PEUGEOT 207 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 81 of 255

!
73
Blokkering van de ruitbediening
achter
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest
of na een storing moet de ruitbediening
worden gereset:

 laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit vol-
ledig is gesloten,

 houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast, Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd
de sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
de ruit iets tussen de ruit en de spon-
ning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op
de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit
aan passagierszijde bedient, moet
deze ervan verzekerd zijn dat niets
het correcte sluiten van de ruit ver-
hindert.
De bestuurder moet ervan verze-
kerd zijn dat de passagiers op de
juiste manier gebruik maken van
de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tij-
dens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
ZIJRUITEN ACHTER
Bij de 3-deurs uitvoering zijn de ach-
terste zijruiten uitstelbaar voor een
optimale ventilatie van de achterste zit-
plaatsen.
Openen

 Druk, voor de veiligheid van uw kin-
deren, op de schakelaar 5 om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Als de schakelaar omlaag staat, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als de schakelaar omhoog staat, is de
ruitbediening niet geblokkeerd.
Sluiten

 Trek de hendel naar binnen om de
ruit te ontgrendelen.

 Kantel de hendel volledig naar ach-
teren om de ruit in de gesloten stand
te vergrendelen.

 Kantel de hendel naar voren.

 Duw de hendel zo ver mogelijk naar
buiten om de ruit in de geopende
stand te vergrendelen.

 druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,

 druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd
deze nog ongeveer 1 seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de be-
veiliging tegen beknellen uitgescha-
keld.

Page 82 of 255

!
73
Blokkering van de ruitbediening
achter
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest
of na een storing moet de ruitbediening
worden gereset:

 laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit vol-
ledig is gesloten,

 houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast, Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd
de sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
de ruit iets tussen de ruit en de spon-
ning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op
de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit
aan passagierszijde bedient, moet
deze ervan verzekerd zijn dat niets
het correcte sluiten van de ruit ver-
hindert.
De bestuurder moet ervan verze-
kerd zijn dat de passagiers op de
juiste manier gebruik maken van
de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tij-
dens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
ZIJRUITEN ACHTER
Bij de 3-deurs uitvoering zijn de ach-
terste zijruiten uitstelbaar voor een
optimale ventilatie van de achterste zit-
plaatsen.
Openen

 Druk, voor de veiligheid van uw kin-
deren, op de schakelaar 5 om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Als de schakelaar omlaag staat, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als de schakelaar omhoog staat, is de
ruitbediening niet geblokkeerd.
Sluiten

 Trek de hendel naar binnen om de
ruit te ontgrendelen.

 Kantel de hendel volledig naar ach-
teren om de ruit in de gesloten stand
te vergrendelen.

 Kantel de hendel naar voren.

 Duw de hendel zo ver mogelijk naar
buiten om de ruit in de geopende
stand te vergrendelen.

 druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,

 druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd
deze nog ongeveer 1 seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de be-
veiliging tegen beknellen uitgescha-
keld.

Page 83 of 255

!
TOEGANG TOT DE AUTO
74
PORTIEREN

 Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep. Van binnenuit

 Met de portiergreep van de voor-
portieren kunnen gelijktijdig ook de
achterportieren en de achterklep
worden ontgrendeld.

 Met de portiergreep van de achterpor-
tieren wordt daarentegen alleen het
desbetreffende portier ontgrendeld.
De portieren kunnen niet met de
portiergrepen worden geopend op
het moment dat de supervergren-
deling is ingeschakeld.
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten: - bij draaiende motor gaat het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het verklikkerlampje branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctio-
nele display gedurende enkele se-
conden. Openen
Van buitenaf

Page 84 of 255

i
!i
75
Als de auto van buitenaf is ver-
grendeld of de supervergrendeling
is ingeschakeld, knippert het rode
lampje en is de knop A inactief.

 Gebruik in dat geval de af-
standsbediening of de sleutel
om de auto te ontgrendelen.
De automatische centrale vergren-
deling werkt niet als één van de
portieren, de achterklep of de ach-
terruit is geopend.
Handmatige centrale
vergrendeling
Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en de achterklep van binnen-
uit handmatig en volledig te vergrende-
len of te ontgrendelen.
Vergrendelen

 Druk op de knop A om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat branden.
Automatische centrale
vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de portie-
ren, de achterklep en de achterruit tij-
dens het rijden automatisch en volledig
worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen. Inschakelen

 Druk langer dan 2 seconden op de
knop A .
Op het multifunctionele display verschijnt een melding ter bevestiging.
Ontgrendelen

 Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op de knop A om de portie-
ren, de achterklep en de achterruit
tijdelijk te ontgrendelen.
Als één van de portieren is ge-
opend, werkt de centrale vergren-
deling van binnenuit niet.
Ontgrendelen

 Druk nogmaals op de knop A om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit. Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren, de achterklep en de
achterruit automatisch vergrendeld.
Uitschakelen


Druk nogmaals langer dan 2 seconden
op de knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging.

Page 85 of 255

TOEGANG TOT DE AUTO
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
en ontgrendelen in het geval van een
storing in de centrale vergrendeling.

 Steek de sleutel in het slotplaat in
de zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling.
Vergrendelen van het bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige
portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde. -
bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing
in de centrale vergrendeling, de achter-
klep mechanisch ontgrendeld worden.
Ontgrendelen

 Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te
komen.

 Steek een kleine schroevendraaier
in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.
Openen

 Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel, trek aan de
handgreep en trek de achterklep
omhoog.
ACHTERKLEP (3-/5-DEURS)
Sluiten
Als de achterklep niet goed is gesloten:

Page 86 of 255

TOEGANG TOT DE AUTO
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
en ontgrendelen in het geval van een
storing in de centrale vergrendeling.

 Steek de sleutel in het slotplaat in
de zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling.
Vergrendelen van het bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige
portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde. -
bij draaiende motor gaat
het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een
melding op het multifunc-
tionele display gedurende
enkele seconden,
- tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing
in de centrale vergrendeling, de achter-
klep mechanisch ontgrendeld worden.
Ontgrendelen

 Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te
komen.

 Steek een kleine schroevendraaier
in de opening A van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.
Openen

 Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel, trek aan de
handgreep en trek de achterklep
omhoog.
ACHTERKLEP (3-/5-DEURS)
Sluiten
Als de achterklep niet goed is gesloten:

Page 87 of 255

i
i
77
Openen

 Trek, nadat de auto met de af-
standsbediening of de sleutel is
ontgrendeld en als de achterruit is
gesloten, aan handgreep A en trek
de achterklep omhoog.
- gaat bij draaiende motor het
verklikkerlampje branden en
verschijnt gedurende enkele
seconden een melding op het
multifunctionele display,
- gaat tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een geluidssig-
naal en gedurende enkele seconden een
melding op het multifunctionele display.
Sluiten

 Trek de achterklep met behulp van
de handgreep aan de binnenzijde
omlaag.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
ACHTERRUIT (SW)
Openen

 Druk, nadat de auto met de afstands-
bediening of de sleutel is ontgrendeld
en als de achterklep is gesloten, op
schakelaar B en beweeg de achter-
ruit met behulp van de voet C van de
ruitenwisseram omhoog.
De achterklep en achterruit kunnen
niet gelijktijdig worden geopend.
Als de ruitenwisser achter niet in
de ruststand staat, wordt de ach-
terruit pas geopend nadat de wis-
slag is voltooid.
Sluiten

 Sluit de achterruit door op het mid-
den van de ruit te drukken.
Als de achterruit niet goed is gesloten:
- gaat bij draaiende motor het
verklikkerlampje branden en
verschijnt er gedurende enkele
seconden een melding op het
multifunctionele display,
- gaat tijdens het rijden (snelheid hoger
dan 10 km/h) het verklikkerlampje bran-
den in combinatie met een geluidssig-
naal en gedurende enkele seconden een
melding op het multifunctionele display.
Als de achterruit is geopend werkt
de centrale vergrendeling niet.

Page 88 of 255

i
!
TOEGANG TOT DE AUTO
78
SCHUIFDAK (3-/5-DEURS)
Het schuifdak zorgt voor extra ventilatie
en licht in het interieur. Het is voorzien
van een beveiliging tegen beknellen en
een zonnescherm voor een optimaal
thermisch comfort.
Openen

 Draai de knop naar links (negen
standen mogelijk).
Er komt geleidelijk een windgeleider
naar buiten die dreungeluiden door de
rijwind voorkomt. Beveiliging tegen beknellen
Als het dak bij het sluiten tegen een ob-
stakel stuit, stopt het dak automatisch
en gaat gedeeltelijk weer open.
Resetten
U moet bij een storing nadat de accu-
kabels zijn losgenomen het schuifdak
resetten:

 zet de knop terug in de stand "O" ,

 druk langer dan 2 seconden op het
midden van de knop,

 wacht tot het dak volledig is gesloten,

 vervolgens zal het dak enkele mil-
limeters worden geopend.

Tijdens deze handelingen is de be-
veiliging tegen beknellen uitgescha-
keld.
Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd de
sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
het dak iets tussen het dak en de
sponning bekneld raakt, moet het
dak weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder het dak be-
dient, moet deze ervan verzekerd zijn
dat niets het correcte sluiten van het
dak verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de dakbe-
diening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van het dak niet kunnen
bezeren.
Als het schuifdak bijvoorbeeld bij
vorst niet wil sluiten, moet u zodra
het dak gestopt is:

 de knop in de stand "O" zetten
en meteen op de schakelaar
drukken.

 de knop ingedrukt houden totdat
het dak volledig is gesloten.

Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uit-
geschakeld.
Zonnescherm
Het zonnescherm wordt handmatig be-
diend.
Het zonnescherm wordt automatisch
opengeschoven als het schuifdak wordt
geopend. Werking
Sluiten

 Draai de knop terug in de stand

"O" .

Page 89 of 255

!
79
PANORAMADAK (3-/5-DEURS)
U hebt de beschikking over een pano-
ramadak met getint glas, waardoor de
lichtinval en het zicht in het interieur
worden vergroot. Het dak is voorzien
van een handmatig bedienbaar twee-
delig zonnescherm, ter verbetering van
het thermische comfort in het interieur.

 Trek het zonnescherm met de hand-
greep naar achteren tot de gewens-
te stand is bereikt.
Openen
Sluiten

 Trek het zonnescherm met de hand-
greep naar voren tot de gewenste
stand is bereikt. Als er tijdens het bedienen van
het zonnescherm iets bekneld
raakt, moet het zonnescherm in
de tegengestelde richting worden
verplaatst. Hiervoor drukt u op de
desbetreffende schakelaar.
Als de bestuurder de schakelaar
van het zonnescherm bedient, moet
hij controleren of niemand het cor-
rect sluiten van het zonnescherm
verhindert.
De bestuurder moet erop toezien
dat de passagiers het zonnescherm
op een correcte manier bedienen.
Houd kinderen in de gaten terwijl
het zonnescherm wordt bediend.
PANORAMADAK (SW)
U hebt de beschikking over een pano-
ramadak met getint glas, waardoor de
lichtinval en het zicht in het interieur
worden vergroot. Het dak is voorzien
van een elektrisch bedienbaar tweede-
lig zonnescherm, ter verbetering van
het thermische comfort in het interieur.
Openen

 Trek aan de schakelaar A .
Het zonnescherm stopt zodra u de scha-
kelaar loslaat.
Sluiten

 Druk op de schakelaar A .
Het zonnescherm stopt zodra u de scha-
kelaar loslaat.

Page 90 of 255

i
TOEGANG TOT DE AUTO
80
Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit
de dop worden verwijderd.
BRANDSTOFTANK
Als de brandstofmeter een laag niveau
aangeeft, is het raadzaam bij de eerst-
volgende gelegenheid te tanken.

Inhoud van de brandstoftank: onge-
veer 50 liter. Veilig tanken:

 zet altijd de motor af,

 open de brandstofvulklep,

 steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:

 breng de dop aan,

 draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

 sluit de brandstofvulklep.

 verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

 tank de auto af, maar laat het vul-
pistool nooit meer dan 3 keer
afslaan ; indien dit wel gebeurt, kun-
nen er storingen optreden.
Waarschuwing brandstofniveau
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de
vulklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven. Als dit verklikkerlampje gaat
branden, is het minimale niveau
in de brandstoftank bereikt.

U kunt nog ongeveer 50 km
met de resterende hoeveelheid brand-
stof rijden.
Raadpleeg indien u strandt met een
lege tank het hoofdstuk "Praktische in-
formatie".

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 260 next >