PEUGEOT 3008 2009.5. Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 288

79
Als het lampje brandt, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als het lampje uit is, is de ruit-
bediening niet geblokkeerd.
Met deze schakelaar worden
ook de binnenportiergrepen
van de achterportieren ge-
blokkeerd (zie het hoofdstuk "Veilig-
heidsvoorzieningen voor kinderen"- §
Elektrische kinderbeveiliging").
Resetten
Als een ruit niet automatisch kan wor-
den gesloten, moet de ruitbediening
worden gereset:

 trek de schakelaar omhoog tot de
ruit stopt met bewegen,

 laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog, herhaal deze
handeling totdat de ruit volledig is
gesloten,

 houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast,

 druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,

 druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd
deze nog ongeveer 1 seconde vast. Als het lampje een andere
status heeft, wijst dit op een
storing in de elektrische kinder-
beveiliging. Laat het systeem
controleren door het PEUGEOT-net-
werk.
Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd de
sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer wor-
den geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het cor-
recte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de elektri-
sche ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Blokkeren van de ruitbediening en de portiergrepen achter

 Druk, voor de veiligheid van uw kin-
deren, met aangezet contact op de
schakelaar 5 om de ruitbediening
achter, ongeacht de stand van de
ruiten, te blokkeren.
Het blijft mogelijk de portieren van bui-
tenaf te openen en de elektrische ruitbe-
diening achter kan nog steeds worden
bediend vanaf de bestuurdersstoel.

Tijdens deze handelingen is de be-
veiliging tegen beknellen uitgescha-
keld.

Page 62 of 288

80
PORTIEREN

 Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep. Van binnenuit

 Trek aan de portiergreep van het
portier (voor of achter) om het te
openen; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld.
De portieren kunnen niet van
binnenuit worden geopend als
de supervergrendeling is inge-
schakeld.
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten: - bij draaiende motor gaat
dit lampje branden in com-
binatie met een melding
die enkele seconden op
het multifunctionele display
verschijnt,
- tijdens het rijden (snelheid ho-
ger dan 10 km/h), gaat dit lampje
branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding die ge-
durende enkele seconden op het
multifunctionele display verschijnt. Openen
Van buitenaf

Page 63 of 288

81
Als de auto van buitenaf is
vergrendeld of de superver-
grendeling is ingeschakeld,
knippert het rode lampje en is
de knop A inactief.

 Gebruik in dat geval de afstands-
bediening of de sleutel om de
auto te ontgrendelen. Op het multifunctionele dis-
play verschijnt een melding ter
bevestiging, in combinatie met
een geluidssignaal. Handmatige centrale vergrendeling
Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en de achterklep van binnen-
uit handmatig en volledig te vergrende-
len of te ontgrendelen.
Vergrendelen

 Druk op de knop A om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat bran-
den.
Automatische centrale vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de por-
tieren en de achterklep, als deze goed
gesloten zijn, tijdens het rijden automa-
tisch en volledig worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen. Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren en de achterklep
automatisch vergrendeld.
De automatische centrale vergrende-
ling werkt niet als een van de portieren
is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de au-
tomatische centrale vergrendeling van
de portieren actief.
Uitschakelen

 Druk nogmaals langer dan 2 seconden
op de knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.
Als één van de portieren is ge-
opend, werkt de centrale ver-
grendeling van binnenuit niet.
Ontgrendelen

 Druk nogmaals op de knop A om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit. Inschakelen
Bij een aanrijding worden de
portieren automatisch ontgren-
deld.
Ontgrendelen

 Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op de knop A om de portie-
ren en de achterklep tijdelijk te ont-
grendelen.

 Druk langer dan 2 seconden op de
knop A .

Page 64 of 288

82
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
of te ontgrendelen bij een lege accu of
in het geval van een storing in de cen-
trale vergrendeling.

 Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Vergrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige
portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.
Openen

 Ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening of de sleutel,
druk op de handgreep A en trek het
bovenste deel van de achterklep
open.
ACHTERKLEP
Sluiten

 Sluit het onderste deel van de ach-
terklep.

 Trek aan de handgreep B om het
bovenste deel van de achterklep te
sluiten,

Page 65 of 288

82
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
of te ontgrendelen bij een lege accu of
in het geval van een storing in de cen-
trale vergrendeling.

 Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Vergrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige
portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.
Openen

 Ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening of de sleutel,
druk op de handgreep A en trek het
bovenste deel van de achterklep
open.
ACHTERKLEP
Sluiten

 Sluit het onderste deel van de ach-
terklep.

 Trek aan de handgreep B om het
bovenste deel van de achterklep te
sluiten,

Page 66 of 288

83
ONDERSTE DEEL ACHTERKLEP
Openen

 Druk de handgreep C naar rechts
en kantel de klep D voorzichtig om-
laag.
Sluiten

 Til de klep D weer op, druk er he-
lemaal tegen om deze te sluiten en
zorg ervoor dat de klep goed ver-
grendeld is. Zorg voor het openen van de
achterklep, dat er niemand
binnen de straal van de ope-
ning staat.
Rijd, in verband met de veiligheid, de
werking en de regelgeving niet met
de achterklep of het onderste deel
van de achterklep open.
Als de accukabels losgenomen zijn,
is het niet mogelijk om de achterklep
te openen.
Begeef u niet op het onderste deel
van de klep en onderwerp deze niet
aan hevige schokken, u kunt de klep
dan beschadigen.
Sluit altijd het onderste deel van de
klep en controleer of deze goed is
vergrendeld voordat u het bovenste
deel sluit.
Controleer, wanneer u het onder-
ste deel van de klep sluit, of niets of
niemand zich in de nabijheid van de
bewegende delen bevindt, teneinde
verwondingen of schade te voorko-
men.
Open het onderste deel van
de klep niet als een trekhaak
op de auto is gemonteerd.
Maximaal toelaatbaar gewicht
op het geopende onderste
deel van de klep: 200 kg .

Page 67 of 288

84
Zolang de brandstofvuldop
niet is vastgedraaid, kan de
sleutel niet uit de dop worden
verwijderd.
Het openen van de dop kan een va-
cuüm veroorzaken. Er klinkt dan een
geluid dat wordt veroorzaakt door de
afdichting van het brandstofcircuit.
BRANDSTOFTANK

Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter. Veilig tanken:

 zet altijd de motor af,

 open de brandstofvulklep,

 steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:

 breng de dop aan,

 draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

 sluit de brandstofvulklep.

 verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

 tank de auto af, maar laat het vul-
pistool nooit meer dan 3 keer
afslaan ; indien dit wel gebeurt, kun-
nen er storingen optreden,
Storing
In het geval van een storing in de brand-
stofniveaumeter gaat de wijzer terug
naar 0.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de
vulklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Er moet minimaal 5 liter brandstof wor-
den getankt om er voor te zorgen dat
de brandstofmeter het niveau weer
aangeeft.
Als het minimale niveau in de
brandstoftank is bereikt (ongeveer
5 liter), brandt dit verklikkerlamp-
je op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssig-
naal en een melding op het mul-
tifunctionele display.

U kunt nog ongeveer 50 km met de res-
terende hoeveelheid brandstof rijden.
Raadpleeg indien u strandt
met een lege tank (diesel)
het hoofdstuk "Onderhoud - §
Brandstoftank leeg".

Page 68 of 288

85
LICHTSCHAKELAAR
Met de lichtschakelaar kunt u de ver-
lichting van de auto selecteren en in-
schakelen.
Hoofdverlichting
De verschillende lichten van de auto
voor en achter zijn ontwikkeld om de
verlichting geleidelijk aan de weersom-
standigheden aan te passen en zo het
zicht van de bestuurder te verbeteren:
- parkeerlicht: om gezien te worden,
- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te ver-
blinden,
- grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder tegenliggers,
- bochtverlichting: voor een optimaal zicht in bochten.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende
verlichting voor specifi eke rijomstandig-
heden:
- mistachterlicht: voor een optimale zichtbaarheid van achteren als het
zicht minder dan 50 m is,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht weer,
- verlichting overdag: voor een betere zichtbaarheid van uw auto overdag.
Instellingen
Het verlichtingssysteem van uw auto
heeft verschillende extra automatische
functies die afzonderlijk kunnen worden
ingesteld:
- follow me home-verlichting,
- automatische verlichting,
- bochtverlichting. Uitvoering zonder automatische
inschakeling
Uitvoering met automatische
inschakeling
automatische verlichting,
Handbediende functies
De lichtschakelaar bestaat uit de ring
A
en de hendel B .

A. ring voor de selectie van de stand
van de hoofdverlichting:
uit,
alleen parkeerlicht,

B. trek de hendel naar u toe om over
te schakelen van dim- naar grootlicht
en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of
alleen de parkeerlichten zijn ingescha-
keld, kunt u een lichtsignaal geven door
de hendel naar u toe te trekken. dimlicht of grootlicht.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-
de verlichting is ingeschakeld.

Page 69 of 288

86
Uitvoering met alleen
mistachterlicht mistachterlicht
Het mistachterlicht werkt alleen in com-
binatie met ingeschakeld dimlicht of
grootlicht.

 Draai de ring C naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.

 Draai de ring C naar achteren om
het mistachterlicht volledig uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt in-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO), blijven het dimlicht en de par-
keerlichten branden zolang het mist-
achterlicht brandt. Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en
het mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-
ten zodra ze niet meer nodig zijn.
Uitvoering met mistlampen vóór en
mistachterlicht mistlampen vóór en mistach-
terlicht
Het mistachterlicht werkt alleen in com-
binatie met ingeschakeld dimlicht of
grootlicht.
De mistlampen vóór werken ook in com-
binatie met de parkeerlichten.

 Draai de ring C naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.

 Draai de ring C nogmaals naar vo-
ren om de mistlampen vóór in te
schakelen.

 Draai de ring C naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.

 Draai de ring C nogmaals naar ach-
teren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.

C. ring voor de selectie van de mistver-
lichting.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en één van
de voorportieren wordt geopend, klinkt
een geluidssignaal om aan te geven dat
de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de ver-
lichting wordt uitgeschakeld.
Als u het contact afzet, worden alle lich-
ten automatisch uitgeschakeld.
Als de verlichting automatisch wordt in-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO), blijven het dimlicht en het par-
keerlicht branden zolang het mistach-
terlicht brandt.
Als de verlichting automatisch wordt uit-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO) of als het dimlicht handmatig
wordt uitgeschakeld, blijven de mistver-
lichting en het parkeerlicht branden.

Page 70 of 288

87
Handbediende follow me home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de lichtschakelaar B .

 Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie te deactiveren.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de handbediende follow me home-ver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld.
Verlichting overdag Dit systeem schakelt de specifi eke ver-
lichting vóór in (met een laag energie-
verbruik), zodat de auto overdag goed
zichtbaar is.
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust * wordt
de verlichting overdag automatisch inge-
schakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting van de cockpit (multi-
functioneel display, bedieningspaneel
airconditioning, ...) gaat niet branden,
behalve wanneer de automatische
stand van de verlichting wordt ingescha-
keld of wanneer de verlichting handma-
tig wordt ingeschakeld.
* Volgens land van bestemming. Instapverlichting buitenzijde
Als de automatische verlichting is geac-
tiveerd, kan deze verlichting met de af-
standsbediening worden ingeschakeld
om op donkere plaatsen het lokaliseren
van de auto en het instappen te verge-
makkelijken.
Inschakelen
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.
Programmeren
In landen waar verlichting
overdag niet verplicht is, kan
de functie worden ingescha-
keld of uitgeschakeld via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting
kan worden geselecteerd
via het confi guratiemenu
van het multifunctionele
display.
De duur van het branden van
de instapverlichting is gekop-
peld en gelijk aan die van de
automatische follow-me-home
verlichting.
In landen waar verlichting overdag ver-
plicht is:
- is deze functie standaard ingescha-
keld,
- gaan de parkeerlichten en de kente- kenplaatverlichting gelijktijdig bran-
den * .
 Druk op het geopende
hangslot van de afstands-
bediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan bran-
den en uw auto wordt gelijktijdig ont-
grendeld.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 290 next >