Peugeot 206 SW 2004.5 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 183

88 -
31-01-2005
89
-
31-01-2005
ALGEMENE INFORMATIE
MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp
van uw auto veel aandacht heeft be-
steed aan veiligheidsvoorzieningen
voor uw kinderen, is hun veiligheid
natuurlijk ook afhankelijk van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- Sinds 1992 dienen kinderen jon-
ger dan 10 jaar in gehomologeer-
de*, aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-be-
vestigingen** uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd.
- Kinderen van minder dan 9 kg
moeten zowel voor- als achterin
tegen de rijrichting in worden ver-
voerd. PEUGEOT raadt u aan uw
kind tegen de rijrichting in te ver-
voeren tot de leeftijd van 2 jaar.
- De veiligste plaats voor een kin-
derzitje is volgens de statistie-
ken een plaats op de achterbank
van uw auto. PEUGEOT beveelt
u dan ook aan het kinderzitje op
de achterbank te bevestigen,
ook al is het een kinderzitje dat
tegen de rijrichting in kan wor-
den bevestigd.
- Als uw kind op een zitverhoging zit, controleer dan of de heupgordel
goed over de bovenbenen van het
kind ligt. De schoudergordel dient over de
schouder van het kind te liggen,
zonder de hals te raken. PEUGEOT
raadt u aan een zitverhoging met
rugleuning en een gordelgeleider
ter hoogte van de schouder van het
kind te gebruiken.
- Vergeet bij het vastmaken van de veiligheidsgordel of het tuigje van
het kinderzitje niet om de speling
tussen de gordel of het tuigje en
het lichaam van het kind tot een
minimum te beperken .
Bijzonderheden met betrekking
tot het vervoer van kinderen op
de passagiersstoel*
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het kinderzitje in de rijrich-
ting op de passagiersstoel worden
vervoerd, behalve als de achterzit-
plaatsen al bezet zijn door andere
kinderen of als de achterbank niet
bruikbaar is (verwijderd, neerge-
klapt). Zet in dat geval de passa-
giersstoel in de middelste stand en
schakel de airbag niet uit**.
Het kinderzitje mag tegen de rijrich-
ting in worden aangebracht. In deze
stand is het verplicht de airbag aan
passagierszijde uit te schakelen**.
Anders kan het kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
ISOFIX-BEVESTIGINGEN (a)
De rechter- en linkerzitplaats (a) van
de achterbank (3-/5-deurs en 206 SW)
of het 1/3 deel van de in delen nee-
rklapbare achterbank (206 RC) zijn
uitgerust met ISOFIX-verankeringen .
Deze bestaan uit 2 ringen geplaatst
tussen de rug en de zitting van de
stoel.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die makkelijk kunnen
worden verankerd aan deze ringen.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje is
de bescherming van het kind bij een
aanrijding niet meer gewaarborgd.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen
voor een veilige, degelijke en snelle
montage van het ISOFIX-kinderzitje
in uw auto.
* Volgens de wettelijke bepalingen.
** Volgens uitvoering.
Comfort

Page 92 of 183

88 -
31-01-2005
89
-
31-01-2005
KIDDY ISOFIX-kinderzitje (b)
Dit zitje kan met de rug in de ri-
jrichting worden geplaatst voor kin-
deren vanaf de geboorte tot 13 kg en
met het gezicht in de rijrichting voor
kinderen van 9 tot 18 kg.
Plaatsen:
- Met de "rug in de rijrichting":
• op de achterbank: het KIDDY Isoix kinderzitje moet tegen de
rugleuning van de desbetref-
fende voorstoel zitten.
- Met het "gezicht in de rijrichting": • op de achterbank: de voorstoel moet in de middelste stand sta-
an, met de rugleuning rechtop.
In de 206 RC mag het KIDDY Iso-
ix kinderzitje alleen in de zitstand
worden geplaatst. Raadpleeg hier-
voor de gebruiksaanwijzing van het
kinderzitje.
RÖMER Duo ISOFIX-
kinderzitje (b)
Dit zitje kan uitsluitend met het
gezicht in de rijrichting worden ge-
plaatst voor kinderen van 9 tot 18 kg.
Het zitje kan worden bevestigd zon-
der de bovenste zogenaamde Top
Tether bevestiging.
Voor het comfort van uw kind is het
zitje verstelbaar in drie standen:
rechtop, slaapstand en verlengd.
Als het Römer Duo zitje achterin is
bevestigd, moet de rugleuning van
de desbetreffende voorstoel van de
auto zodanig zijn versteld dat de
voeten van het kind de voorstoel niet
raken. Deze kinderzitjes kunnen ook worden
bevestigd op zitplaatsen die niet zijn
voorzien van ISOFIX-verankeringen.
Het is in dat geval verplicht het zitje
op de zitplaats te bevestigen met de
driepunts veiligheidsgordel.
Volg bij het plaatsen van het kin-
derzitje de gebruiksaanwijzing van
de fabrikant van het kinderzitje.
(a) Volgens uitvoering.
(b) U kunt op de ISOFIX-bevestigin- gen in uw auto alleen de door
PEUGEOT gehomologeerde ISO-
FIX-kinderzitjes, die verkrijgbaar
zijn bij de PEUGEOT-servicepun-
ten, verankeren.
Comfort

Page 93 of 183

90 -
31-01-2005
91
-
31-01-2005
Groep 0+: Vanaf de geboorte tot
13 kg Groep 1, 2 en 3: Van 9 tot 36 kg
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een uitgebreide reeks kinderzitjes die met de
veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
L2 - "RÖMER Baby-Safe": wordt met
de rug in de rijrichting aangebracht
en met een driepuntsgordel vast-
gemaakt. Het diepe, stevige frame
biedt het kind een optimale bescher-
ming in het geval van een zijdelingse
aanrijding.
Als een van de bovenstaande zitjes
voorin is aangebracht, is het verplicht
de airbag aan passagierszijde uit te
schakelen* en de voorstoel in de
middelste stand te zetten.
L1 - "BRITAX Babysure": wordt met
de rug in de rijrichting aangebracht
en met een driepuntsgordel vastge-
maakt.
L3 - "KIDDY Life": wordt met een
driepuntsgordel vastgemaakt.
De hoogte en de breedte bij de
schouders en de lengte van de zit-
ting moeten naar gelang de leeftijd
en de grootte van uw kind worden
afgesteld.
Omwille van de veiligheid van jonge
kinderen (van 9 tot 18 kg), raadt
PEUGEOT u aan de gordelbescher-
mer te gebruiken.
* Volgens uitvoering.
Comfort

Page 94 of 183

90 -
31-01-2005
91
-
31-01-2005
Laat nooit één of meer
kinderen zonder toezicht
in een auto achter.
Laat nooit een kind of een
dier in uw auto achter wanneer
alle ruiten gesloten zijn en de auto
in de zon staat.
Plaats zonneschermen voor de ach-
terste zijruiten om uw jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
L5 - "KLIPPAN Optima": wordt met
een driepuntsgordel vastgemaakt.
Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): ge-
bruik alleen de zitverhoging. Groep 2 en 3: Van 15 tot 36 kg
Schakel de airbag aan passa-
gierszijde* altijd uit als u een
kinderzitje met de rug in de rij-
richting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het
afgaan van de airbag levensge-
vaarlijk gewond raken.Aanbevelingen
Controleer voor een optimale beves-
tiging van het kinderzitje met het ge-
zicht in de rijrichting of de rugleuning
van het zitje goed tegen de rugleuning
van de zitplaats van de auto steunt en
of de hoofdsteun niet in de weg zit.
Wanneer u voor het plaatsen van een
"RECARO Start", "KLIPPAN Optima"
of "KIDDY Life" (vanaf 6 jaar) kinder-
zitje de hoofdsteun moet verwijderen,
zorg er dan voor dat de hoofdsteun
veilig wordt opgeborgen of vastgezet
om te voorkomen dat de hoofdsteun
bij een noodstop een gevaarlijk pro-
jectiel wordt. Laat de sleutels nooit binnen be-
reik van de kinderen achter in de
de auto.
Volg alle aanwijzingen van de
fabrikant met betrekking tot het
plaatsen en het bevestigen van
het kinderzitje op. Deze zijn aan-
gegeven in de desbetreffende
gebruiksaanwijzing.
Gebruik de kindersloten* om te
voorkomen dat de achterportieren
per ongeluk geopend worden.
Zorg er bovendien voor dat de
achterzijruiten* niet verder dan
voor 1/3 deel geopend worden.
L4 - "RECARO Start": wordt met een
driepuntsgordel vastgemaakt.
De hoogte en de breedte bij de
schouders en de lengte van de zitting
moeten naar gelang de leeftijd en de
grootte van uw kind worden afgesteld.
* Volgens uitvoering.
Comfort

Page 95 of 183

92 -
31-01-2005
93
-
31-01-2005
OVERZICHT BEVESTIGING
KINDERZITJES
(3-/5-deurs en 206 SW)
Conform de Europese wetgeving
(Richtlijn 2000/3) geeft dit overzicht
de mogelijkheden aan met betrek-
king tot het plaatsen van een univer-
seel gehomologeerd kinderzitje met
de veiligheidsgordel (kinderzitje dat
in alle auto's met de veiligheidsgor-
del kan worden bevestigd), gerang-
schikt naar het gewicht van het kind
en de plaats in de auto. U: Plaats geschikt voor het bevesti-
gen van een universeel goedgekeurd
kinderzitje met de veiligheidsgordel.
Kinderzitje geplaatst met de rug in
de rijrichting of het gezicht in de rij-
richting.
UF: Plaats geschikt voor het bevesti-
gen van een universeel goedgekeurd
kinderzitje met de veiligheidsgordel.
Kinderzitje uitsluitend geplaatst met
het gezicht in de rijrichting.
X: Plaats niet geschikt voor het be-
vestigen van een kinderzitje uit de
aangegeven gewichtsgroep.Bijzonderheden
Het kinderzitje "BRITAX Babysure"
(L1) kan niet op de middelste zit-
plaats achter worden geplaatst.
De kinderzitjes "RECARO Start" (L4)
en "KLIPPAN Optima" (L5) mogen
niet op de middelste zitplaats achter
worden geplaatst als deze zitplaats is
voorzien van een tweepuntsgordel.
Plaats
Gewicht en leeftijdsindicatie van het kind
Gewicht lager dan 13 kg (groep 0 (a) en 0+)
Vanaf de geboorte tot ca. 1 jaar Gewicht tussen
9 en 18 kg(groep 1)
Van ca. 1 tot ca. 3 jaar Gewicht tussen
15 en 25 kg(groep 2)
Van ca. 3 tot ca. 6 jaar Gewicht tussen
22 en 36 kg(groep 3)
Van ca. 6 tot ca. 10 jaar
Passagiersstoel vóór (b)
Vaste stoel, In hoogte verstelbarse stoelU U U U
Buitenste zitplaats achter U U U U
Middelste zitplaats achter Driepuntsgordel X UF UF UF
Middelste zitplaats achter Tweepuntsgordel X UF UF UF
(a) Groep 0: van geboorte tot 10 kg.
(b) De wettelijke voorschriften voor
het vervoer van kinderen op de
passagiersstoel vóór zijn per
land verschillend. Raadpleeg de
wetgeving in uw land.
Comfort

Page 96 of 183

92 -
31-01-2005
93
-
31-01-2005
OVERZICHT BEVESTIGING
KINDERZITJES (206 RC)
Conform de Europese wetgeving
(Richtlijn 2000/3) geeft dit overzicht
de mogelijkheden aan met betrek-
king tot het plaatsen van een univer-
seel gehomologeerd kinderzitje met
de veiligheidsgordel (kinderzitje dat
in alle auto's met de veiligheidsgor-
del kan worden bevestigd), gerang-
schikt naar het gewicht van het kind
en de plaats in de auto. U: Plaats geschikt voor het bevesti-
gen van een universeel goedgekeurd
kinderzitje met de veiligheidsgordel.
Kinderzitje geplaatst met de rug in
de rijrichting of het gezicht in de rij-
richting.
(a) Groep 0: van geboorte tot 10 kg.
(b) De wettelijke voorschriften voor
het vervoer van kinderen op de
passagiersstoel vóór zijn per
land verschillend. Raadpleeg de
wetgeving in uw land.
Plaats Gewicht en leeftijdsindicatie van het kind
Gewicht lager dan 13 kg (groep 0 (a) en 0+)
Vanaf de geboorte tot ca. 1 jaar Gewicht tussen
9 en 18 kg(groep 1)
Van ca. 1 tot ca. 3 jaar Gewicht tussen
15 en 25 kg(groep 2)
Van ca. 3 tot ca. 6 jaar Gewicht tussen
22 en 36 kg(groep 3)
Van ca. 6 tot ca. 10 jaar
Passagiersstoel vóór
(b)
U U U U
Buitenste zitplaats achter
Comfort

Page 97 of 183

94 -
31-01-2005
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling van de
veiligheidsgordel:
- Verlagen: trek de knop naar u toe en schuif het bevestigingspunt om-
laag.
- Verhogen: schuif het bevestigings- punt omhoog. De veiligheidsgordel omdoen
Trek de riem om u heen en steek de
gesp in de gordelsluiting.
De gordel heeft het mees-
te effect als deze strak
om het lichaam gedragen
wordt.
De gordelspanners kunnen, af-
hankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, vóór en onaf-
hankelijk van de airbags afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag
in het instrumentenpaneel gaat bij
het afgaan van de gordelspanners
branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Veiligheidsgordels vóór met
pyrotechnische gordelspanners
en gordelkrachtbegrenzers
Dankzij de toepassing van veiligheids-
gordels met gordelspanners en gor-
delkrachtbegrenzers is de veiligheid
van de voorste inzittenden bij frontale
aanrijdingen nog verder verbeterd. De
gordelspanners dienen om, afhanke-
lijk van de kracht van de aanrijding, de
veiligheidsgordels stevig tegen de li-
chamen van de inzittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met gordel-
spanners werken alleen als het con-
tact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt
de kracht waarmee de gordel tegen
het lichaam van de inzittende getrok-
ken wordt.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van:
- drie driepunts veiligheidsgordels
met oprolautomaat (3-/5-deurs en
206 SW),
- twee driepunts veiligheidsgordels met oprolautomaat (206 RC),
- twee driepunts veiligheidsgordels met oprolautomaat en één heup-
gordel (achterbank zonder ge-
scheiden zitting).
Comfort

Page 98 of 183

95
-
31-01-2005
SLEUTELS
Met behulp van de sleutels kunnen
de voorportieren, de achterklep (3-/5-
deurs) en de tankdop onafhankelijk
van elkaar vergrendeld of ontgren-
deld worden, kan de airbag aan pas-
sagierszijde worden uitgeschakeld en
wordt het contact-/stuurslot bediend. Vergrendelen
Druk op de knop
A om de auto te
vergrendelen.
Het vergrendelen wordt bevestigd door
het gedurende ongeveer twee secon-
den branden van de richtingaanwijzers. Lokaliseren van de auto
Om de eerder vergrendelde auto te
lokaliseren op een parkeerplaats:
F
Druk op de knop A, de plafonniers
gaan branden en de knipperlich-
ten knipperen gedurende enkele
seconden.
Batterij van
afstandsbediening vervangen
Als de batterij leeg is, verschijnt in
combinatie met een geluidssignaal
de melding "Batterij afstandsbe-
diening leeg" op het multifunctio-
nele display.
Draai de schroef los en wip het huis met
een muntstuk bij het oog los om de bat-
terij te vervangen (CR 2016/3 V).
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroni-
seerd worden.
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in het
contact steekt, klinkt er een geluids-
signaal.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
F Zet het contact uit.
F Zet het contact weer aan.
F Druk direct gedurende enkele se-
conden op de knop A.
F Zet het contact uit en verwijder
de sleutel uit het contactslot. De
afstandsbediening werkt nu weer.
Centrale vergrendeling en
ontgrendeling
Met behulp van de sleutel in het
slot van een voorportier kunnen alle
portieren en de achterklep gelijktijdig
vergrendeld of ontgrendeld worden.
Als een van de portieren, de ach-
terklep of de achterruit (206 SW)
geopend is, werkt de centrale ver-
grendeling niet.
Afstandsbediening
Met de afstandsbediening kunnen
dezelfde functies worden uitge-
voerd. Ontgrendelen
Druk op de knop
B om de auto te
ontgrendelen.
Dit wordt bevestigd door het snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Bijzonderheden 206 SW: Druk lang
op de knop B om de auto te ontgren-
delen en de achterruit te openen.
Als de auto is vergrendeld en wordt
ontgrendeld zonder dat binnen
30 seconden een van de portieren
wordt geopend, wordt de auto auto-
matisch weer vergrendeld.
Druk de knop van de afstandsbedie-
ning niet buiten het bereik van de
auto in. Hierdoor kan het systeem
buiten werking raken. In dat geval
moet de afstandsbediening opnieuw
gesynchroniseerd worden (zie het
desbetreffende hoofdstuk).
Toegang tot de auto

Page 99 of 183

96 -
31-01-2005
97
-
31-01-2005
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo
het starten van de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een speciieke code beschikt. Bij het aanzet-
ten van het contact moet de code van de
sleutel worden herkend door de startblokke-
ring, waarna de motor gestart kan worden.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij alevering
van de auto samen met de twee
sleutels overhandigd.
Bewaar de codekaart op een vei-
lige plaats buiten de auto.
Gedurende een lange of verre reis
is het echter wel raadzaam de code-
kaart mee te nemen. Op deze kaart
staat namelijk de identiicatiecode
die een PEUGEOT-servicepunt no-
dig heeft bij werkzaamheden aan
de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm al-
leen als dit strikt noodzakelijk is.
Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode is
als streepjescode aangege-
ven op het label bij de sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij ver-
lies snel voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiograische afstandsbediening
is een systeem met een groot bereik.
Het is raadzaam om niet met de knop
van de afstandsbediening te spelen
om te voorkomen dat de portieren
per ongeluk ontgrendeld worden.
De afstandsbediening kan niet func-
tioneren als de sleutel in het contact-
slot zit, zelfs als het contact uitstaat,
behalve voor het herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde portie-
ren kan in geval van nood de toe-
gang tot het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto.
De afstandsbediening kan dan on-
bruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden geprogram-
meerd.
Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de code-
kaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT- servicepunt in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Bij een storing in het systeem
zal,
als het contact wordt aangezet (2
e
stand van de sleutel), het verklikker-
lampje van de schakelaar centrale
vergrendeling op het middelste ge-
deelte van het dashboard snel gaan
knipperen.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Toegang tot de auto

Page 100 of 183

96 -
31-01-2005
97
-
31-01-2005
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo
het starten van de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een speciieke code beschikt. Bij het aanzet-
ten van het contact moet de code van de
sleutel worden herkend door de startblokke-
ring, waarna de motor gestart kan worden.
CODEKAART
De codekaart wordt u bij alevering
van de auto samen met de twee
sleutels overhandigd.
Bewaar de codekaart op een vei-
lige plaats buiten de auto.
Gedurende een lange of verre reis
is het echter wel raadzaam de code-
kaart mee te nemen. Op deze kaart
staat namelijk de identiicatiecode
die een PEUGEOT-servicepunt no-
dig heeft bij werkzaamheden aan
de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de ilm al-
leen als dit strikt noodzakelijk is.
Noteer de sleutelnummers
zorgvuldig. De sleutelcode is
als streepjescode aangege-
ven op het label bij de sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij ver-
lies snel voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiograische afstandsbediening
is een systeem met een groot bereik.
Het is raadzaam om niet met de knop
van de afstandsbediening te spelen
om te voorkomen dat de portieren
per ongeluk ontgrendeld worden.
De afstandsbediening kan niet func-
tioneren als de sleutel in het contact-
slot zit, zelfs als het contact uitstaat,
behalve voor het herprogrammeren.
Het rijden met vergrendelde portie-
ren kan in geval van nood de toe-
gang tot het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen
(kinderen in de auto) de sleutel met
afstandsbediening mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto.
De afstandsbediening kan dan on-
bruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden geprogram-
meerd.
Let er bij het aanschaffen van een
gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de code-
kaart;
- uw sleutels door een PEUGEOT- servicepunt in het elektronische
geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Bij een storing in het systeem
zal,
als het contact wordt aangezet (2
e
stand van de sleutel), het verklikker-
lampje van de schakelaar centrale
vergrendeling op het middelste ge-
deelte van het dashboard snel gaan
knipperen.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk een
PEUGEOT-servicepunt.
Toegang tot de auto

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 190 next >