Peugeot 207 CC 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 194

!
71
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwij-zers ongeveer dertig seconden.Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-trek- en interieurbeveiliging weer actief.
Storing afstandsbediening
 Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.
 Open het portier; het alarm gaat af.
 Zet het contact aan; het alarm stopt.
* Volgens land van bestemming.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop A gedu-rende 10 seconden blijft branden, duidt dit op een storing in de verbinding met de sirene.
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Vergrendelen van de auto zonder het alarm in te schakelen
 Vergrendel de auto of schakel de su-pervergrendeling in met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.
Automatisch inschakelen*
Afhankelijk van de wetgeving in uw land kan één van de volgende gevallen zich voordoen:
- het alarm wordt 45 seconden nadat de auto met behulp van de afstands-bediening is vergrendeld geactiveerd, ongeacht de toestand van de portie-ren en de achterklep.- het alarm wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is ge-sloten, geactiveerd. Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achter-klep te voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop van de afstandsbe-diening worden gedrukt.

Page 72 of 194

i
i
!
i
72
RUITBEDIENING
U kunt de ruiten handmatig of automa-tisch openen en sluiten. De ruiten zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen bij de uitvoeringen met een-trapsbediening, en van een bedienings-systeem voor de vier ruiten bij alle uit-voeringen.
1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde.
2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde.
Met de schakelaar aan de desbetref-fende zijde wordt zowel de voorste ruit als de achterste zijruit bediend.
Elektrisch bedienbare ruiten met eentrapsbediening
Beveiliging tegen beknellen van de voorste ruiten
Als de voorste ruit in de automatische stand sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open.
Elektrisch bedienbare ruiten
 Druk op of trek aan de scha-kelaar 1. De ruit stopt zodra u de schakelaar loslaat.
De achterste zijruit opent al-leen als de voorste ruit volledig geopend is.
U hebt twee mogelijkheden:
- handbediende stand
 Duw of trek de schakelaar 1 tot het zware punt. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
De achterste zijruit opent alleen als de voorste ruit volledig geopend is.
- automatische stand Duw of trek de schakelaar 1 Duw of trek de schakelaar Duw of trek de schakelaartot voor-bij het zware punt. Afhankelijk van de uitvoering opent of sluit de ruit volledig, of sluit de ruit volledig nadat u de schakelaar hebt losgelaten
 Druk opnieuw op de schakelaar om het openen of sluiten te stoppen.
 Als u de schakelaar ingedrukt houdt, wordt de achterste zijruit geopend of gesloten.

Page 73 of 194

!
i
i
73
Bediening van de vier ruiten
Met deze bediening kunnen alle ruiten worden geopend of gesloten.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest of na een storing moet de ruitbediening worden gereset:
 laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit vol-ledig is gesloten,
 houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast,
 druk op de schakelaar om de ruit au-tomatisch te openen,
 druk als de ruit volledig is geopend nogmaals op de schakelaar en houd deze nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.
 Druk op schakelaar 3 en laat deze weer los. De ruiten openen volledig.
of
 Trek aan schakelaar 3 en houd deze vast. De ruiten sluiten volledig.
Als u de schakelaar loslaat voordat de ruiten volledig gesloten zijn, stop-pen ze.
 Door opnieuw op de schakelaar te drukken, stoppen de ruiten.

Page 74 of 194

!i
i
!
74
PORTIEREN
Openen
Van buitenaf
 Ontgrendel de auto met de afstands-bediening of de sleutel en trek aan de portiergreep.
De ruit opent automatisch enkele millimeters wanneer het portier ge-opend wordt.
Van binnenuit
 Trek aan de portiergreep om het portier te openen; hiermee worden alleen de portieren ontgrendeld.
De ruit opent automatisch enkele millimeters wanneer het portier ge-opend wordt.
Sluiten
De ruit gaat na enkele seconden au-tomatisch weer omhoog en zorgt voor een perfecte afdichting bij een gesloten portier.
Als een portier niet goed is gesloten:
- bij draaiende motor gaat het bij draaiende motorbij draaiende motorverklikkerlampje branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden,- tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het verklikkerlamp-je branden in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden.

Page 75 of 194

i
i
75
Handmatige centrale vergrendeling
Deze functie biedt de mogelijkheid de portieren en het kofferdeksel van binnenuit handmatig en volledig te vergrendelen of te ontgrendelen.
Vergrendelen
 Druk op de knop A om de auto te vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat branden.
Ontgrendelen
 Druk, met de sleutel in het contact-slot, nogmaals op de knop A om de auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.

Page 76 of 194

!
76
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de portieren mechanisch te vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling.
Steek de sleutel in het slotplaat in de zijkant van het portier en draai de sleutel een achtste omwenteling.
Vergrendelen van het bestuurdersportier
 Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom.
Ontgrendelen van het bestuurdersportier
 Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Vergrendelen van het passagiersportier
Ontgrendelen van het passagiersportier
 Trek aan de portiergreep aan de bin-nenzijde.
Automatische centrale vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de portieren en de achterklep tijdens het rijden auto-matisch en volledig worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-len of uitschakelen.
Inschakelen
Druk langer dan 2 seconden op de knop A.
Op het multifunctionele display ver-schijnt een melding ter bevestiging.
Ontgrendelen
 Druk als sneller wordt gereden dan 10 km/h op de knop A om de por-tieren en de achterklep tijdelijk te ontgrendelen.
Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,worden de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld.
Uitschakelen
Druk nogmaals langer dan 2 seconden op de knop A.
Op het multifunctionele display ver-schijnt een melding ter bevestiging.

Page 77 of 194

i
i
77
ACHTERKLEP
Openen
 Ontgrendel het kofferdeksel of de auto met de afstandsbediening of de sleutel, trek aan de handgreep en trek het kofferdeksel omhoog.
Ontgrendelen en op een kier zetten van het kofferdeksel
 Drukop de ontgrendelings-knop van de afstandsbe-diening. Het kofferdeksel wordt op een kier gezet.
Antidiefstalbeveiliging van de bagageruimte
De bagageruimte is zo ontworpen dat deze optimaal tegen diefstal is bevei-De bagageruimte is zo ontworpen dat De bagageruimte is zo ontworpen dat
ligd, ook als het dak is weggeklapt.Daarom kan als de auto is vergrendeld en het dak is weggeklapt het kofferdek-Daarom kan als de auto is vergrendeld Daarom kan als de auto is vergrendeld
sel niet worden ontgrendeld:- door de portiergreep in het interieur te bedienen,- door op de schakelaar A van de centrale vergrendeling te drukken zonder dat de sleutel zich in het contactslot bevindt.
- bij draaiende motor gaat het bij draaiende motorbij draaiende motorverklikkerlampje branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden,- tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het verklikkerlamp-je branden in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden.
Sluiten
 Trek het kofferdeksel omlaag aan de handgreep aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten:

Page 78 of 194

i
78
BRANDSTOFTANK
Als de brandstofmeter een laag niveau aangeeft, is het raadzaam bij de eerst-volgende gelegenheid te tanken.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter.
Veilig tanken:
zet altijd de motor af,
 open de brandstofvulklep,
 steek de sleutel in de dop en draai de sleutel linksom,
Na het tanken:
 breng de dop aan,
 draai de sleutel naar rechts en ver-wijder deze vervolgens uit de dop,
 sluit de brandstofvulklep.
 verwijder de dop en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de klep,
 tank de auto af, maar laat het vulpistool nooit meer dan 3 keer afslaan; indien dit wel gebeurt, kun-nen er storingen optreden,
Waarschuwing brandstofniveau
Als dit verklikkerlampje gaat branden, is het minimale niveau in de brandstoftank bereikt.
U kunt nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden.
Raadpleeg indien u strandt met een lege tank het hoofdstuk "Praktische in-formatie".
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de vulklep staat de voorgeschreven soort brandstof voor uw auto aangegeven.

Page 79 of 194

79
LICHTSCHAKELAAR
Met de lichtschakelaar kunt u de ver-lichting van de auto selecteren en in-schakelen.
Handbediende functies
De lichtschakelaar bestaat uit de ring Aen de hendel B.
A. ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting:
Uitvoering zonder automatische verlichting
Uitvoering met automatische verlichting
uit,
alleen parkeerlicht,
dimlicht of grootlicht,
B. trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of alleen de parkeerlichten zijn ingescha-keld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.
automatische verlichting.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het instrumen-tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-de verlichting is ingeschakeld.
Hoofdverlichting
De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omgeving:
- parkeerlicht: om gezien te worden,- dimlicht: voor een optimaal zicht zon-der medeweggebruikers te verblinden,- grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen waar het omgevingslicht on-voldoende is.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende ver-lichting voor specifieke rijomstandigheden:
- mistachterlicht: voor een optimale zichtbaarheid van achteren als het zicht minder dan 50 m is,- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht weer,- bochtverlichting voor een optimaal zicht in bochten.
Instellingen
Het verlichtingssysteem van uw auto heeft verschillende extra automatische functies die afzonderlijk kunnen worden ingesteld:
- follow me home verlichting,- automatische verlichting,- statische bochtverlichting.

Page 80 of 194

!
i
80
Uitvoering met mistlampen vóór en mistachterlicht
mistlampen vóór en mistachterlicht
C. ring voor de selectie van de mistver-lichting.
De mistverlichting kan worden ingescha-keld in combinatie met dim- en grootlicht.
 Draai de ring C naar voren om de mistverlichting in te schakelen.
 Draai de ring C twee keer naar ach-teren om het mistachterlicht uit te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (in de stand AUTO) of het dimlicht handmatig wordt uitge-schakeld, blijven de mistverlichting en de parkeerlichten branden.
 Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen. De parkeerlichten worden automatisch uitgeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden.
* Volgens land van bestemming.
Motorvoertuigverlichting
overdag*
Bij auto’s met motorvoertuigverlichting overdag wordt bij het starten van de auto automatisch het dimlicht ingeschakeld.
De dashboardverlichting (inclusief de verlichting van het instrumentenpaneel, het multifunctionele display, het bedie-ningspaneel van de airconditioning, ...) gaat niet branden, tenzij de automati-sche verlichting wordt ingeschakeld of de verlichting handmatig wordt inge-schakeld.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 200 next >