Peugeot 208 2020 Handleiding (in Dutch)

Page 181 of 260

179
In geval van pech
8van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Vervang de lampen per paar om onbalans in
de verlichting te voorkomen.
Terugplaatsen van de lampunits
Voer de handelingen voor het
terugplaatsen in de omgekeerde volgorde van
het verwijderen uit.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
– Koplampen met ledtechnologie.– Koplampen met Full LED-technologie.– Offset dagrijverlichting.– Zijrichtingaanwijzers.– Verlichting zijkant.
– 3D-achterlichten.– Derde remlicht.– Kentekenplaatverlichting.
Als u dit type lamp moet vervangen, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-
technologie niet aan - elektrocutiegevaar!
Verlichting vóór
Uitvoering met koplampen met Full
LED-technologie.


1. Dimlicht/grootlicht
2. Richtingaanwijzers
3. Parkeerlichten
4. Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Uitvoering met led-koplampen

1.Grootlicht (led)
2. Dimlicht (led)
3. Dagrijverlichting/parkeerlichten (led)
4. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
Uitvoering met halogeenkoplampen

1.Grootlicht (H9)
2. Dimlicht (H18)
3. Dagrijverlichting / parkeerlichten (W21/5W)
4. Richtingaanwijzers (PY21W oranje).

Page 182 of 260

180
In geval van pech
Achterlichten
Uitvoering met Full LED-lampen

1.Parkeerlichten/dagrijverlichting
2. Remlichten
3. Achteruitrijlichten
4. Richtingaanwijzers
Uitvoering met
halogeen-achterlichten


1.Remlichten / parkeerlichten (P21/5W LL)
De motorkap openen / Toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator kunnen
komen - kans op verstikking!
Halogeenlampen (Hx)
Controleer om verzekerd te zijn van een
goede verlichtingskwaliteit of de lamp op de
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
Grootlicht / dimlicht




► Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.► Trek de lamphouder naar achteren om deze te verwijderen.► Trek aan de lamp om deze te verwijderen.► Vervang de lamp.Als u de lamphouder weer in de behuizing
plaatst, drukt u op de lamphouder totdat u
een klik hoort. Dit betekent dat de lamphouder
correct op zijn plaats is vergrendeld.
Dagrijverlichting / Parkeerlichten


► Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.► Trek de lamphouder naar achteren om deze te verwijderen.► Trek aan de lamp om deze te verwijderen.► Vervang de lamp.
Als u de lamphouder weer in de behuizing
plaatst, drukt u op de lamphouder totdat u
een klik hoort. Dit betekent dat de lamphouder
correct op zijn plaats is vergrendeld.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een
controlelampje voor een richtingaanwijzer
(links of rechts) betekent dat één van de
lampen aan die zijde defect is.


► Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.► Draai de lamphouder linksom.► Verwijder de lamp en lamphouder door deze
naar achteren te trekken.► Vervang de lamp.
De oranjekleurige lampen moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.

Page 183 of 260

181
In geval van pech
8Achterlichten
Uitvoering met Full LED-lampen

1.Parkeerlichten/dagrijverlichting
2. Remlichten
3. Achteruitrijlichten
4. Richtingaanwijzers
Uitvoering met
halogeen-achterlichten


1.Remlichten / parkeerlichten (P21/5W LL)
2.Richtingaanwijzers (PY21W oranje).
3. Achteruitrijlichten (W16W)
Remlichten / parkeerlichten / achteruitrijlichten en richtingaanwijzers
Sneller knipperen van een
controlelampje voor een richtingaanwijzer
(links of rechts) betekent dat één van de
lampen aan die zijde defect is.
De oranje gloeilampen, zoals die van de
richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde kleur en
specificaties.
Deze lampen kunnen vanuit de bagageruimte
worden vervangen.
► Open de achterklep.

► Verwijder het afdekpaneel aan de betreffende zijkant, zodat de bevestiging van de lampunit
toegankelijk is.
► Draai de bevestigingsmoer los met een
dopsleutel.
► Draai de moer verder met de hand los en bewaar de moer; zorg ervoor dat deze niet
valt.
► Duw de bevestigingsclip naar buiten en verwijder de lampunit vanuit de achterkant.

► Maak de vier bevestigingen rondom de lamphouder los.► Verwijder de lamphouder.Als de lampunit en de lamphouder zijn
verwijderd:
1. Remlicht/parkeerlicht
2. Richtingaanwijzers
3. Achteruitrijlichten
► Draai de lamp 1 of 2 een kwartslag naar links
en verwijder hem.
► Trek aan de lamp 3 om deze te verwijderen.► Vervang de lamp.
Druk de lampunit recht uitgelijnd met de
lengteas van de auto goed in de
geleiders.
Zet de lamp zonder te forceren vast om een
correcte afdichting te garanderen en om
beschadiging van de lampunit te voorkomen.

Page 184 of 260

182
In geval van pech


Goed
Defect

Tang
Monteren van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit
van uw auto is reeds rekening gehouden met
Zekeringtabellen
Onderste zekeringkast

Mistachterlicht (P21W)


Steek uw hand aan de linkerzijde onder de
bumper.
► Draai de lamphouder een kwartslag naar links en trek deze naar u toe.► Draai de lamp een kwartslag naar links en trek deze naar u toe.► Vervang de lamp.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het paneel van de
zekeringkast.
Afhankelijk van de uitvoering:


► Trek het paneel eerst linksboven en dan rechtsboven los.► Verwijder het paneel volledig.► Haal de tang uit de houder .

► Open het dashboardkastje.► Druk op de handgreep in het midden van het deksel van de zekeringkast.► Beweeg het deksel volledig omlaag.► Haal de tang uit de houder.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering vervangt:► Achterhaal de oorzaak van de storing en verhelp de oorzaak.
► Schakel alle stroomverbruikende voorzieningen uit.► Zet de auto stil en schakel het contact uit.► Bepaal welke zekering defect is aan de hand van de actuele zekeringtabellen en schema's.
Bij het vervangen van zekeringen is het
volgende zeer belangrijk:
► Gebruik de speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen en controleer of
het smeltdraadje van de zekering intact is.
► Vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde
kleur): een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken - kans op brand!
Als de storing zich kort na het vervangen van
de zekering opnieuw voordoet, laat dan het
elektrische systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij een
PEUGEOT-dealer of bij een gekwalificeerde
werkplaats.
Wanneer een zekering wordt vervangen
door een zekering die niet in deze
zekeringtabellen staat, kunnen er ernstige
storingen ontstaan. Neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 185 of 260

183
In geval van pech
8

Goed
Defect

Tang
Monteren van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit
van uw auto is reeds rekening gehouden met
de montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die door PEUGEOT noch
aanbevolen noch geleverd worden en die
bovendien niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Voer voor toegang tot de zekeringen dezelfde
procedure uit als voor toegang tot het
gereedschap voor het vervangen van de
zekeringen.
Zekeringtabellen
Onderste zekeringkast

Page 186 of 260

184
In geval van pech
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen

► Maak de twee vergrendelingen A los.► Verwijder het deksel.► Vervang de zekering.
Zekeringnr. Stroomsterkte
(A) Functies
F1 10 AElektrochromatische binnenspiegel
F3 5 ADraadloze smartphonelader.
F4 15 AClaxon.
F5 20 ARuitensproeierpomp.
F6 20 ARuitensproeierpomp.
F7 5 AUSB-aansluitingen achter.
F8 20 ARuitenwisser achter.
F10 30 AVergrendelen/ontgrendelen.
F 11 30 AVergrendelen/ontgrendelen.
F14 5 ANoodoproep en pechhulpoproep - alarm.
F24 5 A7 inch touchscreen.
F27 5 AAlarm (montage in de werkplaats).
F29 20 A10 inch touchscreen.
F31 of F32 15 AAansteker / 12V-aansluiting.
Bovenste zekeringkast

Page 187 of 260

185
In geval van pech
8Zekeringnr.Stroomsterkte
(A) Functies
F1 40 AAchterruitverwarming.
F2 10 AVerwarmde buitenspiegels.
F3 30 AElektrisch bedienbare ruiten met eentrapsbediening vóór.
F4 20 AAfstelling buitenspiegels - Inklapbare buitenspiegels.
F5 30 AElektrische ruitbediening met eentrapsbediening achter.
F10 30 AStoelverwarmingen vóór.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen

► Maak de twee vergrendelingen A los.► Verwijder het deksel.► Vervang de zekering.
► Sluit het deksel na het vervangen van de zekering zorgvuldig en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.

Page 188 of 260

186
In geval van pech
Elektromotor
Lege 12V-accu
De motor kan niet worden gestart en de
tractiebatterij kan niet worden opgeladen.
Voorzorgsmaatregelen bij
werkzaamheden aan de 12V-accu
Selecteer stand P, zet het contact uit en
controleer of het instrumentenpaneel is
uitgeschakeld en de auto niet op een
laadpunt is aangesloten.
Opladen van de 12V-accu
Laad de accu nooit op zonder eerst de
accukabels los te koppelen en de accu uit de
motorruimte te halen.
Koppel de accukabels niet los terwijl het
READY-lampje brandt of wanneer de auto
wordt opgeladen.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.

Zekeringentabel

Zekeringnr. Stroomsterkte
(A) Functies
F16 20 AVoorruitverwarming.
F18 10 AGrootlicht (halogeen) rechts.
F19 10 AGrootlicht (halogeen) links.
F29 40 ARuitenwissers vóór.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke
stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen van de
afstandsbediening en accu's in bij een
speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit
in een goed geventileerde ruimte, ver van
open vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand of explosie uit te
sluiten.
Was na afloop uw handen.

Page 189 of 260

187
In geval van pech
8Elektromotor
Lege 12V-accu
De motor kan niet worden gestart en de
tractiebatterij kan niet worden opgeladen.
Voorzorgsmaatregelen bij
werkzaamheden aan de 12V-accu
Selecteer stand P, zet het contact uit en
controleer of het instrumentenpaneel is
uitgeschakeld en de auto niet op een
laadpunt is aangesloten.
Opladen van de 12V-accu
Laad de accu nooit op zonder eerst de
accukabels los te koppelen en de accu uit de
motorruimte te halen.
Koppel de accukabels niet los terwijl het
READY-lampje brandt of wanneer de auto
wordt opgeladen.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.

Voor toegang tot de pluspool (+):► Ontgrendel de motorkap door de ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens
de veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.
► Open de motorkap.Pluspool (+).
Deze pool is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
Minpool (-).
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich tegenover de accu een
afzonderlijk massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de
motor worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of met een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader
is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12 V en een capaciteit minimaal gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(zoals ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.


► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
► Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu ( A) (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool
(+) van de hulpaccu ( B) of de startbooster.
► Sluit het ene uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de
hulpaccu (B) of de startbooster (of op een
massapunt van de auto met de hulpaccu).
► Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C.► Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze enkele minuten draaien.► Start de auto met de lege accu en laat de motor draaien.

Page 190 of 260

188
In geval van pech
deze manier blijft het laadniveau van de accu voldoende om de motor weer te kunnen starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
► Sluit alle te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep, ruiten, dak).► Schakel alle stroomverbruikers (autoradio, ruitenwissers, verlichting, enz.) uit.► Zet het contact af en wacht 4 minuten.U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)

► Beweeg de kunststof afdekkap (indien aanwezig) op de pluspool (+) omhoog.► Trek hendel A zo ver mogelijk omhoog om
accupoolklem B te ontgrendelen.
► Beweeg accupoolklem B omhoog om hem te
verwijderen.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact
af en wacht even voordat u een nieuwe poging
doet.
► Wacht totdat de motor stationair draait.► Maak de startkabels vervolgens in
omgekeerde volgorde los.
► Breng het kunststof kapje aan op de pluspool (+), als uw auto hiermee is uitgerust.► Laat de motor minimaal 30 minuten draaien, terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende
op te laden.
Rijd de eerste 30 minuten na het starten
van de motor voorzichtig.
Het aanduwen van de auto om de motor
te starten is bij een auto met een
automatische transmissie niet toegestaan.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
– Als de auto vooral voor korte ritten wordt gebruikt.– Als de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
► Schakel het contact uit.► Schakel alle stroomverbruikers uit (audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).

► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.
► Controleer of de kabels van de lader in goede staat zijn.► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
► Sluit de kabels van lader B als volgt aan:• de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de accu A,• de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
► Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.

24v 12v
Als deze sticker is aangebracht, mag er uitsluitend een 12 V-lader worden gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen van het Stop & Start-systeem
onherstelbaar beschadigd raken.
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 260 next >