PEUGEOT 207 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 151 of 218

143
Lamp derde remlicht vervangen (4 lampen W 5 W)
 Druk de borgpennen aan weerszij-den van het derde remlicht in.
 Trek het derde remlicht naar buiten.
 Draai de lamphouder van de defecte lamp een kwart omwenteling en ver-wijder deze.
 Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-de volgorde.
Lamp van de kentekenplaatverlichting vervangen (W 5 W)
 Steek een kleine schroevendraaier in één van de buitenste gaten van het lampglas.
 Duw de schroevendraaier naar bui-ten om het lampglas los te maken.
 Verwijder het lampglas.
 Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Page 152 of 218

i
144
Achterlichten (SW)
1. Remlichten (P 21 W).
2. Achterlichten (R 5 W).
3. Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig).
4. Mistachterlichten (P 21 W).
5. Achteruitrijlichten (P 21 W).
Lampen vervangen
Deze vijf lampen kunnen van buitenaf worden vervangen:
 verwijder het deksel,
 neem de stekker van de achterlicht-unit los,
 verwijder de bevestigingsbout van de lamp,
 verwijder de lamp via de buitenzijde,
 druk op de vier lippen en verwijder de lamphouder,
 draai de lamp een kwartslag en ver-vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-de volgorde.
Let op dat u de achterlichtunit recht te-rugplaatst.

Page 153 of 218

145
Lamp derde remlicht vervangen (4 lampen W 5 W)
 Verwijder de twee bevestigingsmoe-ren van het remlicht.
 Verwijder het remlicht via de buiten-zijde.
 Druk op de twee lippen en verwijder de lamphouder.
 Trek de lamp uit de lamphouder en vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeer-de volgorde.
Lamp van de kentekenplaatverlichting vervangen (W 5 W)
 Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas.
 Duw de schroevendraaier naar bui-ten om het lampglas los te maken.
 Verwijder het lampglas.
 Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Page 154 of 218

!
i
146
ZEKERINGEN VERVANGEN
In het geval van een storing in een be-paalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure.
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zeke-ringen bevindt zich aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast dashboard:
 trek het deksel aan de bovenzijde los,
 verwijder het deksel volledig,
 maak de tang los.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u de oorzaak van de storing op te spo-ren en te (laten) verhelpen.
 U kunt aan de draad van een zeke-ring zien of deze defect is.
 Gebruik de speciale tang om de ze-kering uit de zekeringkast te verwij-deren.
 Vervang een defecte zekering al-tijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte.
 Selecteer de zekering aan de hand van het nummer op de zekering-kast, de op de zekering aangegeven stroomsterkte en het onderstaande overzicht.
GoedDefect

Page 155 of 218

147
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linker-zijde).
Toegang tot de zekeringen
 zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
Overzicht zekeringen
ZekeringAmpèreFuncties
G3920 AHifiversterker.
G4020 AStoelverwarming bestuurder en voorpassagier.
ZekeringAmpèreFuncties
F115 ARuitenwisser achter.
F2-Niet gebruikt.
F35 AElektronische eenheid airbags en pyrotechnische gordelspanners.
F410 A
Schakelaar koppelingspedaal, diagnoseaansluiting, automatisch dimmende binnenspiegel, airconditioning, sensor verdraaiing stuurwiel, pomp roetfilter (diesel).
F530 AElektrisch bedienbare ruiten, eentraps elektrische ruitbediening achter, schuif-/kanteldak, zonnescherm panoramadak (SW).
F630 AEentraps elektrische ruitbediening vóór, voeding inklapbare buitenspiegels.
F75 APlafonniers voor en achter, kaartleeslampjes, verlichting zonneklep, verlichting dashboardkastje, klokje.

Page 156 of 218

148
ZekeringAmpèreFuncties
F820 A
Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar, multifunctioneel display, klokje, stuurkolomschakelaars, detectie te lage bandenspanning, servicecentrale trekhaakaansluiting.
F930 A12 V-aansluiting vóór.
F1015 ASirene alarm, elektronische eenheid alarm, bochtverlichting.
F1115 ADiagnoseaansluiting, contactslot met circuit lage stroomsterkte, elektronische eenheid automatischetransmissie.
F1215 ARegen- en lichtsensor, versterker, servicecentrale trekhaakaansluiting, eenheid lesauto.
F135 AServicecentrale motor, relais ABS, selectiehendel "2 Tronic" versnellingsbak, rempedaalschakelaar met twee functies.
F1415 AInstrumentenpaneel, controlepaneel veiligheidsgorde ls, koplampverstelling, airconditioning, handsfree set, elektronische eenheid parkeerhulp achter, airbags.
F1530 AVergrendeling en supervergrendeling.
F1740 AAchterruit- en buitenspiegelverwarming.
SH-Shunt tijdens opslag.

Page 157 of 218

149
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen
 Maak het deksel los.
 Vervang de zekering (zie de desbe-treffende paragraaf).
 Sluit na het vervangen van de zeke-ring zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekering-kast.
Overzicht zekeringen
ZekeringAmpèreFuncties
F120 A
Voeding elektronische eenheid motor en voedingsrelais motorventilateurgroep, elektrokleppen distributie en absorptievat (1,6 liter THP 16V), luchthoeveelheidsmeter (diesel), inspuitpomp (diesel), sensor water in brandstoffilter (diesel), UGR-elektrokleppen, voorverwarming inlaatlucht (diesel) .
F215 AClaxon.
F310 ARuitensproeiers voor en achter.
F420 AKoplampsproeiers.
F515 ABrandstofpomp (benzine), elektrokleppen Turbo (1,6 liter THP 16V).
F610 AWagensnelheidssensor, automatische transmissie.
F710 AElektrische stuurbekrachtiging, bochtverlichting, voedingsrelais bochtverlichting, eenheid veiligheidsschakeling (diesel).
F820 AVoeding startmotor.
F910 AElektronische eenheid ABS/ESP, rempedaalschakelaar.
F1030 A
Regelorganen elektronische eenheid motor (benzine: bobines, elektrokleppen, lambdasonden, verstuivers, verwarmingselementen, elektronische thermostaat) (diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen).
F1140 AAanjager airconditioning.
F1230 ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.

Page 158 of 218

150
ZekeringAmpèreFuncties
F1340 AVoeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na contact).
F1430 ABrandstofvoorverwarming (diesel).
F1510 AGrootlicht links.
F1610 AGrootlicht rechts.
F1715 ADimlicht links.
F1815 ADimlicht rechts.
Overzicht hoofdzekeringen
* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de hoofdzekeringen dienen door een PEUGEOT-servicepunt uitgevoerd te worden.
ZekeringAmpèreFuncties
Zekeringkast 1
MF1*70 AMotorventilateurgroep.
MF2*20 A/30 APomp ABS/ESP.
MF3*20 A/30 AElektrokleppen ABS/ESP.
MF4*60 AVoeding intelligente servicecentrale (BSI).
MF5*60 AVoeding intelligente servicecentrale (BSI).
MF6*30 AExtra motorventilateurgroep (1,6 liter THP 16V).
MF7*80 AZekeringkast interieur.
MF8*30 AElektronische eenheid "2 Tronic" versnellingsbak.
Zekeringkast 2
MF9*80 AEenheid verwarming (diesel).
MF10*80 AElektrische stuurbekrachtiging.
MF11*40 AElektromotor Valvetronic (1,6 liter THP 16V).

Page 159 of 218

151
ACCU
Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met be-hulp van startkabels.
Toegang tot de accu
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
 Sluit de rode kabel aan op de (+) pool van de ontladen accu A en ver-volgens op de (+) pool van de hulp-accu B.
 Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu B.
 Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwij-derd massapunt C van de auto (bij-voorbeeld de rechter motorsteun).
 Stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.
 Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
De accu bevindt zich links in de motor-ruimte.
Toegang tot de accu:
 open de motorkap met de hendel in het interieur en vervolgens de veilig-heidshaak aan de buitenzijde,
 bevestig de motorkapsteun,
 verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de twee accupolen.

Page 160 of 218

!
!
i
152
Laden met behulp van een acculader
 Maak de accupoolklemmen los.
 Volg de aanwijzingen van de fabri-kant van de acculader.
 Sluit de accukabels weer aan, te be-ginnen met de (-) kabel.
 Controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze be-dekt zijn met een (witte of groene) oxi-datielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen.
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-ties van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, ach-terruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 220 next >