PEUGEOT 208 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 276

49
Ergonomie en comfort
3Regeling temperatuur
► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde te
verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
De weergegeven waarde heeft betrekking op een
comfortniveau en niet op een exacte temperatuur.
De luchtstroom aanpassen
► Druk op een van de toetsen 2 ( - of + ) om de
luchtstroom de vergroten of verkleinen.
Het symbool van de luchtstroom (een ventilator) wordt
opgevuld overeenkomstig de gevraagde hoeveelheid.
Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt, stopt
de ventilatie.
Naast de ventilator wordt OFF weergegeven.
Regeling van de luchtverdeling
► Druk op toetsen 3 om de verdeling van de
luchtstroom in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er lucht in
de aangegeven richting geblazen.
U kunt de volgende toetsen tegelijk indrukken:


Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters +

voetenruimten


V

oorruit en zijruiten + voetenruimten
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt, maar
alleen als de ruiten zijn gesloten.
Met dit systeem kunt u het volgende:

In de zomer de temperatuur in de auto verlagen.



Beslagen ruiten in de winter bij temperaturen boven

3 °C sneller te ontwasemen.


Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit te
schakelen.
De airconditioning werkt niet als de aanjager is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
ruiten).
Automatisch comfortprogramma
Deze automatische stand zorgt voor een optimale
regeling van de temperatuur, luchtstroom en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.


Druk op toets
5 om de automatische stand van het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het controlelampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES
een van de beschikbare instellingen te kiezen:
– Soft: voor een aangename en stille werking door de
luchtstroom te beperken.


Normal
: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).


Fast
: voor een stevige en doeltreffende luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het betreffende controlelampje) drukt u meerdere
keren op toets 7 tot de gewenste instelling wordt
weergegeven.
Gebruik de instellingen "Normal" en "Fast" om het
comfort te waarborgen van de passagiers achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar wanneer
de stand AUTO wordt uitgeschakeld, blijft het
controlelampje voor de geselecteerde instelling
branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand AUTO
is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO hierdoor niet
ingeschakeld.
Om de toevoer van koude lucht in de auto bij koud weer en een koude motor te beperken
neemt de luchtstroom geleidelijk toe totdat de
gewenste comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel
lager of hoger is dan de ingestelde comfortwaarde,
heeft het geen zin om de ingestelde waarde
te wijzigen om de gewenste temperatuur
sneller te bereiken. Het systeem corrigeert het
temperatuurverschil automatisch en zo snel
mogelijk.

Page 52 of 276

50
Ergonomie en comfort
Inschakelen / uitschakelen



► Druk met draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door een
controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de buitentemperatuur
daalt tot minder dan 0 °C en automatisch uitgeschakeld
wanneer de motor wordt afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de motor
draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ook ontwasemd/ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door het branden / doven
van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit wanneer u deze niet meer nodig hebt; wanneer het
stroomverbruik daalt, daalt het energieverbruik ook.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de voorruit en
zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes en
vervuilende stoffen van buitenaf en kan de gewenste
binnentemperatuur sneller worden bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden / doven van
het controlelampje).
De functie wordt automatisch ingeschakeld wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur op
de laagste stand in, stuurt de luchtstroom naar de
middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters, stelt
de luchtopbrengst op maximaal in en schakelt, indien
nodig, de luchtrecirculatie in het interieur in.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden/doven van
het lampje).
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het systeem
terug naar de instellingen van vóór de inschakeling.
Het thermisch-
comfortsysteem uitschakelen
► Druk op deze knop.
Het controlelampje gaat branden en alle andere
controlelampjes van het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn nu
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door de
rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de auto.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door branden/doven van
het lampje).
Het programma regelt automatisch de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering), de luchtopbrengst en de
luchttoevoer, en zorgt voor een optimale verdeling van
de lucht naar de voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen zonder
het automatische programma Zicht uit te schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem is de STOP-stand niet beschikbaar zolang de
ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de camera
verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur die de
camera gebruiken negatief worden beïnvloed.
Voorruitverwarming

Bij koud weer verwarmt dit systeem de onderzijde van
de voorruit en het gedeelte langs de voorruitstijl links.
Zonder dat u daarvoor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze functie
ervoor dat de ruitenwisserbladen sneller loskomen van
de voorruit als ze zijn vastgevroren en helpt de functie
een opeenhoping van sneeuw door de werking van de
ruitenwissers te voorkomen.

Page 53 of 276

51
Ergonomie en comfort
3Inschakelen / uitschakelen



► Druk met draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door een
controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de buitentemperatuur
daalt tot minder dan 0 °C en automatisch uitgeschakeld
wanneer de motor wordt afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de motor
draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels
ook ontwasemd/ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen (bevestigd door het branden / doven
van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit wanneer u deze niet meer nodig hebt; wanneer het
stroomverbruik daalt, daalt het energieverbruik ook.
Voorverwarmen/voorkoelen
(elektrische auto)
Met deze functie kunt u de temperatuur in het interieur
zo programmeren dat een vooraf bepaalde temperatuur
die niet kan worden gewijzigd (ongeveer 21 °C) is
bereikt voordat u in de auto stapt. U kunt de dagen en
tijden hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet wordt
opgeladen.
Programmeren
Met PEUGEOT Connect Radio- of PEUGEOT
Connect Nav-systeem
(Afhankelijk van het land waar de auto is verkocht)Het programmeren kan ook met een smartphone worden uitgevoerd, met de app
MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.
Met PEUGEOT Connect Nav-systeem
In het menu Airconditioning > OPTIES:
Selecteer Temperatuur conditionering.


Druk op
+ om een programmering toe te voegen.


Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en

de gewenste dagen. Druk op OK.


Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming / -koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd wanneer de
auto op een laadpunt is aangesloten (20 minuten
wanneer dat niet het geval is) en blijft daarna nog 10
minuten ingeschakeld.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Om de elektrische actieradius te optimaliseren
raden wij aan om een programma te starten
wanneer de auto op een laadpunt is aangesloten.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het contact
is afgezet en de auto is vergrendeld.


Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, dan

wordt de functie alleen geactiveerd als de laadtoestand
van de tractiebatterij meer dan 50% is.


Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten, er

een herhaald programma is geactiveerd (bijvoorbeeld
van maandag tot en met vrijdag) en er twee cycli voor
voorverwarmen/-koelen zijn uitgevoerd zonder dat de
auto is gebruikt, dan wordt het programma gestopt.

Page 54 of 276

52
Ergonomie en comfort
Houd rekening met het maximale vermogen om te voorkomen dat het accessoire
beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd, zoals
een lader met USB-aansluitingen, kan leiden tot
storingen in de werking van de elektrische systemen
van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Draadloze smartphonelader



Met dit systeem kunt u apparaten zoals een
smartphone draadloos opladen volgens het principe
van magnetische inductie, in overeenstemming met de
norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel zijn met
de norm Qi of moet zijn voorzien van een compatibele
hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze door de
fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool Qi.
Voorzieningen in het interieur

1. Handgreep
2. Zonneklep
3. Dashboardkastje
4. Portiervakken
5. Open opbergruimte, opbergruimte met deksel of
draadloze smartphonelader met deksel (afhankelijk
van de uitvoering)


Druk midden op de bovenkant van het deksel

om het te openen.
6. Opbergruimte met 12V-aansluiting
7. Bekerhouder
8. Middenarmsteun met opbergruimte
USB-aansluiting(en) achter (afhankelijk van de
uitvoering)
Zorg ervoor dat u geen voorwerpen in het
interieur laat liggen die in zonlicht als een
vergrootglas kunnen fungeren en brand kunnen
veroorzaken - kans op brand of schade aan
oppervlakken in de auto!
Zonneklep
► Open de afdekklep terwijl het contact aan staat. De
verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch
branden (afhankelijk van de uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor het
opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje als er iemand op de voorpassagiersstoel zit.
Bij hard remmen kan dit letsel tot gevolg hebben.
USB-aansluitingen

Op de USB-aansluitingen kunt u draagbare apparatuur
aansluiten.
De USB-aansluiting voorin aan de rechterzijde kan ook worden gebruikt
om een smartphone via Android Auto
® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw smartphone
via het touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van het
apparaat.
Deze apps kunnen met de schakelaars op en rondom
het stuurwiel of de bedieningselementen van het
audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de auto
geleverde stroomsterkte.
Zie de delen over de audio- en telematicasystemen
voor meer informatie over het gebruik van deze
apparatuur.
12V-aansluiting



► Steek een 12V -accessoire (met een maximaal
nominaal vermogen van 120 W) met een geschikte
adapter in de aansluiting.

Page 55 of 276

53
Ergonomie en comfort
3Houd rekening met het maximale vermogen om te voorkomen dat het accessoire
beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd, zoals
een lader met USB-aansluitingen, kan leiden tot
storingen in de werking van de elektrische systemen
van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Draadloze smartphonelader



Met dit systeem kunt u apparaten zoals een
smartphone draadloos opladen volgens het principe
van magnetische inductie, in overeenstemming met de
norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel zijn met
de norm Qi of moet zijn voorzien van een compatibele
hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze door de
fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de smartphone.
Bij het Elektronische sleutel-systeem kan de werking
van de lader kort worden onderbroken als er een portier
wordt geopend of als het contact wordt uitgeschakeld.
Opladen
► Open het deksel voor toegang tot het laadgedeelte.
► Leg het apparaat in het midden van het lege
laadgedeelte.
Het systeem is niet bedoeld om meerdere apparaten tegelijkertijd op te laden.


Laat geen metalen voorwerpen zoals munten, sleutels of de afstandsbediening op het
laadgedeelte liggen, omdat er dan kans op
oververhitting of onderbreking van het laadproces
bestaat.
Matten
Bevestigen

Gebruik bij het monteren aan de bestuurderszijde
alleen de bevestigingsogen in de mat (een klik betekent
een goede vergrendeling).
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen / terugplaatsen
► Om deze aan de bestuurderszijde te verwijderen:
schuif de bestuurdersstoel naar achteren en maak de
bevestigingen los.


Om de mat terug te plaatsen: plaats de mat en druk

deze omlaag om hem te bevestigen.


Controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:


Gebruik uitsluitend matten die op de

bevestigingen van de auto passen; het gebruik van
deze bevestigingen is verplicht.

Page 56 of 276

54
Ergonomie en comfort
Aanraakgevoelige leeslampjes
3.Aanraakgevoelige leeslampjes achter
► Druk bij aangezet contact op het betreffende
leeslampje.
Sfeerverlichting
De gedempte verlichting in het interieur verbetert het
zicht in de auto wanneer deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
U kunt deze functie in- en uitschakelen, de lichtsterkte ervan aanpassen en de
kleur ervan selecteren in het menu Rijverlichting /
Auto van het touchscreen.
Panoramadak
Uw auto heeft een dak met getint panoramaglas om de
helderheid en het zicht in de auto te verbeteren.
Ook heeft uw auto een handmatig zonnescherm dat
de temperatuur in de auto comfortabel houdt en het
geluidsniveau beperkt.
– Leg nooit meerdere matten boven op elkaar .
Bij gebruik van niet door PEUGEOT goedgekeurde
matten kunnen de bediening van de pedalen en
de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De goedgekeurde matten zijn voorzien van twee
bevestigingen onder de stoel.
Plafonniers
Uitvoering zonder
aanraakfunctie
1. Plafonnier vóór
2. Leeslampjes vóór (afhankelijk van de uitvoering)
Plafonnier vóór
In deze stand gaat de plafonnier geleidelijk
branden:


als de auto wordt ontgrendeld.



als de sleutel uit het contact wordt verwijderd.



als een van de portieren wordt geopend.
– als er op de vergrendelknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De plafonnier gaat geleidelijk uit:


als de auto wordt vergrendeld.



als het contact wordt aangezet.



30 seconden na het sluiten van het laatste portier
.
Permanent uit.
Permanent aan.
In de stand "Permanent aan" blijft de plafonnier
gedurende een bepaalde tijd branden:


Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.



In de eco-mode: ongeveer 30 seconden.



Bij draaiende motor: onbeperkt.
Leeslampjes
► Bedien de betreffende schakelaar terwijl het
contact is aangezet.
Plaats geen voorwerpen tegen de plafonniers.
Aanraakgevoelige uitvoering
met led
1. Aanraakgevoelige plafonnier vóór
2. Aanraakgevoelige leeslampjes vóór
Aanraakgevoelige plafonnier vóór
De plafonnier gaat geleidelijk aan:

als de auto wordt ontgrendeld.


als het contact wordt afgezet.



als een van de portieren wordt geopend.



als er op de vergrendeltoets van de

afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te
lokaliseren.
De plafonnier gaat uit:


als de auto wordt vergrendeld.



als het contact wordt aangezet.



30 seconden na het sluiten van het laatste portier
.
De aanraakgevoelige kaartleeslampjes voor en achter
gaan samen met de plafonnier aan en uit.
Als er lang op de plafonnier wordt gedrukt, wordt deze
volledig uitgeschakeld (bevestigd door de weergave
van het symbool "OFF").

Page 57 of 276

55
Ergonomie en comfort
3Aanraakgevoelige leeslampjes
3.Aanraakgevoelige leeslampjes achter

Druk bij aangezet contact op het betreffende

leeslampje.
Sfeerverlichting
De gedempte verlichting in het interieur verbetert het
zicht in de auto wanneer deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
U kunt deze functie in- en uitschakelen, de lichtsterkte ervan aanpassen en de
kleur ervan selecteren in het menu Rijverlichting /
Auto van het touchscreen.
Panoramadak
Uw auto heeft een dak met getint panoramaglas om de
helderheid en het zicht in de auto te verbeteren.
Ook heeft uw auto een handmatig zonnescherm dat
de temperatuur in de auto comfortabel houdt en het
geluidsniveau beperkt.
Het zonnescherm openen/
sluiten


► U kunt het zonnescherm openen/sluiten door
de handgreep vast te pakken en het zonnescherm
naar achteren of naar voren in de gewenste positie te
bewegen.
Onderhoudstips
Voor het behoud van de eigenschappen van het glazen
dak moet u de binnenzijde van het glaspaneel met een
schone, zachte doek schoonmaken en drogen.
Bij lastige vlekken kunt u het glaspaneel met
ruitensproeiervloeistof schoonmaken, met schoon
water afspoelen en daarna drogen met een schone,
zachte doek.
Gebruik nooit zeepwater, schurende producten, benzine, oplosmiddelen of
reinigingsmiddelen (met name op basis van
ammoniak of producten met veel alcohol).
Voorzieningen bagageruimte

1. Bagageafdekking
2. Verlichting bagageruimte
3. Tassenhaak
4. Riem
5. Sjorogen
6. Mat bagageruimte
7. Gereedschapsset (afhankelijk van de uitvoering)
8. Opbergbak
Aan de sjorogen kunt u verschillende soorten
bagagenetten bevestigen om bagage op zijn
plaats te houden.
Deze bagagenetten zijn als accessoire leverbaar.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 58 of 276

56
Ergonomie en comfort
Opbergbak
► Til de mat van de bagageruimte zover mogelijk op
voor toegang tot de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de opbergbak:

Een bandenreparatieset met gereedschapsset.



Een reservewiel met of zonder gereedschapsset.
Verlichting bagageruimte
De verlichting gaat automatisch branden zodra de
achterklep wordt geopend en gaat automatisch uit
zodra deze wordt gesloten.
De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt, hangt af
van de situatie:


Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.



In de eco-modus: ongeveer 30 seconden.



Bij draaiende motor: onbeperkt.
Extra bagageafdekking (Van)

De extra bagageafdekking is een aanvulling op de
bestaande bagageafdekking om het interieur van de
auto correct af te schermen.


Plaats geen voorwerpen boven het tussenschot.


Als de auto is uitgerust met een veiligheidsrooster,
mogen er wel voorwerpen boven het tussenschot
worden geplaatst.
Dit veiligheidsrooster is als accessoire verkrijgbaar.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.


Plaats geen zware of harde voorwerpen op het extra paneel.
Ze kunnen bij een noodstop of een aanrijding
veranderen in gevaarlijke projectielen.

Page 59 of 276

57
Verlichting en zicht
4Lichtschakelaar
Hoofdverlichting



Automatische verlichting / dagrijverlichting
of
Lichten uit (contact uit) / Dagrijverlichting (draaiende motor)
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of grootlicht
"Highway-functie"
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Bij de uitvoeringen voorzien van koplampen met Full
LED-technologie wordt het bereik van de lichtbundel
van de dimlichten automatisch vergroot bij een
rijsnelheid van 110
km/u en hoger.
Overschakelen van dim- naar grootlicht

► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van
dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of in de stand
"AUTO" staat, afhankelijk van de uitvoering, of als
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u
een lichtsignaal met het grootlicht geven door de
lichtschakelaar naar u toe te trekken.
Display
Het branden van het betreffende controlelampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde
verlichting is ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit waarschuwingslampje permanent branden,
wordt er een melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
Mistachterlicht
Deze functie werkt alleen als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.


► Draai de ring naar voren / naar achteren om deze
functie in of uit te schakelen.
Wanneer de lampen automatisch worden uitgeschakeld
("AUTO"), blijven de mistlamp en de parkeerlichten
branden.
Het inschakelen van de mistverlichting is verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag alleen
worden ingeschakeld bij mist of sneeuwval (de
regels kunnen per land verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te schakelen
zodra deze niet meer nodig is.
Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve de dimlichten
als de automatische "follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het afzetten van het contact
Wanneer u de lichtschakelaar weer wilt activeren,
draai de ring (afhankelijk van de uitvoering) in

Page 60 of 276

58
Verlichting en zicht
Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van de
koplampen




Stel de hoogte van de koplampen af op basis van
de belading van uw auto om verblinding van andere
weggebruikers te voorkomen.
0 (Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 5 personen
2 5 personen + lading in de bagageruimte
3 Alleen bestuurder + lading in de bagageruimte
4 5 6 Niet gebruikt
Deze informatie is alleen bedoeld als richtlijn.
Afhankelijk van de uitvoering zijn mogelijk ongebruikte
posities vereist.
de stand 0 (lampen uit) of in de stand AUTO en
vervolgens in de gewenste stand.
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd uit; hoe
lang dit duurt is afhankelijk van de laadtoestand van
de accu (overgang naar de eco-modus).
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!


Reizen naar het buitenland Auto's met handmatige hoogteafstelling van de
koplampen:
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land
waar het verkeer aan de andere kant van de weg
rijdt, moeten de dimlichten worden afgesteld om
te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt
verblind. Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Deze ledlampen aan de voor- en achterzijde van de
auto gaan automatisch branden wanneer de motor
wordt gestart.
Ze hebben de volgende functies:


Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand "
0" of
" AUTO" bij voldoende omgevingslicht).


Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand "
AUTO" bij
weinig omgevingslicht of in stand "Parkeerlicht" of
"Dim-/groot licht").
Richtingaanwijzers

► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
omhoog, voorbij het zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld,
neemt het knippergeluid bij een snelheid van meer
dan 80 km/h automatisch toe.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder
deze door de weerstand te drukken. De betreffende
richtingaanwijzers knipperen drie keer.
Parkeerlichten
(Afhankelijk van de uitvoering)
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het
inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer.


Binnen één minuut na het afzetten van het contact

moet u de lichtschakelaar omhoog of omlaag zetten,
afhankelijk van de zijde van het verkeer (wanneer u
rechts parkeert, moet u de lichtschakelaar bijvoorbeeld
omlaag zetten om de verlichting links in te schakelen).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.


Zet de lichtschakelaar in de middelste stand om de

parkeerlichten uit te schakelen.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 280 next >