ESP Peugeot 208 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 263

109
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F

T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F

M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F

R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F

Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
aluminium velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet
raken.
Trekhaak
Gewichtsverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voor werpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarom
voor elke 1000
m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Maak gebruik van een trekhaak en
de bijbehorende bedrading die door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, Wij adviseren
het monteren te laten uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld wanneer
een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.
Houd u aan het maximale
a anhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires als een fietsendrager of
een bagageplateau.
Houd u
aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, …)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
7
Praktische informatie

Page 112 of 263

110
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het
dimlicht en de plafonniers nog in totaal
maximaal 40


minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld
a an het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10
minuten worden voortgezet via het
Bluetooth-systeem van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-

m
inder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5


minuten te kunnen gebruiken, Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu.
Allesdragers monteren
Houd u bij het monteren van de allesdragers
a an hun montageplaats, deze zijn
herkenbaar aan de bevestigingspennen in de
portiersponningen.
Neem voor meer informatie contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm uw
snelheid aan de rijomstandigheden aan
om schade aan de allesdragers en de
bevestigingspunten op de auto te voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land met
betrekking tot het vervoeren van voorwerpen
die langer zijn dan de auto.
Uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen
dat het dak van uw auto beschadigd raakt, is het
raadzaam uitsluitend voor uw auto goedgekeurde
allesdragers te gebruiken.
Houd u
aan de montagevoorschriften en de
gebruiksvoor waarden die zijn vermeld in de
handleiding die met de allesdragers is meegeleverd.
- meer dan 10 minuten om de functies
ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Praktische informatie

Page 114 of 263

112
Motoren
Benzine
Diesel
De afbeeldingen van deze motoren dienen als
voorbeeld.
De plaats van de volgende elementen kan
verschillen:
-

Luchtfilter.
-


Oliepeilstok.
-
V

uldop motorolie.
-


Handopvoerpomp. 1.
Ruitensproeiervloeistofreservoir.
2. Koelvloeistofreservoir.
3. Remvloeistofreservoir.
4. Accu.
5. Zekeringkast.
6. Luchtfilter.
7. Oliepeilstok.
8. Olievuldop.
9. Afzonderlijk massapunt.
10. Handopvoerpomp*
Het dieselcircuit staat onder zeer hoge
druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de
voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema
van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders
aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het
desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
De vloeistof moet voldoen aan de
aanbevelingen van de fabrikant en moet
geschikt zijn voor de motor van de auto. Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's met
een motorolieniveaumeter) of met de
oliepeilstok.
*
A

fhankelijk van de motoruitvoering.
Praktische informatie

Page 116 of 263

114
Koelvloeistofniveau
Controleer het koelvloeistofniveau regelmatig.
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet
worden bijgevuld.
Het controleren en bijvullen moet altijd worden
uitgevoerd bij koude motor.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MA X" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk. Wacht na het
afzetten van de motor daarom ten minste één uur alvorens
werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet uitvoeren,
neem dan, om brandwonden te voorkomen, een doek en
draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten
dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Niveau ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik
van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Het minimumniveau van het
additief wordt aangegeven door het
permanent branden van dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding met betrekking tot
een te laag additiefniveau van het
r o e t f i l t e r.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Als er geen AdBlue meer aanwezig is in het
reser voir, kan de motor om wettelijke redenen niet
meer gestart worden. Vul om dit te voorkomen
daarom zo snel mogelijk vloeistof bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over AdBlue (BlueHDi-motoren) , in
het bijzonder met betrekking tot het bijvullen.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Praktische informatie

Page 118 of 263

116
Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage remschijven/
remtrommels
Raadpleeg voor informatie over het
controleren van de slijtage van de
remschijf/-trommel het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de parkeerrem, zelfs
tussen twee onderhoudsbeurten
door, worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Velgen en banden
De bandenspanning moet minstens
eens per maand en voorafgaand aan
een lange rit bij alle banden (wanneer
ze koud zijn) gecontroleerd worden. aanbevolen om een regelmatige inspectie van
de staat van de banden (profiel en bandwangen)
en velgen uit te voeren en om te controleren dat
de banden over een ventiel beschikken.
Het gebruik van andere dan de gespecificeerde
velg- en bandmaten kan effect hebben op
de levensduur van de banden, het draaien
van de wielen, de bodemvrijheid en de
snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een
negatieve invloed hebben op het weggedrag van
de auto.
De montage van verschillende banden op
de voor- en op de achteras kan leiden tot
het onjuist ingrijpen van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
onderdelen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
De op de sticker aangegeven
bandenspanningen gelden voor koude
banden. Als u

meer langer dan 10

minuten of
meer dan 10

kilometer hebt gereden met een
snelheid van meer dan 50

km/u, moet u

de
bandenspanning 0,3

bar (30

kPa) verhogen
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een onjuiste
bandenspanning kan veroorzaakt vroegtijdige
slijtage van banden en heeft een negatieve
invloed op het rijgedrag van de auto. Kans op
een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft een
negatieve invloed op het rijgedrag.
Het wordt
Praktische informatie

Page 125 of 263

123
F Haal het dopje van het ventiel van de lekke band en bewaar het op een schone plaats.
F

C
ontroleer of de schakelaar van de
compressor in stand " O" staat.
F

R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F

S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F

Be
vestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd. F

Z
et het contact aan.
Als na ongeveer 7
minuten de spanning
niet 2
bar is, is de band niet te repareren;
neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om u
verder te helpen.
F

S
luit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de
lekke band en zet hem stevig vast. Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
F

A
ctiveer de compressor door de schakelaar
in stand " l" te zetten tot de bandenspanning
2,0
bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt
onder druk in de band gespoten; neem
gedurende deze handeling de slang niet los
van de aansluiting (kans op spatten). F
Ze t de schakelaar in stand "
O".
F O ntkoppel de stekker van de compressor
van de 12V-aansluiting in de auto.
F

P
laats de dop op het ventiel.
F

V
erwijder de set.
F

V
er wijder de flacon met afdichtmiddel en
berg deze op.
Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
is op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
8
In geval van pech

Page 145 of 263

143
Motoren en aanhangergewichten – BENZINE
Motor1.2 PureTech 681.2 PureTech 82 1.2 PureTech 82 S&S
Versnellingsbak Handgeschakeld,
5


versnellingen(BVM5) Handgeschakeld,
5


versnellingen(BVM5) Handgeschakeld,
5


versnellingen(BVM5) Handgeschakeld,
5


versnellingen STT(BVM5)
Code EB2FB MAEB2FAD MA EB2F MAEB2FA MA STT
Modelcodes CC… CA… HMP6CCHMMP – CCHMMP/1 HMZ6
- HMZ0HMRP/S
Cilinderinhoud (cm
3) 11 9 911 9 911 9 911 9 9
Max. vermogen: EU-norm (kW) 505060 60
Brandstof LoodvrijLoodvrijLoodvrijLoodvrij
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar
treingewicht) op een helling van 12% (kg)450 (VP)
4 8 5 ( VAS P) 450
(VP)
4 8 5 ( VAS P)820
(VP/VASP)
920 ( V U L)820
Aanhanger ongeremd (kg) 450450 520520
Maximale kogeldruk (kg) 46464646
VP: Personenauto.
VASP: Gespecialiseerd motorvoertuig
VUL: Lichte bedrijfsauto.
9
Technische gegevens

Page 154 of 263

4
Druk herhaalde malen op de toets
SRC/BAND om "CD" te selecteren.
Druk op een van deze toetsen om
naar het vorige/volgende nummer
te gaan.
Druk op een van deze toetsen om
de vorige of volgende afspeellijst te
selecteren.
Houd een van de toetsen ingedrukt
om snel vooruit of terug te spelen.
Een MP3-CD afspelen
Druk op LIST om de
mappenstructuur van de afspeellijst
weer te geven.
Selecteer een regel in de lijst.
Bevestig met " OK ".
Een pagina overslaan.
Selecteer een map/afspeellijst.
Start het afspelen van het gekozen
nummer. Omhoog in de menustructuur.
Ga terug naar het hoogste niveau om de
indeling te kiezen:
- Op
mappen : alle mappen met audio-
bestanden worden in een algemeen
overzicht en alfabetisch geordend
weergegeven, zonder dat daarbij rekening
is gehouden met de mappenstructuur.
- Op
afspeellijst : conform de opgeslagen
afspeellijsten.
Afspeelmethode
Druk op MENU .
Selecteer " Media".
Bevestig met OK.
Kies de gewenste afspeelmethode.
Bevestig met OK om de wijzigingen
op te slaan. Er zijn verschillende afspeelmethodes:
-

N
ormaal: de nummers worden in
de normale volgorde volgens de
afspeellijst afgespeeld.
-
R
andom: de nummers van een album
of een map worden in een willekeurige
volgorde afgespeeld.
-
A
lle random: alle nummers van
alle mediaspelers worden in een
willekeurige volgorde afgespeeld.
-
H
erhaling: alleen de nummers
van dit album of deze map worden
afgespeeld.Informatie en tips
De autoradio speelt uitsluitend bestanden met
de extensie ".mp3", ".wma", ".wav".
Om problemen tijdens het afspelen of de
weergave te voorkomen, is het raadzaam om
bestandsnamen aan te maken met minder dan
20
tekens en zonder speciale tekens (bijv.: " ?.; ù).
Om een opgenomen CD-R of CD-RW te kunnen
afspelen, moet u bij voorkeur bij het opnemen
van een CD de standaard ISO
9660 niveau 1,
2
of Joliet selecteren.
Als de disc met een andere standaard is
gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden
afgespeeld.
Het is raadzaam om voor één CD niet meer dan
één standaard voor het branden te gebruiken.
Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4x)
in voor een optimale geluidskwaliteit.
Audiosysteem

Page 157 of 263

7
Het geluid van de radio valt 1 tot 2 seconden
we g. Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking
van het geluid naar een eventuele sterkere
zender voor een betere ontvangst van het
station. Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel
zich te vaak en steeds op hetzelfde traject
voordoet.
De functie TA (verkeersinformatie) wordt
getoond. Ik ontvang geen verkeersinformatie. Stem af op een zender die wel
verkeersinformatie uitzendt.Stem af op een radiozender die wel
verkeersinformatie uitzendt.
De voorkeuzezenders kunnen niet worden
ontvangen (geen geluid, 87,5
Mhz wordt
weergegeven…). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.
Druk op de toets SRC om het golfbereik
(AM, FM1, FM2
) te vinden waarin de
voorkeuzezenders zijn opgeslagen.
De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet
worden afgespeeld. De CD is ondersteboven in de speler
geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen
audiobestanden of bevat audiobestanden die
niet door het audiosysteem worden herkend.
De CD is voorzien van een beveiligingssysteem
dat niet door het audiosysteem wordt herkend.
- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de
speler is geplaatst.
-

C
ontroleer de staat van de CD: de CD kan niet
worden gelezen als deze te veel is beschadigd.
-

C
ontroleer de inhoud van de CD als deze zelf is
gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk "Audio".
-

D
e kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is
onvoldoende om deze door de autoradio te laten
afspelen.
-

W
anneer er sprake is van een slechte kwaliteit
kunnen sommige zelfgebrande CD's niet door het
audiosysteem worden afgespeeld.
De geluidskwaliteit van de CD is slecht. De gebruikte CD is bekrast of van slechte kwaliteit.Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg
ze zorgvuldig op.
De audio-instellingen (lage tonen, hoge
tonen, geluidssfeer) zijn niet op de CD-speler
afgestemd. Zet het geluidsniveau van de lage en hoge
tonen op 0, zonder een geluidssfeer te
selecteren.
.
Audiosysteem

Page 159 of 263

1
Audiosysteem/Bluetooth®
Inhoud
De eerste stappen
1
St

uurkolomschakelaars
2
R

adio
2
M

edia
3
T

elefoon
6
A

udio-instellingen
8
C

onfiguratie
9
V

eelgestelde vragen
9
O

m veiligheidsredenen mag de bestuurder
handelingen die zijn volledige aandacht
vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande
auto.
Als de motor is afgezet, schakelt het
systeem zichzelf, na het inschakelen van
de eco-mode, uit om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.De eerste stappen
Aan/uit, volumeregeling.
Wijzigen van de audio-opties:
geluidssfeer, hoge tonen, lage
tonen, loudness, verdeling, balans
links/rechts, balans voor/achter,
automatische volumeregeling.
Automatisch zoeken naar zenders in
aflopende volgorde.
Selecteren van het vorige nummer
van de CD, USB.
Navigeren in een lijst.
Ingedrukt houden: terugspoelen. Weergave van de lijst met
radiozenders, de nummers van een
CD/USB.
Ingedrukt houden: bijwerken van de
lijst met radiozenders.
Ongedaan maken van de huidige bewerking.
Eén niveau omhooggaan in een structuur
(menu of map).
Automatisch zoeken naar zenders in oplopende
volgorde.
Selecteren van het volgende nummer van de CD, USB.
Navigeren in een lijst.
Ingedrukt houden: vooruitspoelen.
Toegang tot het hoofdmenu.
Selecteren van een
voorkeuzezender.
Radio, ingedrukt houden: een zender
in het geheugen opslaan.
Andere geluidsbron: zie de
desbetreffende hoofdstukken.
Uitwerpen van de CD.
Selecteren van de geluidsbron:
Radio: FM1, FM2, AM, CD, USB,
AUX, Streaming.
Telefoon: een inkomend gesprek
aannemen.
Telefoon, ingedrukt houden:
beëindigen van een telefoongesprek,
toegang tot het gesprekkenlogboek
van de gekoppelde telefoon.
.
Bluetooth®-autoradio

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 70 next >