Peugeot 206 SW 2004.5 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 183

70 -
31-01-2005
71
-
31-01-2005
Navigatiemogelijkheden Criteria voor berekeningen
Het menu "Navigatiemogelijkheden"
biedt toegang tot de volgende functies:
- wijzigen van de criteria voor de rou- teberekeningen.
- instellen van gesproken navigatie- aanwijzingen.
- beschrijving van de informatie met betrekking tot de navigatie-CD-ROM.
- beheer van in het geheugen opge- slagen adressen. De laatst gebruikte criteria worden
weergegeven.
Kies de gewenste criteria uit de lijst en be-
vestig door op de draaiknop te drukken.
Als de gewenste criteria zijn gekozen,
kies dan de functie "OK" en druk op de
draaiknop.
Beheer van de index
Met deze functie kan een in de index
opgeslagen adres worden hernoemd.
Selecteer de omschrijving die over-
eenkomt met het opgeslagen adres
om het te wijzigen.
Selecteer de functie "Hernoemen"
en bevestig door op de draaiknop te
drukken.
Kies de functie "OK" en bevestig door
op de draaiknop te drukken om de wij-
zigingen op te slaan.
Instellen van gesproken berichten
Kies nadat u de coniguratie-CD-
ROM geplaatst hebt het type stem
"mannelijk" of "vrouwelijk" .
Regel het volume van de gesproken
berichten door aan de draaiknop te
draaien en bevestig uw keuze door
erop te drukken.
Opmerking: Het volume kan tijdens
een bericht ook worden ingesteld met
behulp van de knop van de autoradio/
telefoon of de stuurkolomschakelaar. Stoppen/hervatten van de
navigatie •
"Navigatie stoppen"
Kies deze functie tijdens het navige-
ren en bevestig uw keuze. • "Navigatie hervatten"
Als de navigatie gestopt is, kies dan
deze functie en bevestig uw keuze
om de navigatie naar de laatst inge-
voerde bestemming te starten.
Opmerking: Wanneer u opnieuw het
contact aanzet, kunt u op het scherm
een navigatie hervatten, die voor het
uitzetten van het contact actief was.
Audio en telematica

Page 72 of 183

70 -
31-01-2005
71
-
31-01-2005
Snelmenu "Navigatie"
Het aan de toepassing "Navigatie"
gekoppelde snelmenu verschijnt in een
bovenliggend venster als deze toepas-
sing actief is in het basisscherm.
Het menu is beperkt tot de volgende
functies:
- wijzigen van de route (omleiding),
- opslaan van het huidige adres (in- dien mogelijk het postadres en an-
ders de GPS-coördinaten),
- wijzigen van de criteria voor de rou- teberekeningen,
- stoppen of hervatten van de navi- gatie (weergave van de melding af-
hankelijk van de uitgangssituatie). Verkeersinformatie RDS TMC
(Trafic Message Channel)*
De autoradio/telefoon/GPS RT3 kan
via de FM-band "RDS TMC"-verkeers-
informatie ontvangen.
Met behulp van deze functie kunnen
berichten over de verkeerssituatie
worden ontvangen (ongelukken, iles,
weerbericht, ...).
Deze berichten kunnen tijdelijk ver-
schijnen in een bovenliggend venster
of kunnen worden afgeluisterd als de
functie gesproken berichten is geac-
tiveerd.
Selecteer in het menu
"Telematica"
de functie "Verkeersinformatie RDS
TMC" . U kunt het volgende kiezen:
-
"Raadplegen berichten" om de lijst
met beschikbare TMC-berichten weer
te geven,
- "TMC-berichten ilteren" om een type bericht te selecteren en de
TMC-zender te initialiseren,
- "Gesproken berichten" om ontvan- gen TMC-berichten af te luisteren,
- "Inschakelen/uitschakelen verkeers- informatie" om ontvangen TMC-be-
richten wel of niet weer te geven.
* In de loop van het jaar. Initialiseren van de TMC-zender
Selecteer een FM-zender die TMC-
berichten uitzendt.
Selecteer in het menu
"Verkeersinfor-
matie TMC" de functie "Keuze van
een TMC-zender" . Op het display ver-
schijnen vervolgens:
-
de naam van de geselecteerde zender,- de melding "Geen TMC-zender be-
schikbaar" als er geen zender is gese-
lecteerd of als de zender geen TMC-
berichten uitzendt,
- de melding "Bezig met zoeken" als het zoeken naar de volgende zen-
der is geactiveerd.
Audio en telematica

Page 73 of 183

72 -
31-01-2005
73
-
31-01-2005
Filteren van TMC-berichten
Selecteer om TMC-berichten te ilte-
ren in het menu "Verkeersinformatie
TMC" de functie "TMC-berichten il-
teren" , u heeft dan keuze uit een:
- "Filter op route" om uitsluitend berich- ten weer te geven over de ingestelde
route van het navigatiesysteem.
- "Filter op evenementen" om uitslui- tend berichten weer te geven met
betrekking tot ongevallen, iles, ...
- "Geograisch ilter" om uitsluitend be- richten weer te geven met betrekking
tot het gebied waarin de auto en/of
een bepaalde plaats zich bevindt.
U kunt ook meerdere ilters tegelijk
gebruiken.
Audio en telematica

Page 74 of 183

74 -
31-01-2005
75
-
31-01-2005
Comfort

Page 75 of 183

74 -
31-01-2005
75
-
31-01-2005
VENTILATIE
1. Uitstroomopeningen
voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen
zijruitontwaseming.
3. Zijventilatieroosters.
4. Middelste ventilatieroosters.
5. Uitstroomopening voor
beenruimte voor.
6. Uitstroomopening voor
beenruimte achter.
Gebruiksadviezen
- Zet de luchttoevoer ver genoeg open voor een optimale verversing
van de lucht in het interieur.
- Gebruik de stand "OFF" alleen in-
dien nodig (kans op beslaan van de
ruiten).
- Stel de luchtverdeling naar wens en afhankelijk van de weersom-
standigheden in.
- Wijzig de temperatuurinstelling ge- leidelijk om een optimaal comfort te
bereiken.
- Schuif de knop van de luchttoe- voerregeling naar links in de stand
"Toevoer van buitenlucht".
- Let er voor een gelijkmatige verde- ling van de lucht naar het interieur
op dat het luchtinlaatrooster in de
motorkap, de uitstroomopeningen
in de auto en de luchtkanalen on-
der de voorstoelen vrij blijven. Zorg
ervoor dat het interieurilter in een
goede staat verkeert.
Comfort

Page 76 of 183

76 -
31-01-2005
77
-
31-01-2005
VERWARMING/VENTILATIE
2. Luchtverdeling
1. Temperatuurregeling
Naar behoefte in te stellen.
Van blauw (buitentemperatuur) tot
rood (warm). Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten (ontwasemen-
ontdooien).Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de been-
ruimte.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een warm klimaat.
3. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in één van
de vier standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Comfort

Page 77 of 183

76 -
31-01-2005
77
-
31-01-2005
5. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na on-
geveer 12 minuten automatisch uit.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de achterruitverwarming opnieuw ge-
durende 12 minuten in te schakelen.
Het is mogelijk de achterruitverwar-
ming eerder uit te schakelen door de
schakelaar nogmaals in te drukken. Snel ontwasemen/ontdooien
Ga voor het snel ontwasemen of ont-
dooien van de voorruit en de zijruiten
als volgt te werk:
- schuif de knop van de luchttoe-
voerregeling naar links in de stand
"Toevoer van buitenlucht",
- stel de temperatuur en de luchtop- brengst in op maximaal,
- sluit de middelste ventilatieroosters.
4. Regeling luchttoevoer
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand. Recirculatie van de lucht in
het interieur.
Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten en om het verwarmen
van het interieur te versnellen. In het
laatste geval kunnen door condensa-
tie echter de ruiten beslaan.
Zet de knop, zodra de omstandig-
heden dit toelaten, weer in de stand
toevoer buitenlucht om het beslaan
van de ruiten te voorkomen.
Comfort

Page 78 of 183

78 -
31-01-2005
79
-
31-01-2005
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt niet als
de knop voor de regeling van de
luchtopbrengst op "OFF" staat.
Opmerking
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit
is een normaal verschijnsel.
1. Airconditioning
De airconditioning zorgt tijdens alle
seizoenen voor een snelle ontwase-
ming van beslagen ruiten. 's Zomers
stelt het systeem u in staat de tempe-
ratuur in het interieur te verlagen. 2. Temperatuurregeling
Naar behoefte in te stellen.
Van blauw (koud als de airco is inge-
schakeld) tot rood (warm).
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten (ontwasemen-
ontdooien).
Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Druk de schakelaar in om de air-
conditioning in te schakelen. Het
verklikkerlampje gaat branden.
Luchtstroom naar de been-
ruimte.
3. Luchtverdeling
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een warm klimaat.
Comfort

Page 79 of 183

78 -
31-01-2005
79
-
31-01-2005
6. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na ca.
12 minuten automatisch uit.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de achterruitverwarming opnieuw
gedurende 12 minuten in te scha-
kelen.
Het is mogelijk de achterruitverwar-
ming eerder uit te schakelen door de
schakelaar nogmaals in te drukken. Snel ontwasemen/ontdooien
Ga voor het snel ontwasemen of ont-
dooien van de voorruit en de zijruiten
als volgt te werk:
- schakel de airconditioning in,
- stel de temperatuur en de luchtop-
brengst in op maximaal,
- sluit de middelste ventilatieroosters,
- schuif de knop van de luchttoe- voerregeling naar links in de stand
"Toevoer van buitenlucht".
4. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in één van
de vier standen om de
gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Toevoer van buitenlucht.
Luchtrecirculatie.
Dit is de normale stand.
Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl
de airco is ingeschakeld,
wordt de
capaciteit van de airco en de ver-
warming vergroot .
Als deze stand wordt gebruikt zonder
de airconditioning, bestaat het risico
dat de ruiten beslaan.
Zet de knop, zodra de omstandig-
heden dit toelaten, weer in de stand
toevoer buitenlucht.
5. Toevoer van buitenlucht
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
dan door uw PEUGEOT-servicepunt
controleren.
Comfort

Page 80 of 183

80 -
31-01-2005
81
-
31-01-2005
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
Automatische werking
2. Automatisch programma
"comfort"
Druk op de toets AUTO. Het
systeem regelt de luchtge-
steldheid in het interieur
automatisch aan de hand
van de door u ingestelde waarde.
Hiervoor regelt het systeem de
temperatuur, de luchtopbrengst, de
luchtverdeling naar de luchtroosters
en schakelt het indien nodig de air-
conditioning in. 3. Automatisch programma
"zicht"
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
1. Temperatuurregeling
De op het display weergege-
ven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortni-
veau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Cel-
sius of Fahrenheit.
Druk op de pijltjestoetsen 1 (omhoog
en omlaag) om deze waarde te wijzi-
gen. Instelling op ongeveer 21 biedt
een optimaal comfort. In sommige gevallen kan
het programma "comfort"
niet toereikend blijken om
de ruiten condens- en ijsvrij
te houden (vocht, veel inzittenden,
vorst...). Kies dit programma om de
ruiten snel te ontwasemen.
Druk op de toets AUTO om dit pro-
gramma af te sluiten en weer terug
te keren naar het automatisch pro-
gramma "comfort".
Comfort

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 190 next >