PEUGEOT 207 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 121 of 218

!
113
Zij-airbags*
De zij-airbags beschermen de bestuur-der en voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-treffende zijde opgeblazen bij een ern-stige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de bin-nenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffen-de portierpaneel.
Window-airbags*
De window-airbags beschermen de be-stuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en het bovenste gedeelte van het interieur.
Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat bran-den in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
* Volgens land van bestemming.
Storing
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zij-airbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijde-lingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B), loodrecht op de lengterichting van de auto, op een horizontaal vlak en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij

Page 122 of 218

!
114

Page 123 of 218

!
115
HANDREM
Mechanisch systeem om de auto veilig stil te zetten.
Aantrekken
 Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan.
Als tijdens het rijden dit verklik-kerlampje en het verklikkerlamp-je STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een meldingop het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog(iets) is aangetrokken.
Loszetten
 Trek aan de hefboom, druk de knop A in en duw de handrem geheel omlaag.

Page 124 of 218

116
"2 TRONIC"
VERSNELLINGSBAK
(3-/5-DEURS)*
Bij de gestuurde handgeschakelde ver-snellingsbak met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen automatische bedie-ning en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft drie gebruiks-mogelijkheden:
- een automatische stand om automa-tisch te schakelen,- een handmatige stand om zelf te schakelen,- een auto-sequentiële stand, waar-mee u in de automatische stand op ieder moment zelf kunt schakelen, bij-voorbeeld voor een inhaalmanoeuvre.
Selectiehendel
R. Achteruit
 Trap het rempedaal in en beweeg de selectiehendel naar voren om deze stand te selecteren.
N. Neutraalstand.
 Trap het rempedaal in en selecteer deze stand om de motor te kunnen starten.
A. Automatische stand.
 Beweeg de selectiehendel naar ach-teren om deze stand te selecteren.
M. +/- Handmatig schakelen.
 Beweeg de selectiehendel naar ach-teren en vervolgens naar links om deze stand te selecteren en:
- beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen,
- of beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te scha-kelen.
Stuurbediening
+. Opschakelen.
 Druk op de achterzijde van de stuur-bediening "+" om op te schakelen.
-. Terugschakelen.
 Druk op de achterzijde van de stuur-bediening "-" om terug te schakelen.
* In de loop van het jaar.

Page 125 of 218

i
i
117
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
Starten van de autoHandbediende stand
 Beweeg na het starten van de auto de selectiehendel in de stand M om de handbediende stand in te schakelen.
N. Neutral (neutraalstand)
R. Reverse (achteruitversnelling)
1, 2, 3, 4, 5 Versnellingen in de handgeschakelde stand
AUTO. Verschijnt bij de selectie van de automatische stand en ver-dwijnt weer als de handbedien-de stand wordt geselecteerd.
 Als in de automatische stand dit pictogram verschijnt, geeft dit aan dat de transmissie detecteert dat de wielen onvoldoende grip hebben.
Trap het rempedaal inals dit pictogram verschijnt (bijv.: starten van de motor).
 Selecteer de stand N.
 Houd het rempedaal ingetrapt.
 Start de motor.
Op het display van het instrumentenpa-neel verschijnt de aanduiding N.
 Selecteer de eerste versnelling (stand M of A) of de achteruitver-snelling (stand R).
 Zet de handrem los.
 Neem uw voet van het rempedaal en geef gas.
Op het display van het instru-mentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO en 1 of R.
De aanduiding AUTO ver-dwijnt en de ingeschakelde versnellingen verschijnen ach-tereenvolgend op het display.
Het schakelen naar een andere ver-snelling is alleen mogelijk als de snel-heid van de auto en het motortoerental dit toestaan.
Als de auto vrijwel geheel tot stilstand is gekomen, bijvoorbeeld voor een ver-keerslicht, schakelt de versnellingsbak automatisch terug naar de eerste ver-snelling.
De versnellingsbak werkt dan automa-tisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parameters:
- de rijstijl,- het profiel van de weg,- de belading van de auto.
Op het display van het instru-mentenpaneel verschijnen de aanduiding AUTO en de inge-schakelde versnelling.
Automatische stand
 Selecteer vanuit de handbediende stand de stand A om terug te keren naar de automatische stand.

Page 126 of 218

!
118
Auto-sequentiële stand
In deze stand kunt u, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre, op ieder moment de functies van de handbediende stand gebruiken.
 Druk op de stuurbediening "+" of "-".
De transmissie wordt dan in de desbe-treffende versnelling geschakeld, als de snelheid van de auto en het motor-toerental dit toestaan. De aanduiding AUTO blijft op het display staan.
Als de stuurbediening enige tijd niet meer gebruikt wordt, gaat de trans-missie weer over op de automatische stand.
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand N bewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek altijd de handrem aan om de auto volledig stil te zetten.
Storing
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden en de aanduiding AUTO gaat knipperen in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de versnellingsbak.
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Op het display verschijnen de aanduidingen AUTO en .
Automatische stand "sneeuw"
Als de transmissie detecteert dat de wielen onvoldoende grip hebben, wordt automatisch overgeschakeld op de sneeuwstand.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest, moet de versnellingsbak gereset wor-den.
 Zet het contact aan.
Op het display van het instru-mentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO,  en -.
 Selecteer de stand N.
 Trap het rempedaal in.
 Wacht ongeveer 30 seconden tot op het display van het instrumenten-paneel de aanduiding N of de inge-schakelde versnelling verschijnt.
 Laat het rempedaal los.
De versnellingsbak werkt dan weer normaal.

Page 127 of 218

119
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC TECHNIEK
SYSTEEM PORSCHE"
Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit au-tomatische bediening, aangevuld met de programma’s Sport en Sneeuw. U kunt met de selectiehendel ook hand-matig schakelen.
Deze transmissie heeft vier gebruiks-mogelijkheden:
- automatisch schakelen: het scha-kelen wordt elektronisch aangestuurd door de transmissie,- programma Sport: dit schakelpro-gramma maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk,- programma Sneeuw: dit schakelpro-gramma vereenvoudigt het rijden op een ondergrond met weinig grip,- handmatig schakelen: deze stand maakt het zelf schakelen met de se-lectiehendel mogelijk.
Selectiehendel
P. Parkeerstand.
- Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken handrem.
- Starten van de motor.
R. Achteruitversnelling.
- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental.
N. Neutraalstand.
- Stilzetten van de auto, met aan-getrokken handrem.
- Starten van de motor.
D. Automatische werking.
M. +/- Zelf schakelen tussen de vier versnellingen.
 Beweeg de selectiehendel kort naar voren om één versnelling op te scha-kelen.
of
 Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om één versnelling terug te schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instru-mentenpaneel.
P. Parking (parkeerstand)
R. Reverse (achteruitversnelling)
N. Neutral (neutraalstand)
D. Drive (automatisch schakelen)
S. Programma Sport
. Programma Sneeuw
1, 2, 3, 4. Ingeschakelde versnelling bij handmatig schakelen
-. Ongeldige waarde bij handmatig schakelen
 Als dit pictogram op het instrumentenpaneel ver-schijnt, trap dan het rem-pedaal in (bijv.: starten van de motor).
Schakelpatroon
1. Selectiehendel.
2. Toets "S" (Sport).
3. Toets ""(Sneeuw).
Intrappen van het rempedaal

Page 128 of 218

!
!
i
120
Wegrijden
 Trek de handrem aan.
 Selecteer de stand P of N.
 Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor-waarden wordt voldaan, klinkt een ge-luidssignaal en verschijnt een melding op het multifunctionele display.
 Trap bij draaiende motor het rempe-daal in.
 Zet de handrem los.
 Selecteer de stand R, D of Mofof,
 Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzi-gen, moet het gaspedaal volledig wor-den ingetrapt (kick down). De versnel-lingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnel-lingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotse-ling loslaat.
Automatisch schakelprogramma
 Selecteer de stand D om automa-tisch te laten schakelen tussen de vier versnellingen.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding .
Programma Sneeuw ""
 Druk op de toets "" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op een on-dergrond met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S.
Programma Sport "S"
 Druk op de toets "S" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan auto-matisch een dynamische rijstijl mogelijk.
Programma’s Sport en Sneeuw
Deze twee specifieke programma’s vul-len de automatische werking aan onder bijzondere rijomstandigheden.
Terugkeren naar het automatische programma
 Om terug te keren naar het automati-sche programma kunt u het program-ma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken.

Page 129 of 218

!i
121
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de se-lectiehendel in de stand P of N bewe-gen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten.
Storing
Als bij aangezet contact dit ver-klikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluids-signaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de 3eIn dit geval werkt de transmissie met In dit geval werkt de transmissie met ver-snelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selec-teren van R vanuit de stand P, of R van-uit de stand N. Dit heeft geen gevaar voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhanke-lijk van de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Handmatig schakelen Selecteer de stand M om sequenti-eel te schakelen in de vier versnel-lingen.
 Duw de selectiehendel naar het symbool + om één versnelling op te schakelen.
 Trek de selectiehendel naar het symbool - om één versnelling terug te schakelen.
Op het instrumentenpaneel ver-dwijnt de aanduiding D en ver-schijnen achtereenvolgens de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervol-gens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rij-den in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automa-tisch de stand M1.
De programma’s Sport en Sneeuw kun-nen niet worden ingeschakeld in de handbediende stand.
Het schakelen naar een andere versnel-ling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk over-gegaan op de automatische bediening.
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is inge-schakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee stan-den in).

Page 130 of 218

i
122
SNELHEIDSBEGRENZER
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de wagensnelheid de door de bestuur-der ingestelde maximumsnelheid over-schrijdt.Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbe-grenzer geschiedt handmatig: de inge-stelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbe-grenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zwa-re punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.Als het gaspedaal vervolgens gelei-delijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snel-heidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgesla-gen in het geheugen.
De bediening van de snelheidsbegren-zer is ondergebracht in de hendel A.
1. Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer
2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid
3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid
4. Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
De informatie van de snelheidsbegren-zer wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.
5. Snelheidsbegrenzer AAN/UIT
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7. Ingestelde snelheid
StuurkolomschakelaarsWeergave op het display

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 220 next >