PEUGEOT 207 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 111 of 218

!
103
MECHANISCH KINDERSLOT
Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van bin-nenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren.
 Draai de rode knop een kwart om-wenteling naar rechts met de con-tactsleutel.
ELEKTRISCH BEDIENBAAR
KINDERSLOT
Het elektrisch bedienbare kinderslot voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend.
De schakelaar bevindt zich in het mid-den van het dashboard.
 Druk op de knop A.
Het verklikkerlampje van de knop Agaat branden en er verschijnt een mel-ding op het multifunctionele display.
Vergrendelen
Ontgrendelen
 Draai de rode knop een kwart om-wenteling naar links met de contact-sleutel.
Inschakelen
Uitschakelen
 Druk nogmaals op de knop A.
Het verklikkerlampje van de knop Agaat uit en er verschijnt een melding op het multifunctionele display.

Page 112 of 218

i
i
i
104
RICHTINGAANWIJZERS
Gebruik de richtingaanwijzers om een verandering van rijrichting of rijstrook aan te geven.
 Links: duw de hendel omlaag.
 Rechts: duw de hendel omhoog.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval.
 Druk de knop A in, de richtingaanwij-zers knipperen tegelijkertijd.De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten*
Bij een noodstop schakelen de alarm-knipperlichten, afhankelijk van de rem-vertraging die optreedt, automatisch in.
De alarmknipperlichten blijven knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
 U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop A in te drukken.
CLAXON
Gebruik de claxon om medeweggebrui-kers te waarschuwen bij gevaar.
 Druk op een van de spaken van het stuurwiel.
* Volgens land van bestemming.

Page 113 of 218

!
i
i
i
105
CONTROLESYSTEEM
BANDENSPANNING
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Elk ventiel is voorzien van een sensor, die een waarschuwingssignaal uitzendt als de bandenspanning te laag is (snel-heid hoger dan 20 km/h).
Er verschijnt een melding op het mul-tifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal, om aan te geven welke band(en) het betreft.
 Controleer zo snel mogelijk de ban-denspanning.
Dit dient te worden uitgevoerd bij koude banden.
Te lage bandenspanning
Dit verklikkerlampje en het ver-klikkerlampje STOP gaan bran-den op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluids-signaal en een melding op het multifunctionele display die aangeeft welke band(en) het betreft. Stop onmiddellijk, maar vermijd ab-rupte manoeuvres met het stuur en de remmen. Vervang de beschadigde band (lek-ke band of veel te lage bandenspan-ning) en laat de bandenspanning zo snel mogelijk controleren.
Lekke band
Sensor(en) niet gedetecteerd of defect
Er verschijnt een melding op het mul-tifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal, om aan te geven van welk(e) wiel(en) de bandenspan-ning niet meer gecontroleerd wordt of om aan te geven dat er een storing in het systeem zit.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om de defecte sensor(en) te vervangen.

Page 114 of 218

!
i
106
HULPSYSTEMEN BIJ HET
REMMEN*
Uw auto is voorzien van drie systemen die u helpen om de auto in een noodsi-tuatie veilig tot stilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),- de elektronische remdrukregelaar (REF),- de noodremassistentie (AFU).
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in scherpe bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met het verklikkerlampje STOP en ABS,een geluidssignaal en een mel-ding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen een PEUGEOT-servicepunt.
Noodremassistentie
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.
* Volgens land van bestemming.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt auto-matisch in werking zodra één van de wielen dreigt te blokkeren.
De normale werking van het antiblok-keersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.

Page 115 of 218

!
107
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit te schake-len, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.
 Druk op de knop "ESP OFF", die zich in het midden van het dash-board bevindt.
Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en het verklikkerlampje van de knop branden, zijn de systemen ASR verklikkerlampje van de knop verklikkerlampje van de knop
en ESP uitgeschakeld.branden, zijn de systemen ASR branden, zijn de systemen ASR
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf 50 km/h (behalve 1,6 liter THP 16V 175 pk benzinemotor).
 Druk nogmaals op de knop "ESP OFF" om de systemen handmatig weer in te schakelen.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in deze systemen.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om de systemen te laten controleren.
STABILITEITSCONTROLE-
SYSTEMEN
Uw auto is voorzien van twee systemen die voor zover dit mogelijk is ingrijpen als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting:
- antispinregeling (ASR),- elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP).
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
Antispinregeling en elektronisch stabiliteitsprogramma
De antispinregeling past de aandrijfkracht van de wielen aan om het doorspinnen te voorkomen door de aangedreven wielen en de motor af te remmen.
Het elektronisch stabiliteitsprogram-ma grijpt in via de remmen van één of meerdere wielen en het motorkoppel om de auto weer in de juiste koers te brengen.
De systemen worden geacti-veerd zodra de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de be-stuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikker-lampje op het instrumentenpaneel knip-peren.

Page 116 of 218

108
VEILIGHEIDSGORDELS
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een gordelkrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra be-scherming van de bestuurder en pas-sagier in het geval van een frontale aanrijding. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspan-ners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzit-tenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aange-zet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen de borst van de inzittenden getrokken wordt. Het systeem biedt hierdoor een betere bescherming.
Bij de 5-deurs uitvoering en de RC zijn de veiligheidsgordels voorzien van een geleider die ervoor zorgt dat de gordel optimaal aansluit.
Hoogteverstelling
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
Omdoen
 Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Trek aan de gordel en steek de gesp Trek aan de gordel en steek de gesp
 Controleer of de gordel goed is vast-gemaakt door even aan de riem te Controleer of de gordel goed is vast- Controleer of de gordel goed is vast-
trekken.gemaakt door even aan de riem te gemaakt door even aan de riem te
 Knijp de knop A in en schuif deze omlaag om het bevestigingspunt la-ger te plaatsen.
 Schuif de knop A omhoog om het bevestigingspunt hoger te plaatsen.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje op het Als het contact wordt aangezet, Als het contact wordt aangezet,
instrumentenpaneel branden gaat dit verklikkerlampje op het gaat dit verklikkerlampje op het
om aan te geven dat de be-instrumentenpaneel branden instrumentenpaneel branden
stuurder* en/of voorpassagier om aan te geven dat de be-om aan te geven dat de be-
zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.stuurder* en/of voorpassagier stuurder* en/of voorpassagier
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert gedurende 2 minu-Als de wagensnelheid hoger is dan Als de wagensnelheid hoger is dan
ten het verklikkerlampje in combinatie 20 km/h, knippert gedurende 2 minu-20 km/h, knippert gedurende 2 minu-
met een steeds sterker worden ge-ten het verklikkerlampje in combinatie ten het verklikkerlampje in combinatie
luidssignaal. Na deze 2 minuten blijft met een steeds sterker worden ge-met een steeds sterker worden ge-
het verklikkerlampje branden zolang de luidssignaal. Na deze 2 minuten blijft luidssignaal. Na deze 2 minuten blijft
bestuurder* en/of voorpassagier zijn vei-het verklikkerlampje branden zolang de het verklikkerlampje branden zolang de
ligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.bestuurder* en/of voorpassagier zijn vei-bestuurder* en/of voorpassagier zijn vei-
* Volgens land van bestemming.
Losmaken
 Druk op de rode knop van de gordel-sluiting.

Page 117 of 218

109
1. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links voor.
2. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts voor.
3. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links achter.
4. Verklikkerlampje veiligheidsgordel midden achter**.
5. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts achter.
In de middelste rij gaat het verklikker-lampje 1 of 2 branden:
- rood: als de desbetreffende gordel niet is vastgemaakt of weer is losge-maakt,- groen: als de desbetreffende gordel is vastgemaakt.
Rij verklikkerlampjes veiligheidsgordelVeiligheidsgordels achter
De achterbank is voorzien van drie drie-punts veiligheidsgordels** met oprolau-tomaat en gordelkrachtbegrenzer.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, gaat op het instrumentenpaneel dit verklik-kerlampje branden.
Omdoen
 Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
 Controleer of de gordel goed is vast-gemaakt door even aan de riem te trekken.
Rij verklikkerlampjes veiligheidsgordel
Als het contact wordt aangezet, gaan de verklikkerlampjes 3, 4** en 5 onge-veer 30 seconden branden:
- rood: als de desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.- groen: als de desbetreffende gordel is vastgemaakt.Als het verklikkerlampje 3, 4** of 5 bij draaiende motor rood gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele dis-play, is de gordel van de desbetreffende achterpassagier weer losgemaakt.
Losmaken
 Druk op de rode knop van de gordel-sluiting.
** Behalve RC.

Page 118 of 218

i
110

Page 119 of 218

!
i
111
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen. Ze vor-men een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkracht-begrenzers.
De elektronische schoksensoren registre-ren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste pas-sagier achter). Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in be-paalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor een afdoende bescherming.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de be-stuurder en voorpassagier bij een ern-stige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboard-kastje.
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgebla-zen, behalve als de airbag aan pas-sagierszijde is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A), in de lengterichting van de auto en van-af de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tus-sen de inzittende vóór en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij

Page 120 of 218

!
!
112
Storing
Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat bran-den in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het multifunctionele display, laat het systeem dan controleren door een PEUGEOT-servicepunt.De kans be-staat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto brandt dit verklik-kerlampje hetzij op het instru-mentenpaneel hetzij in de rij drukschakelaars, bij aangezet contact zolang de airbag is uit-geschakeld.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar 1 weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te ga-randeren.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld:
zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1,
draai deze in de stand "OFF",
verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 220 next >