Peugeot 206 SW 2004.5 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 183

128 -
31-01-2005
129
-
31-01-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,6 LITER 16V BENZINEMOTOR (110 pk)
* Volgens land van bestemming.
Controles

Page 142 of 183

130 -
31-01-2005
131
-
31-01-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Motoroliereservoir.
2 LITER 16V BENZINEMOTOR (138 pk)
* Volgens land van bestemming.
Controles

Page 143 of 183

130 -
31-01-2005
131
-
31-01-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
2 LITER 16V BENZINEMOTOR (180 pk)
* Volgens land van bestemming.
Controles

Page 144 of 183

132 -
31-01-2005
133
-
31-01-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtilter.
7. Motoroliepeilstok. 8.
Reservoir motorolie.
9. Handopvoerpomp.
1,4 LITER HDI TURBODIESELMOTOR (70 pk)
* Volgens land van bestemming.
Controles

Page 145 of 183

132 -
31-01-2005
133
-
31-01-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
2 LITER HDI TURBODIESELMOTOR (90 pk)
* Volgens land van bestemming.
Controles

Page 146 of 183

134 -
31-01-2005
135
-
31-01-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtilter.
7. Motoroliepeilstok. 8.
Motoroliereservoir.
9. Handopvoerpomp.
1,6 LITER HDI 16V TURBODIESELMOTOR (110 pk)
* Volgens land van bestemming.
Controles

Page 147 of 183

134 -
31-01-2005
135
-
31-01-2005
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
F Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen. (Maximum olieverbruik:
0,5 liter per 1 000 km.)
De controle dient bij koude motor en hori-
zontaal geplaatste wagen te geschieden,
met behulp van de olieniveaumeter in het
instrumentenpaneel of de oliepeilstok.
2 merktekens op de peil-
stok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit boven
dit merkteken uitkomen.
B = mini.
Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van de
motoren en de emissie-
regelsystemen mogen in
geen geval additieven aan
de motorolie worden toe-
gevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-
derhoudsboekje.
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie. Deponeer
afgewerkte olie in de daarvoor be-
stemde containers bij een PEUGEOT-
servicepunt.
Remvloeistof verversen:
- De vloeistof dient volgens de voorgeschreven intervallen te
worden ververst.
- Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een erg
bijtend en schadelijk middel. Vermijd
elk contact met de huid.
Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
Oliepeilstok
* Volgens land van bestemming
Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en het koelsysteem onder
druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, als
de druk eenmaal gedaald is, de dop
los en vul het systeem bij.
Opmerking:
De koelvloeistof be-
hoeft niet te worden ververst.
Bij uitvoeringen voorzien van een
roetilter kan de motorventilator
bij afgezet contact nog (gaan) wer-
ken, zelfs bij koude motor.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
F Open het reservoir bij koude mo-
tor (omgevingstemperatuur), het
vloeistofniveau dient boven het
MINI en dichtbij het MAXI merkte-
ken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers*
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolen
producten.
Niveau brandstofadditief
Als in combinatie met een geluids-
signaal een melding op het multi-
functionele display aangeeft dat het
niveau van het brandstofadditief te
laag is, moet additief worden bijge-
vuld. Raadpleeg zo snel mogelijk
een PEUGEOT-servicepunt.
Controles

Page 148 of 183

136 -
31-01-2005
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-
leren.
Olieilter
Vervang het olieilterelement periodiek,
volgens het onderhoudsschema.Gebruik uitsluitend de
door PEUGEOT aanbevo-
len producten.
Om de werking van belang-
rijke organen als de stuurbekrachti-
ging en het remsysteem te optimali-
seren, selecteert en biedt PEUGEOT
speciieke producten aan.
Vermijd het schoonmaken van de
motor om de elektrische systemen
niet te beschadigen.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL)
In het geval van een lege brandstof-
tank is het noodzakelijk het brand-
stofsysteem te ontluchten:
Luchtilter en interieurilter
Laat de ilters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de ilters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau
controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje die betrekking
hebben op de motoruitvoering
van uw auto voor het controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de con-
structeur. 1,4 liter HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal
vijf liter diesel,
- bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in
de transparante slang onder de
motorkap ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D"
(starten) tot de motor aanslaat.
1,6 liter 16V HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- verwijder de afdekkap om bij de handpomp te kunnen komen,
- bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in de
transparante slang met de groene
aansluiting ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D"
(starten) tot de motor aanslaat.
Controles

Page 149 of 183

136 -
31-01-2005
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-
leren.
Olieilter
Vervang het olieilterelement periodiek,
volgens het onderhoudsschema.Gebruik uitsluitend de
door PEUGEOT aanbevo-
len producten.
Om de werking van belang-
rijke organen als de stuurbekrachti-
ging en het remsysteem te optimali-
seren, selecteert en biedt PEUGEOT
speciieke producten aan.
Vermijd het schoonmaken van de
motor om de elektrische systemen
niet te beschadigen.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL)
In het geval van een lege brandstof-
tank is het noodzakelijk het brand-
stofsysteem te ontluchten:
Luchtilter en interieurilter
Laat de ilters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de ilters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau
controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje die betrekking
hebben op de motoruitvoering
van uw auto voor het controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de con-
structeur. 1,4 liter HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal
vijf liter diesel,
- bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in
de transparante slang onder de
motorkap ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D"
(starten) tot de motor aanslaat.
1,6 liter 16V HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- verwijder de afdekkap om bij de handpomp te kunnen komen,
- bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in de
transparante slang met de groene
aansluiting ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D"
(starten) tot de motor aanslaat.
Controles

Page 150 of 183

137
-
31-01-2005
Toegang tot het reservewiel
en de krik
Het reservewiel bevindt zich in een
metalen houder onder de bagage-
ruimte.
- Neem de wielsleutel 1 uit het rechter
zijpaneel van de bagageruimte .
- Draai de bout van de reservewiel- houder aan de binnenzijde onder
de vloerbedekking met de wiel-
sleutel 1 los.
- Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat
de reservewielhouder zakken.
- Neem de doos met de krik 2 uit het
reservewiel.
WIEL VERWISSELEN
(3-/5-deurs)
Parkeren van de auto
- Zet de auto, voor zover mogelijk, op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Trek de handrem aan, schakel de eerste versnelling of de achteruit
in (stand P bij een automatische
transmissie).Wiel demonteren
- Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwis-
selen wiel met de doos van de krik.
- Verwijder de wieldop door de wiel- sleutel in de opening voor het ven-
tiel te steken en de wieldop los te
trekken.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de krik in één van de 4 daar- voor bestemde kriksteunen E bij het
te verwisselen wiel onder de auto.
Controleer of het uiteinde van de krik
over het gehele oppervlak steunt op
de grond.
- Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.
Praktische informatie

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 190 next >