PEUGEOT 207 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 151 of 255

!
139
Lamp derde remlicht vervangen
(4 lampen W 5 W)

 Druk de borgpennen aan weerszij-
den van het derde remlicht in.

 Trek het derde remlicht naar buiten.

 Draai de lamphouder van de defec-
te lamp een kwart omwenteling en
verwijder deze.

 Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp. Lamp van de kentekenplaatverlichting
vervangen (W 5 W)

 Steek een kleine schroevendraaier
in één van de buitenste gaten van
het lampglas.

 Duw de schroevendraaier naar bui-
ten om het lampglas los te maken.

 Verwijder het lampglas.

 Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde. Wassen met hogedrukspuit
Richt bij het wassen van hardnek-
kig vuil met een hogedrukspuit niet
direct op de koplampen, de ver-
lichting en omringende delen om
te voorkomen dat de lak en de af-
dichting beschadigd raken.

Page 152 of 255

i
140
Achterlichten (SW)

1. Remlichten (P 21 W).

2. Achterlichten (R 5 W).

3. Richtingaanwijzers
(PY 21 W amberkleurig).

4. Mistachterlichten (P 21 W).

5. Achteruitrijlichten (P 21 W). Lampen vervangen
Deze vijf lampen kunnen van buitenaf
worden vervangen:

 verwijder het deksel,

 neem de stekker van de achterlicht-
unit los,

 verwijder de bevestigingsbout van
de lamp,

 verwijder de lamp via de buitenzijde,

 druk op de vier lippen en verwijder
de lamphouder,

 draai de lamp een kwartslag en ver-
vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.
Let op dat u de achterlichtunit recht te-
rugplaatst.
Draai de bevestigingsbout handmatig
goed aan om ervoor te zorgen dat de
afdichting van de unit gewaarborgd is.
De amberkleurige lampen (richting-
aanwijzers) moeten worden ver-
vangen door lampen met dezelfde
kleur en eigenschappen.

Page 153 of 255

!
141
Lamp derde remlicht vervangen
(4 lampen W 5 W)

 Verwijder de twee bevestigingsmoe-
ren van het remlicht.

 Verwijder het remlicht via de buiten-
zijde.

 Druk op de twee lippen en verwijder
de lamphouder.

 Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.
Draai de bevestigingsbout handmatig
goed aan om ervoor te zorgen dat de
afdichting van de unit gewaarborgd is. Lamp van de kentekenplaatverlichting
vervangen (W 5 W)

 Steek een kleine schroevendraaier
in een van de buitenste gaten van
het lampglas.

 Duw de schroevendraaier naar bui-
ten om het lampglas los te maken.

 Verwijder het lampglas.

 Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.
Wassen met een hogedrukspuit
Richt bij het wassen van hardnek-
kig vuil met een hogedrukspuit
niet direct op de koplampen, de
verlichting en de omringende de-
len om te voorkomen dat de lak en
de afdichting beschadigd raken.

Page 154 of 255

!
i
142
PEUGEOT is niet aansprakelijk
voor kosten die voortvloeien uit
het verhelpen van storingen ver-
oorzaakt door het monteren van
extra accessoires die niet door
PEUGEOT aanbevolen en gele-
verd worden of door voorzieningen
die niet volgens de voorschriften
van PEUGEOT zijn gemonteerd.
Dit geldt met name wanneer het
stroomverbruik van alle aange-
sloten extra apparatuur meer dan
10 milliampère bedraagt.

Monteren van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds reke-
ning gehouden met de montage
van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
voordat u andere elektrische voor-
zieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
ZEKERINGEN VERVANGEN
In het geval van een storing in een be-
paalde functie kunt u de desbetreffende
defecte zekering vervangen volgens de
onderstaande procedure.
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen bevindt zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:

 trek het deksel aan de bovenzijde
los,

 verwijder het deksel volledig,

 maak de tang los.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient
u de oorzaak van de storing op te spo-
ren en te (laten) verhelpen.

 U kunt aan de draad van een zeke-
ring zien of deze defect is.

 Gebruik de speciale tang om de ze-
kering uit de zekeringkast te verwij-
deren.

 Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.

 Selecteer de zekering aan de hand
van het nummer op de zekering-
kast, de op de zekering aangegeven
stroomsterkte en het onderstaande
overzicht.
Goed

Defect

Page 155 of 255

143
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard (linker-
zijde).
Toegang tot de zekeringen

 zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap". Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

G39 20 A Hifi versterker.

G40 20 A Stoelverwarming bestuurder en voorpassagier.

Zekering Ampère Functies

F1 15 A Ruitenwisser achter.

F2 - Niet gebruikt.

F3 5 A Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische
gordelspanners.

F4 10 A Schakelaar koppelingspedaal, diagnoseaansluiting,
automatisch dimmende binnenspiegel,
airconditioning, sensor verdraaiing stuurwiel, pomp
roetfi lter (diesel).

F5 30 A Elektrisch bedienbare ruiten, eentraps elektrische
ruitbediening achter, schuif-/kanteldak,
zonnescherm panoramadak (SW).

F6 30 A Eentraps elektrische ruitbediening vóór, voeding
inklapbare buitenspiegels.

F7 5 A Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes,
verlichting zonneklep, verlichting dashboardkastje,
klokje.

Page 156 of 255

144

Zekering Ampère Functies

F8 20 A Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar,
multifunctioneel display, klokje, stuurkolomschakel
aars,
detectie te lage bandenspanning,
servicecentrale trekhaakaansluiting.

F9 30 A 12V-aansluiting vóór, 12V-aansluiting achter (SW).

F10 15 A Sirene alarm, elektronische eenheid alarm,
bochtverlichting.

F11 15 A
Diagnoseaansluiting, contactslot met circuit lage stroomsterkte, elektronische eenheid automatische transmissie.

F12 15 A Regen- en lichtsensor, versterker, servicecentrale
trekhaakaansluiting, eenheid lesauto.

F13 5 A Servicecentrale motor, relais ABS,
rempedaalschakelaar met twee functies,
selectiehendel "2 Tronic" versnellingsbak.

F14 15 A
Instrumentenpaneel, controlepaneel veiligheidsgorde
ls, koplampverstelling, airconditioning, handsfree set,
elektronische eenheid parkeerhulp achter, airbags.

F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.

F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.

SH - Shunt tijdens opslag.

Page 157 of 255

145
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen

 Maak het deksel los.

 Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

 Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast. Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

F1 20 A Voeding elektronische eenheid motor en
voedingsrelais motorventilateurgroep, elektrokleppe
n
distributie en absorptievat (1,6 liter THP 16V),
luchthoeveelheidsmeter (diesel), inspuitpomp (diese l),
sensor water in brandstoffi lter (diesel), UGR-
elektrokleppen, voorverwarming inlaatlucht (diesel) .

F2 15 A Claxon.

F3 10 A Ruitensproeiers voor en achter.

F4 20 A Koplampsproeiers.

F5 15 A Brandstofpomp (benzine), elektrokleppen Turbo
(1,6 liter THP 16V).

F6 10 A Wagensnelheidssensor, automatische transmissie.

F7 10 A Elektrische stuurbekrachtiging, bochtverlichting,
voedingsrelais bochtverlichting, eenheid
veiligheidsschakeling (diesel).

F8 25 A Voeding startmotor.

F9 10 A
Elektronische eenheid ABS/ESP, rempedaalschakelaar .

F10 30 A Regelorganen elektronische eenheid motor (benzine:

bobines, elektrokleppen, lambdasonden, verstuivers,
verwarmingselementen, elektronische thermostaat)
(diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen).

F11 40 A Aanjager airconditioning.

F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.

Page 158 of 255

146

Zekering Ampère Functies

F13 40 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI)
(+ na contact).

F14 30 A Brandstofvoorverwarming (diesel).

F15 10 A Grootlicht links.

F16 10 A Grootlicht rechts.

F17 15 A Dimlicht links.

F18 15 A Dimlicht rechts.
* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra
beveiliging van de elektrische installatie.
Werkzaamheden aan de hoofdzekeringen
dienen door het PEUGEOT-netwerk uitge-
voerd te worden.
Overzicht hoofdzekeringen

Zekering Ampère Functies

Zekeringkast 1

MF1 * 70 A Motorventilateurgroep.

MF2 * 20 A / 30 A Pomp ABS/ESP.

MF3 * 20 A / 30 A Elektrokleppen ABS/ESP.

MF4 * 60 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI).

MF5 * 60 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI).

MF6 * 30 A Extra motorventilateurgroep (1,6 liter THP 16V).

MF7 * 80 A Zekeringkast interieur.

MF8 * 30 A Elektronische eenheid "2 Tronic" versnellingsba k.

Zekeringkast 2

MF9 * 80 A Eenheid verwarming (diesel).

MF10 * 80 A Elektrische stuurbekrachtiging.

MF11 * 40 A Elektromotor Valvetronic (1,6 liter THP 16V).

Page 159 of 255

147
ACCU
Procedure voor het opladen van de
accu en voor het gebruik van een hulp-
accu voor het starten van de motor met
behulp van startkabels.
Toegang tot de accu Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels

 Sluit de rode kabel aan op de (+)
pool van de ontladen accu A en ver-
volgens op de (+) pool van de hulp-
accu B .

 Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu B .

 Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op een
zo ver mogelijk van de accu verwij-
derd massapunt C van de auto (bij-
voorbeeld de rechter motorsteun).

 Stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.

 Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.
De accu bevindt zich links in de motor-
ruimte.
Toegang tot de accu:

 open de motorkap met de hendel in
het interieur en vervolgens de veilig-
heidshaak aan de buitenzijde,

 bevestig de motorkapsteun,

 verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de twee accupolen.

Page 160 of 255

!
!
i
148
Maak de accupoolklemmen niet los
bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-
cupoolklemmen los te nemen.
Duw of sleep de auto niet aan om
de motor te starten als deze is
voorzien van een "2 Tronic" ver-
snellingsbak.
Accu's bevatten schadelijke stof-
fen, zoals zwavelzuur en lood. Ac-
cu's moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huis-
vuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in
bij een speciaal inzamelpunt. Laden met behulp van een
acculader

 Maak de accupoolklemmen los.

 Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

 Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

 Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene) oxi-
datielaag, neem dan de accukabels
los en reinig de polen en klemmen.
De uitgeschakelde functies kunnen
tevens handmatig weer worden in-
geschakeld. Hierbij bestaat het ri-
sico dat de accu ontladen raakt.
SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu en-
kele functies (airconditioning, achter-
ruitverwarming, ...) tijdelijk worden
uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch in-
geschakeld zodra de laadtoestand van
de accu dit toelaat.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is. Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten
van het contact.
Sluit de ruiten, het schuifdak en de
voorportieren.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht
1 minuut alvorens de motor te star-
ten, zodat de elektronische syste-
men geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
als er zich na deze handeling toch
nog problemen voordoen.
Raadpleeg het des bet r eff ende
hoof ds t uk v oor het z elf opnieuw
init ialis er en v an:
- de sleutel met afstandsbedie-
ning,
- de elektrische bedienbare ruiten,
- het schuif-/kanteldak,
- het GPS navigatiesysteem.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 260 next >