PEUGEOT 3008 2009.5. Instructieboekje (in Dutch)

Page 71 of 288

88
Als de lichtsensor bij mist of
sneeuw voldoende licht waar-
neemt, wordt de verlichting
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsensor die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display,
- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.
Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de licht-
sterkte van de omgeving onvoldoende
is of in bepaalde gevallen dat de ruiten-
wissers worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer vol-
doende is of nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen

 Draai de ring A in de stand "AUTO" .
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het multifunc-
tionele display.
Uitschakelen

 Draai de ring A in een andere stand
dan de stand "AUTO" . Het uitscha-
kelen wordt bevestigd door een mel-
ding op het multifunctionele display. Storing
Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergege-
ven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op het mul-
tifunctionele display, in combinatie met
een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. VERSTELLEN
Stand "0" : basisinstelling.
Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.

0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.

-. 3 personen.

1. 5 personen.

-. Tussenstand.

2. 5 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tussenstand.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.

Page 72 of 288

87
Handbediende follow me home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de lichtschakelaar B .

 Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie te deactiveren.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de handbediende follow me home-ver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld.
Verlichting overdag Dit systeem schakelt de specifi eke ver-
lichting vóór in (met een laag energie-
verbruik), zodat de auto overdag goed
zichtbaar is.
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust * wordt
de verlichting overdag automatisch inge-
schakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting van de cockpit (multi-
functioneel display, bedieningspaneel
airconditioning, ...) gaat niet branden,
behalve wanneer de automatische
stand van de verlichting wordt ingescha-
keld of wanneer de verlichting handma-
tig wordt ingeschakeld.
* Volgens land van bestemming. Instapverlichting buitenzijde
Als de automatische verlichting is geac-
tiveerd, kan deze verlichting met de af-
standsbediening worden ingeschakeld
om op donkere plaatsen het lokaliseren
van de auto en het instappen te verge-
makkelijken.
Inschakelen
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.
Programmeren
In landen waar verlichting
overdag niet verplicht is, kan
de functie worden ingescha-
keld of uitgeschakeld via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
Programmeren De duur van het branden
van de instapverlichting
kan worden geselecteerd
via het confi guratiemenu
van het multifunctionele
display.
De duur van het branden van
de instapverlichting is gekop-
peld en gelijk aan die van de
automatische follow-me-home
verlichting.
In landen waar verlichting overdag ver-
plicht is:
- is deze functie standaard ingescha-
keld,
- gaan de parkeerlichten en de kente- kenplaatverlichting gelijktijdig bran-
den * .
 Druk op het geopende
hangslot van de afstands-
bediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan bran-
den en uw auto wordt gelijktijdig ont-
grendeld.

Page 73 of 288

88
Als de lichtsensor bij mist of
sneeuw voldoende licht waar-
neemt, wordt de verlichting
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsensor die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display,
- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.
Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de licht-
sterkte van de omgeving onvoldoende
is of in bepaalde gevallen dat de ruiten-
wissers worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer vol-
doende is of nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen

 Draai de ring A in de stand "AUTO" .
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het multifunc-
tionele display.
Uitschakelen

 Draai de ring A in een andere stand
dan de stand "AUTO" . Het uitscha-
kelen wordt bevestigd door een mel-
ding op het multifunctionele display. Storing
Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergege-
ven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op het mul-
tifunctionele display, in combinatie met
een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. VERSTELLEN
Stand "0" : basisinstelling.
Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.

0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.

-. 3 personen.

1. 5 personen.

-. Tussenstand.

2. 5 personen + maximaal toegestane
belading.

-. Tussenstand.

3. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.

Page 74 of 288

89
BOCHTVERLICHTING
Als het dimlicht of grootlicht is inge-
schakeld, zorgt deze functie ervoor dat
de lichtbundels de richting van de weg
volgen.
Deze functie, die uitsluitend aanwezig
is bij uitvoeringen met xenonlampen,
zorgt voor een aanzienlijke verbetering
van het zicht in bochten.

met bochtverlichting

zonder bochtverlichting
Configuratie
Storing
Deze functie kan worden ge-
activeerd of gedeactiveerd
via het confi guratiemenu
van het multifunctionele
display.
In het geval van een storing
knippert dit pictogram op het
display in combinatie met een
melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
AUTOMATISCHE VERSTELLING VAN DE XENONKOPLAMPEN
Raak in het geval van een sto-
ring de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk.
Om verblinding van andere weggebrui-
kers te voorkomen corrigeert dit sy-
steem bij stilstaande auto automatisch
de hoogte van de lichtbundel van de
xenonlampen, afhankelijk van de bela-
ding van de auto.
In het geval van een storing
verschijnt dit pictogram op het
instrumentenpaneel, in combi-
natie met een geluidssignaal en
een melding op het multifuncti-
onele display.
Het systeem zet in dat geval de koplam-
pen in de lage stand. Als de auto stilstaat, stapvoets
rijdt of in de achteruitversnel-
ling staat, is deze functie uit-
geschakeld.
De status van de functie blijft na het
afzetten van het contact in het ge-
heugen opgeslagen.

Page 75 of 288

90
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Met behulp van de ruitenwisserscha-
kelaar kunt u de ruitenwissers voor en
achter inschakelen om regen en vuil
van de ruit te wissen.
De ruitenwissers voor en achter zor-
gen voor een optimaal zicht voor de
bestuurder, ongeacht de weersomstan-
digheden.
Handmatige functies
De ruitenwisserschakelaar bestaat uit
de hendel A en de ring B .
Uitvoering met intervalstand
Uitvoering met automatische ruitenwissers hoge snelheid (hevige neer-
slag),
normale snelheid (matige re-
genval),
interval (wissnelheid aange-
past aan de wagensnelheid),
automatisch en één keer
wissen (zie volgende blad-
zijde).
uit,
één keer wissen (duw de hen-
del omlaag),
Ruitenwissers vóór

A. selecteer de wissnelheid met de
hendel:
of
Instellen
Volgens uitvoering zijn de volgende au-
tomatische functies van de ruitenwis-
sers mogelijk:
- automatische werking ruitenwissers vóór,
- automatisch inschakelen ruitenwis- ser achter bij inschakelen achteruit-
versnelling.

Page 76 of 288

91
Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers
B. ring voor de selectie van de ruiten-
wisser achter:
uit,
interval,
wissen en sproeien (geduren-
de enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingescha-
keld op het moment dat u de achteruit-
versnelling inschakelt, wordt automatisch
de ruitenwisser achter ingeschakeld.
Instellen
 Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.

Als de dimlichten branden , worden
tegelijk ook de koplampsproeiers geac-
tiveerd.
Ruitenwisser achter
Schakel de automatische wer-
king van de ruitenwisser ach-
ter uit bij sneeuwval of strenge
vorst en bij montage van een fi et-
sendrager op de achterklep. Dit kan
worden uitgevoerd via het confi gura-
tiemenu van het multifunctionele dis-
play. Deze functie kan worden ge-
activeerd of gedeactiveerd
via het confi guratiemenu van
het multifunctionele display.
Deze functie is standaard
geactiveerd.
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het ni-
veau van het reservoir te laag
is, verschijnt dit pictogram op
het instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreser-
voir bij of laat het bijvullen.
Het pictogram verschijnt als het contact
wordt aangezet of als de schakelaar
wordt bediend, zolang het reservoir niet
gevuld is.

Page 77 of 288

92
Speciale stand van de ruitenwissers voor Automatische ruitenwissers vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snel-
heid van de ruitenwissers wordt aange-
past aan de hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Duw de hendel A naar de stand "AUTO" .
Dit wordt bevestigd door een melding
op het multifunctionele display. Als de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut nadat het contact is afgezet
wordt bediend, bewegen de ruitenwis-
sers naar het midden van de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt voor 's
winters parkeren en het vervangen of het
reinigen van de ruitenwisserbladen.
Zet het contact aan en bedien de rui-
tenwisserschakelaar om de ruitenwis-
sers na de werkzaamheden weer in de
ruststand te zetten.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de licht-
sensor in het midden van de
voorruit achter de binnenspiegel be-
vindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers
tot de voorruit ontdooid is. Als het contact meer dan 1 mi-
nuut afgezet is geweest, moet
de automatische werking van
de ruitenwissers opnieuw worden
geactiveerd door de hendel A kort
omlaag te duwen.
Uitschakelen
Beweeg de hendel A omhoog en ver-
volgens in de stand "0" om de ruiten-
wissers handmatig te bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het multifunctionele display. Storing
In het geval van een storing in de auto-
matische werking van de ruitenwissers
werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Voor een optimale werking en
levensduur van de fl at-blade
ruitenwissers raden wij u aan:
- voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,
- de ruitenwisserbladen ongeveer elke 6 maanden te vervangen,
- de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton op de voorruit
te houden.

Page 78 of 288

92
Speciale stand van de ruitenwissers voor Automatische ruitenwissers vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snel-
heid van de ruitenwissers wordt aange-
past aan de hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Duw de hendel A naar de stand "AUTO" .
Dit wordt bevestigd door een melding
op het multifunctionele display. Als de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut nadat het contact is afgezet
wordt bediend, bewegen de ruitenwis-
sers naar het midden van de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt voor 's
winters parkeren en het vervangen of het
reinigen van de ruitenwisserbladen.
Zet het contact aan en bedien de rui-
tenwisserschakelaar om de ruitenwis-
sers na de werkzaamheden weer in de
ruststand te zetten.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de licht-
sensor in het midden van de
voorruit achter de binnenspiegel be-
vindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers
tot de voorruit ontdooid is. Als het contact meer dan 1 mi-
nuut afgezet is geweest, moet
de automatische werking van
de ruitenwissers opnieuw worden
geactiveerd door de hendel A kort
omlaag te duwen.
Uitschakelen
Beweeg de hendel A omhoog en ver-
volgens in de stand "0" om de ruiten-
wissers handmatig te bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het multifunctionele display. Storing
In het geval van een storing in de auto-
matische werking van de ruitenwissers
werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Voor een optimale werking en
levensduur van de fl at-blade
ruitenwissers raden wij u aan:
- voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,
- de ruitenwisserbladen ongeveer elke 6 maanden te vervangen,
- de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton op de voorruit
te houden.

Page 79 of 288

93
PLAFONNIERS
Via de plafonniers kunt u de interieur-
verlichting instellen en inschakelen.

1. Plafonnier vóór

2. Kaartleeslampjes
Plafonniers vóór en achter
In deze stand gaat de interieur-
verlichting geleidelijk branden:
Kaartleeslampjes

 Druk bij aangezet contact op de
desbetreffende schakelaar.
Als de interieurverlichting per-
manent is ingeschakeld, blijft
deze gedurende een bepaal-
de tijd branden:
- bij afgezet contact: ongeveer
10 minuten,
- in de eco-mode: ongeveer 30 se- conden,
- bij draaiende motor: onbeperkt.
- als de auto wordt ontgrendeld,
- als de sleutel uit het contact wordt
verwijderd,
- als een portier wordt geopend,
- als op de ontgrendelknop van de af- standsbediening wordt gedrukt om
de auto te lokaliseren.
Permanent uit.
Permanent aan. Als de plafonnier vóór in de
stand "permanent aan" staat,
brandt de plafonnier achter
ook, behalve als deze in de stand
"permanent uit" staat.
Zet de plafonnier achter in de stand
"permanent uit" om deze uit te scha-
kelen.
Leeslampjes achter opzij

 Als het contact is aangezet en één
keer op de schakelaar van een lees-
lampje wordt gedrukt, wordt het des-
betreffende leeslampje ingeschakeld
in de stand "permanent aan".

 Als nogmaals op de schakelaar
wordt gedrukt, gaat het leeslampje
branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,
- als de sleutel uit het contact wordt genomen,
- bij het openen van een portier,
- bij het lokaliseren van uw auto met de ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
Het leeslampje gaat geleidelijk uit:
- na het vergrendelen van de auto,
- als het contact wordt aangezet,
- 30 seconden na het sluiten van het laatste portier.
Zorg ervoor dat er geen voor-
werpen tegen de leeslampjes
aan komen.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
- als de auto wordt vergrendeld,
- als het contact wordt aangezet,
- 30 seconden na het sluiten van het
laatste portier.

3. Leeslampjes achter opzij

4. Plafonnier achter

Page 80 of 288

94
SFEERVERLICHTING
De gedempte interieurverlichting verbe-
tert het zicht in de auto als deze zich in
een donkere omgeving bevindt.
INSTAPVERLICHTING INTERIEUR
Als de automatische verlichting is ge-
activeerd, kan de interieurverlichting
met de afstandsbediening worden inge-
schakeld om op donkere plaatsen het
lokaliseren van de auto en het instap-
pen te vergemakkelijken.
Inschakelen

 Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
De plafonniers gaan branden en uw
auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting interieur gaat na
een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit als een van de portieren wordt
geopend.
Programmeren
Inschakelen
Als het buiten donker is, worden de been-
ruimteverlichting en de sfeerverlichting A
van de plafonnier vóór automatisch inge-
schakeld zodra de parkeerlichten gaan
branden.
Uitschakelen
De sfeerverlichting gaat automatisch
uit als de parkeerlichten worden uitge-
schakeld.
Programmeren
De duur van het branden van
de instapverlichting is gekop-
peld en gelijk aan die van de
automatische follow-me-home
verlichting. Deze functie kan worden
in- of uitgeschakeld via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
Deze functie is standaard
ingeschakeld.
Deze functie kan worden
in- of uitgeschakeld via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
INSTAPVERLICHTING
Om de toegang tot de auto te verge-
makkelijken, worden de volgende delen
verlicht:
- het oppervlak naast het bestuur-
ders- en het passagiersportier,
- het oppervlak voor de buitenspie- gels en achter de voorportieren.
Inschakelen
De instapverlichting wordt ingeschakeld:
- bij het ontgrendelen,
- bij het verwijderen van de contact-sleutel,
- bij het openen van een portier,
- bij het lokaliseren van de auto via de afstandsbediening.
Uitschakelen
De verlichting dooft na een bepaalde
tijd automatisch.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 290 next >