

Page 76 of 133

69
-Toegang tot de auto
01-01-2006
Sluiten van het dak
Zet tijdens het sluiten van het dak
nooit het contact af.

Controleer of het afdekscherm 1
is uitgetrokken en vastgemaakt
(er mogen geen voorwerpen op
geplaatst zijn; eventuele bagage
mag het afdekscherm niet
omhoogdrukken).
 Controleer of het kofferdeksel
goed gesloten is.
 Zet de auto stil , trek de hand-
rem aan en zet het contact in de
stand M.
 Druk op de knop 3 tot het geluids-
signaal aangeeft dat het dak
volledig is gesloten.
Tijdens het sluiten van het dak
worden de portierruiten en de ach-
terzijruiten automatisch geopend, de
hoedenplank wordt weggevouwen,
het kofferdeksel wordt geopend, het
dak wordt uitgevouwen en geplaatst,
waarna het kofferdeksel weer wordt
gesloten.
 Vergrendel tenslotte de twee
haken 2.
Opmerking: Na het openen of slui-
ten van het dak kunnen de ruiten
weer bediend worden. Storing in het systeem:
Controleer als het dak niet beweegt
of het afdekscherm is uitgetrokken
en vastgemaakt en of het kofferdek-
sel goed dicht zit.
Als de beweging van het dak stopt,
klinkt een ononderbroken geluids-
signaal:

Laat de knop 3 los en druk deze
knop opnieuw in om het sluiten
van het dak te voltooien.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Als tijdens het rijden een ononderbro-
ken geluidssignaal klinkt, betekent
dit dat het dak en/of het kofferdeksel
niet zijn vergrendeld:
 Zet de auto stil en trek de hand-
rem aan.
 Open en sluit het dak volledig;
volg hierbij de instructies.
Laat, wanneer de storing aanhoudt,
het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Bij een eventuele elektrische of
hydraulische storing kan het dak
met de hand gesloten worden.
Wanneer de zijruiten niet geheel
meer kunnen worden geopend is
het automatisch openen of sluiten
van het dak onmogelijk. Niettemin
is het mogelijk om het door middel
van een bijzondere procedure te
sluiten.
Raadpleeg de noodprocedures
achterin dit boekje.
Bedien het dak niet wan-
neer een bagagerek op
het kofferdeksel bevestigd
en beladen is.
Let erop dat er zich, tij-
dens het openen of sluiten van het
dak, geen personen in de buurt
van het bedieningsmechanisme
bevinden; hiermee wordt risico op
letsel voorkomen.
Laat knop 3 nooit langer dan
5 minuten los als het dak
nog niet volledig gesloten of
geopend is. Laat bij gevaar ech-
ter de bedieningsknop los; het
dak stopt direct met bewegen. U
kunt het openen of sluiten van
het dak hervatten zolang het
geluidssignaal te horen is.

Page 77 of 133

70 -Zicht
01-01-2006
Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch of het dimlicht hand-
matig wordt uitgeschakeld, blijven
de mistlampen vóór, het mistachter-
licht en de parkeerlichten branden
(draai de ring naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan uitge-
schakeld).Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Opmerking: Als het contact is afge-
zet, het automatisch inschakelen van
de verlichting is uitgeschakeld en het
bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting vóór en achter
Draai ring A om de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht
Automatisch
inschakelen van de
verlichting Mistlampen vóór (draai de
ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en
mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht
worden ingeschakeld door de ring
B
naar voren te draaien en uitgescha-
keld door de ring naar achteren te
draaien. Het branden wordt aangege-
ven door een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
De mistlampen vóór werken in combinatie
met de parkeerlichten en het dimlicht.
Als het grootlicht wordt ingeschakeld,
worden de mistlampen vóór uitgescha-
keld. Zodra het grootlicht weer wordt
uitgeschakeld, worden de mistlampen
weer ingeschakeld.
Mistlampen vóór en
mistachterlicht (draai
de ring 2 standen naar
voren).
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-
eenvolgens het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers
en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-
ten zodra ze niet meer nodig zijn.
Follow me home
De parkeer- en dimlichten kunnen
gedurende ongeveer 30 seconden
blijven branden als u de auto ver-
laat:
- Zet het contact in de stand STOP.
- Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- Geef een lichtsignaal.
- Verlaat en vergrendel de auto.

Page 78 of 133

71
-Zicht
01-01-2006
Richtingaanwijzers
AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvol-
doende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden
uitgeschakeld als de lichtsterkte van
de omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld.
Bij de aflevering van de auto is deze
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand acces-
soires (1 e
stand van de sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de licht- schakelaar meer dan 4 seconden
ingedrukt.
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen en
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Dek de lichtsensor, die aan de
regensensor is gekoppeld en zich
in het midden van de voorruit,
achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. Deze sensor regelt de
automatische verlichting.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting
handmatig bedient, wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt. KOPLAMPEN VERSTELLEN
Afhankelijk van de belading van de
auto wordt aanbevolen de koplam-
pen te verstellen.
0.
1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 4 personen.
2. 4 personen + maximaal
toegestane belading.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.

Page 79 of 133

71
-Zicht
01-01-2006
Richtingaanwijzers
AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvol-
doende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden
uitgeschakeld als de lichtsterkte van
de omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld.
Bij de aflevering van de auto is deze
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand acces-
soires (1 e
stand van de sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de licht- schakelaar meer dan 4 seconden
ingedrukt.
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie
is een geluidssignaal te horen en
verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Dek de lichtsensor, die aan de
regensensor is gekoppeld en zich
in het midden van de voorruit,
achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. Deze sensor regelt de
automatische verlichting.
Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting
handmatig bedient, wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt. KOPLAMPEN VERSTELLEN
Afhankelijk van de belading van de
auto wordt aanbevolen de koplam-
pen te verstellen.
0.
1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 4 personen.
2. 4 personen + maximaal
toegestane belading.
3. Bestuurder + maximaal
toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.

Page 80 of 133

72 -Zicht
01-01-2006
Ruitenwissers vóór met
intervalstand
2 Hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Normale snelheid (matige
regenval).
I Interval.
0 Uit.
 Eén keer wissen (omlaag
duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
rijsnelheid. Langer dan 1 minuut nadat het
contact is afgezet dient de schake-
laar weer geactiveerd te worden:
- Zet de schakelaar in een willekeu-
rige stand.
- Zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand.
RUITENWISSER-
SCHAKELAAR
Ruitenwissers vóór met
automatische stand
2 Hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Normale snelheid (matige
regenval).
AUTO Automatisch wissen.
0 Uit.
 Eén keer wissen (omlaag
duwen).
In de stand AUTO wordt de snelheid
van de wissers aangepast aan de
hoeveelheid neerslag. Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden
,
worden tegelijk ook de koplamp-
sproeiers geactiveerd.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 140 next >