Peugeot 206 SW 2004.5 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 183

80 -
31-01-2005
81
-
31-01-2005
4. Airconditioning
Bij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverver-
sing uitgeschakeld. De aan-
duiding ECO verschijnt op
het display. Druk de toets nogmaals in
om de automatische werking van de
airconditioning te hervatten. De aan-
duiding A/C verschijnt op het display.
Opmerkingen
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit
is een normaal verschijnsel.
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen is het raadzaam de stand
ECO bij koud of vochtig weer niet te
gebruiken.
5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit (ontwasemen of ont- dooien).
- de voorruit en de beenruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters. 6. Luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan
vergroot of verkleind
worden door respec-
tievelijk de toetsen +
of - in te drukken.
7. Toevoer van buitenlucht 8. Uitschakelen van het systeem
Bij het indrukken van de
toets OFF worden alle func-
ties van het systeem uitge-
schakeld.
De temperatuur en de ontwaseming
worden dan niet meer geregeld,
maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Het systeem wordt opnieuw met de
laatste instellingen ingeschakeld
door op de toets OFF, AUTO of zicht
te drukken.
Opmerking: Druk op de toets toe-
voer van buitenlucht 7 om de lucht-
toevoer volledig af te sluiten.
9. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk op deze toets om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De verwarming wordt automatisch
uitgeschakeld. Het is mogelijk om
de achterruitverwarming eerder uit te
schakelen door de toets nogmaals in
te drukken.
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door uw PEUGEOT-service-
punt controleren.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd.
Deze stand, aangegeven op
het display, dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is. Druk de toets
nogmaals in om de automatische
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Opmerking: Om te voorkomen dat
de ruiten beslaan bij koud of vochtig
weer, raden we u aan dan niet de in-
stelling "luchtrecirculatie" te kiezen.
Comfort

Page 82 of 183

82 -
31-01-2005
83
-
31-01-2005
3-/5-deurs en 206 SW
Comfort

Page 83 of 183

82 -
31-01-2005
83
-
31-01-2005
206 RC
Comfort

Page 84 of 183

84 -
31-01-2005
85
-
31-01-2005
VOORSTOELEN
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2 - Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun (behalve 206 RC)
Naar boven: Trek de hoofdsteun omhoog.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de bo-
venzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van een
blokkeermechanisme waardoor de
hoofdsteun niet naar beneden kan
schuiven (veiligheidsvoorziening bij
een botsing).
Voor het lager zetten van de hoofd-
steun moet tegelijkertijd:
- de blokkeerpal op de linker gelei- der worden ingedrukt en
- de hoofdsteun naar beneden wor- den geschoven.
Druk de blokkeerpal op de geleider in
om een hoofdsteun te verwijderen.
De hoek van de hoofdsteunen kan
ook worden afgesteld. 4 - Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te
verstellen.
5 - Rugleuningverstelling
Duw de hendel naar achteren.
6 - Schakelaars stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De tempera-
tuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te scha-
kelen.

Rijd nooit zonder hoofd-
steunen; de hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en
correct zijn afgesteld. Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben een ge-
bruiksstand (hoog) en een opberg-
stand (laag) en kunnen worden
verwijderd.
Naar beneden: Druk de blokkeerpal
op de geleider in.
Verwijderen: Trek de hoofdsteun om-
hoog tot aan de aanslag en druk op
de ontgrendelingsknop.
3 - Toegang tot de achterbank
3-deurs: A of B (volgens uitvoering)
A - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen en de
stoel naar voren te schuiven.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Let erop dat niet wordt verhinderd
dat de stoel weer in de oorspronkelij-
ke stand wordt teruggeschoven; dit is
nodig om de stoel te vergrendelen.
Toegang tot de achterbank is niet
mogelijk als de rugleuning van de
voorstoel volledig naar achteren is
geklapt.
B - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Comfort

Page 85 of 183

84 -
31-01-2005
85
-
31-01-2005
VOORSTOELEN
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2 - Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun (behalve 206 RC)
Naar boven: Trek de hoofdsteun omhoog.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de bo-
venzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van een
blokkeermechanisme waardoor de
hoofdsteun niet naar beneden kan
schuiven (veiligheidsvoorziening bij
een botsing).
Voor het lager zetten van de hoofd-
steun moet tegelijkertijd:
- de blokkeerpal op de linker gelei- der worden ingedrukt en
- de hoofdsteun naar beneden wor- den geschoven.
Druk de blokkeerpal op de geleider in
om een hoofdsteun te verwijderen.
De hoek van de hoofdsteunen kan
ook worden afgesteld. 4 - Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te
verstellen.
5 - Rugleuningverstelling
Duw de hendel naar achteren.
6 - Schakelaars stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De tempera-
tuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te scha-
kelen.

Rijd nooit zonder hoofd-
steunen; de hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en
correct zijn afgesteld. Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben een ge-
bruiksstand (hoog) en een opberg-
stand (laag) en kunnen worden
verwijderd.
Naar beneden: Druk de blokkeerpal
op de geleider in.
Verwijderen: Trek de hoofdsteun om-
hoog tot aan de aanslag en druk op
de ontgrendelingsknop.
3 - Toegang tot de achterbank
3-deurs: A of B (volgens uitvoering)
A - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen en de
stoel naar voren te schuiven.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Let erop dat niet wordt verhinderd
dat de stoel weer in de oorspronkelij-
ke stand wordt teruggeschoven; dit is
nodig om de stoel te vergrendelen.
Toegang tot de achterbank is niet
mogelijk als de rugleuning van de
voorstoel volledig naar achteren is
geklapt.
B - Druk één van de twee handgre-
pen met de hand naar voren om de
rugleuning neer te klappen.
Als de stoel wordt teruggeduwd,
komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Comfort

Page 86 of 183

84 -
31-01-2005
85
-
31-01-2005
- Plaats de veiligheidsgordel onder
de geleider 2.
- Trek aan de knop 3 om de rugleu-
ning 4 los te maken.
- Verwijder de hoofdsteun, of schuif deze omlaag.
- Klap de rugleuning 4 neer.
Kantel altijd eerst de zitting omhoog
alvorens de rugleuning neer te klap-
pen (voorkomen van beschadiging).
ZITPLAATSEN ACHTER
Neerklappen van de zitplaatsen achter:
- Til de zitting 1 aan de voorzijde op.
- Klap de zitting 1 tegen de rugleu-
ning van de voorstoelen. Terugplaatsen:
- Klap de rugleuning omhoog.
- Klap de zitting neer.
- Breng de middelste veiligheidsgor-
del en de sluitingen van de beide
andere veiligheidsgordels in de
juiste positie alvorens de zitting
aan de voorzijde te vergrendelen.
Let op dat de gordels niet worden
vastgeklemd.
Comfort

Page 87 of 183

86 -
31-01-2005
87
-
31-01-2005
- Plaats de veiligheidsgordel onder
de geleider 2.
- Trek aan de knoppen 3 om de rug-
leuning 4 los te maken.
- Verwijder de hoofdsteunen, of schuif deze omlaag.
- Klap de rugleuning 4 neer.
Kantel altijd eerst de zitting omhoog
alvorens de rugleuning neer te klap-
pen (voorkomen van beschadiging).
ACHTERBANK
Neerklappen van de achterbank:
- Til de zitting 1 aan de voorzijde op.
- Klap de zitting 1 tegen de rugleu-
ning van de voorstoelen. Terugplaatsen:
- Klap de rugleuning omhoog.
- Klap de zitting neer.
- Breng de middelste veiligheidsgor-
del en de sluitingen van de beide
andere veiligheidsgordels in de
juiste positie alvorens de zitting
aan de voorzijde te vergrendelen.
Let op dat de gordels niet worden
vastgeklemd.
Comfort

Page 88 of 183

86 -
31-01-2005
87
-
31-01-2005
VERVOER VAN LANGE
VOORWERPEN
Voorstoel:
- Klap de rugleuning neer met de
hendel 5 (zie het desbetreffende
hoofdstuk).
Verwijderen van
achterbankzitting
- Klap de zitting tegen de rugleuning van de voorstoelen.
- Knijp de lippen in om de zitting los te maken.
- Verwijder de zitting.
Neerklapbare rugleuning
- Verwijder de hoofdsteun om de rugleuning volledig neer te kunnen
klappen.
- Druk één van de knoppen 5 naar
achteren om de rugleuning neer te
klappen.
Achterbank:
- Verwijder de zitting.
- Klap de rugleuning naar voren.
Comfort

Page 89 of 183

86 -
31-01-2005
87
-
31-01-2005
- Plaats de veiligheidsgordel onder
de geleider 2.
- Trek aan de knoppen 3 om de rug-
leuning 4 los te maken.
- Verwijder de hoofdsteunen, of schuif deze omlaag.
- Klap de rugleuning 4 neer.
Kantel altijd eerst de zitting omhoog
alvorens de rugleuning neer te klap-
pen (voorkomen van beschadiging).
ACHTERBANK
Neerklappen van de achterbank:
- Til de zitting 1 aan de voorzijde op.
- Klap de zitting 1 tegen de rugleu-
ning van de voorstoelen. Terugplaatsen:
- Klap de rugleuning omhoog.
- Klap de zitting neer.
- Breng de middelste veiligheidsgor-
del en de sluitingen van de beide
andere veiligheidsgordels in de
juiste positie alvorens de zitting
aan de voorzijde te vergrendelen.
Let op dat de gordels niet worden
vastgeklemd.
Comfort

Page 90 of 183

88 -
31-01-2005
89
-
31-01-2005
ALGEMENE INFORMATIE
MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp
van uw auto veel aandacht heeft be-
steed aan veiligheidsvoorzieningen
voor uw kinderen, is hun veiligheid
natuurlijk ook afhankelijk van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- Sinds 1992 dienen kinderen jon-
ger dan 10 jaar in gehomologeer-
de*, aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-be-
vestigingen** uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd.
- Kinderen van minder dan 9 kg
moeten zowel voor- als achterin
tegen de rijrichting in worden ver-
voerd. PEUGEOT raadt u aan uw
kind tegen de rijrichting in te ver-
voeren tot de leeftijd van 2 jaar.
- De veiligste plaats voor een kin-
derzitje is volgens de statistie-
ken een plaats op de achterbank
van uw auto. PEUGEOT beveelt
u dan ook aan het kinderzitje op
de achterbank te bevestigen,
ook al is het een kinderzitje dat
tegen de rijrichting in kan wor-
den bevestigd.
- Als uw kind op een zitverhoging zit, controleer dan of de heupgordel
goed over de bovenbenen van het
kind ligt. De schoudergordel dient over de
schouder van het kind te liggen,
zonder de hals te raken. PEUGEOT
raadt u aan een zitverhoging met
rugleuning en een gordelgeleider
ter hoogte van de schouder van het
kind te gebruiken.
- Vergeet bij het vastmaken van de veiligheidsgordel of het tuigje van
het kinderzitje niet om de speling
tussen de gordel of het tuigje en
het lichaam van het kind tot een
minimum te beperken .
Bijzonderheden met betrekking
tot het vervoer van kinderen op
de passagiersstoel*
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het kinderzitje in de rijrich-
ting op de passagiersstoel worden
vervoerd, behalve als de achterzit-
plaatsen al bezet zijn door andere
kinderen of als de achterbank niet
bruikbaar is (verwijderd, neerge-
klapt). Zet in dat geval de passa-
giersstoel in de middelste stand en
schakel de airbag niet uit**.
Het kinderzitje mag tegen de rijrich-
ting in worden aangebracht. In deze
stand is het verplicht de airbag aan
passagierszijde uit te schakelen**.
Anders kan het kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
ISOFIX-BEVESTIGINGEN (a)
De rechter- en linkerzitplaats (a) van
de achterbank (3-/5-deurs en 206 SW)
of het 1/3 deel van de in delen nee-
rklapbare achterbank (206 RC) zijn
uitgerust met ISOFIX-verankeringen .
Deze bestaan uit 2 ringen geplaatst
tussen de rug en de zitting van de
stoel.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die makkelijk kunnen
worden verankerd aan deze ringen.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje is
de bescherming van het kind bij een
aanrijding niet meer gewaarborgd.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen
voor een veilige, degelijke en snelle
montage van het ISOFIX-kinderzitje
in uw auto.
* Volgens de wettelijke bepalingen.
** Volgens uitvoering.
Comfort

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 190 next >