PEUGEOT 3008 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 191 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
166
Gebruik van de set
Deze procedure, die uit meerdere stap-
pen bestaat, moet in zijn geheel worden
uitgevoerd.

 Zet het contact af.

 Zet de schakelaar A in de stand
"Reparatie (SEALANT)".

 Controleer of de schakelaar B in de
stand "0" staat.

 Sluit de witte slang C aan op het
ventiel van de lekke band.

 Sluit de stekker van de compres-
sor aan op de 12V-aansluiting in de
auto.

 Plak de bijgeleverde sticker met de
snelheidslimiet op het stuurwiel om
u er aan te herinneren dat u met een
tijdelijk gerepareerd wiel rijdt.

 Start de motor en laat deze draaien. Deze reparatieset is verkrijg-
baar bij het PEUGEOT-net-
werk.
Met deze reparatieset kunnen de
meeste lekke banden worden gere-
pareerd, als het lek zich in het loop-
vlak of de hiel van de band bevindt.
Haal scherpe voorwerpen die in de
band steken er niet uit.

Page 192 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
167

 Rijd onmiddellijk ongeveer vijf ki-
lometer met beperkte snelheid
(tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.

 Zet de auto stil en controleer de re-
paratie en de bandenspanning met
de set.

 Zet de schakelaar A in de stand
"Bandenspanning (AIR)".

 Sluit de zwarte slang D aan op het
ventiel van de gerepareerde band.

 Activeer de compressor door de
schakelaar B in de stand "1" te zet-
ten, tot de bandenspanning 2,0 bar
bedraagt.

 Verwijder de set en zorg ervoor dat
restanten van de vloeistof niet in de
auto terecht kunnen komen. Houd
de set bij de hand. Als na vijf tot zeven minuten de
desbetreffende bandenspan-
ning niet bereikt kan worden,
kan de band niet met de set gerepa-
reerd worden; neem dan contact op
met het PEUGEOT-netwerk om u te
helpen.
Controle / aanpassen
bandenspanning
U kunt deze set ook gebruiken
voor het oppompen van bijvoorbeeld
voetballen of fi etsbanden.
Zet de schakelaar hiervoor op
"Bandenspanning (AIR)", sluit de
zwarte slang met een geschikt ver-
loopstuk aan op het op te pompen
voorwerp en volg de onderstaande
procedure tot aan het afkoppelen
van de set.
U kunt de set ook gebruiken om de
bandenspanning te controleren of
aan te passen. Hiervoor hoeft u uit-
sluitend de volgende zes stappen uit
te voeren.

Page 193 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
168
Let op: dit product is schadelijk
(ethyleenglycol, colofonium,
ethaandiol...) bij inname en ir-
riterend voor de ogen. Houd het mid-
del buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum staat op
de patroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan
slechts één keer gebruikt worden en
moet na gebruik dus worden vervan-
gen, ook al is deze nog niet geheel
leeg.
Verwijderen van de patroon: draai de
patroon bij de dop helemaal los en
trek aan de patroon.
Werp de patroon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het PEUGEOT-
netwerk of een offi cieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-
netwerk een nieuwe patroon met af-
dichtmiddel te kopen.

 Sluit de stekker van de compressor
weer aan op de 12V-aansluiting in
de auto.

 Start de motor opnieuw en laat de
motor draaien.

 Breng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschre-
ven spanning (spanning verhogen:
schakelaar B in stand "1" ; spanning
verlagen: schakelaar B in stand "0"
en knop E indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker in de
opening van het bestuurdersportier.
Wanneer de bandenspanning sterk is afgenomen, is het lek niet goed ge-
dicht; neem dan contact op met het
PEUGEOT-netwerk om u te helpen.

 Verwijder de set en berg deze op.
Controlesysteem
bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met een
controlesysteem voor de bandenspan-
ning, zal het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning na het repareren van een
wiel blijven branden tot u het systeem laat
resetten door het PEUGEOT-netwerk.

 Rijd niet harder dan 80 km/h over
een afstand van maximaal onge-
veer 200 km.
 Neem zo snel moge-
lijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk.
Nadat een specialist de band heeft
onderzocht, zal hij u aanraden de band
te laten repareren of te vervangen.

Page 194 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
169
WIEL VERWISSELEN
Het gereedschap bevindt zich onder de
vloer
van de bagageruimte:

 open de achterklep,

 zet de vloerplaat in de schuine posi-
tie (zie het hoofdstuk "Indelingen"),

 til de vloerplaat op,

 bevestig het koord van de vloerplaat
met de haak aan de steun van de
hoedenplank,

 verwijder de polystyreen opbergbak,

 maak de houder met het gereed-
schap los door deze omhoog te til-
len en verwijder deze.
Toegang tot het gereedschap
In het geval van een lekke band kunt u
het wiel met het bij de auto geleverde
gereedschap verwisselen volgens de
onderstaande procedure.

 Verwijder de vloerplaat om de toe-
gankelijkheid te vergroten,

 draai de gele centrale bout los,
Uitvoering met JBL-subwoofer

 maak de draadbundel los en verwij-
der de subwoofer,

 verwijder de polystyreen opbergbak.

Page 195 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
169
WIEL VERWISSELEN
Het gereedschap bevindt zich onder de
vloer
van de bagageruimte:

 open de achterklep,

 zet de vloerplaat in de schuine posi-
tie (zie het hoofdstuk "Indelingen"),

 til de vloerplaat op,

 bevestig het koord van de vloerplaat
met de haak aan de steun van de
hoedenplank,

 verwijder de polystyreen opbergbak,

 maak de houder met het gereed-
schap los door deze omhoog te til-
len en verwijder deze.
Toegang tot het gereedschap
In het geval van een lekke band kunt u
het wiel met het bij de auto geleverde
gereedschap verwisselen volgens de
onderstaande procedure.

 Verwijder de vloerplaat om de toe-
gankelijkheid te vergroten,

 draai de gele centrale bout los,
Uitvoering met JBL-subwoofer

 maak de draadbundel los en verwij-
der de subwoofer,

 verwijder de polystyreen opbergbak.

Page 196 of 313


PRAKTISCHE INFORMATIE
170
Dit gereedschap is specifi ek voor uw auto.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.

1. Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden verwijderd en kunnen de wielbou-
ten worden losgedraaid.

2. Krik met geïntegreerde slinger.

Hiermee kan de auto worden opgekrikt.

3. Gereedschap voor het verwijde-
ren van sierdoppen (volgens uit-
voering).
Hiermee kunnen bij lichtmeta- len velgen de sierdoppen van de
wielbouten worden verwijderd.

4. Centreerpen.
Hiermee kunnen lichtmetalen vel- gen op de naaf worden geplaatst.
Beschikbaar gereedschap
Overige accessoires Wiel met wieldop

Demonteren: verwijder eerst
de wieldop door deze met
behulp van de wielsleutel 1 bij de
ventielopening los te wippen en ver-
volgens los te trekken.

Monteren: plaats de wieldop, begin
bij de ventielopening en druk de wiel-
dop rondom met de hand vast.

5. Dop voor het verwijderen van slot-
bouten (in het dashboardkastje).
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slot-
bouten worden verwijderd.

6. Twee wielblokken om wegrollen
van de auto te voorkomen.

7. Afneembaar sleepoog.
Zie "Elektrisch bediende
handrem" in het hoofdstuk
"Rijden".
Zie de paragraaf "Slepen van
uw auto".

8. Noodontgrendeling van de elek-
trisch bediende handrem.

Page 197 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel bevindt zich onder de
vloer van de bagageruimte.
Afhankelijk van het land van bestem-
ming, is er een stalen reservewiel, een
lichtmetalen reservewiel of noodreser-
vewiel aanwezig.
Zie de paragraaf "Toegang tot het ge-
reedschap" voor meer informatie. Verwijderen van het reservewiel

 Draai de gele centrale bout los.

 Til het reservewiel aan de achter-
zijde op en trek het naar u toe.

 Verwijder het wiel uit de bagage-
ruimte.
Terugplaatsen van het reservewiel

 Leg het reservewiel in de reserve-
wielbak.

 Draai de gele centrale bout een aan-
tal omwentelingen los en plaats de
bout in het hart van het reservewiel.

 Draai de centrale bout vast tot deze
klikt en het reservewiel goed vastzit.

 Plaats de houder met het gereed-
schap in het hart van het reserve-
wiel en maak de houder vast.

 Plaats de polystyreen opbergbak te-
rug.
Detectie te lage
bandenspanning
Het reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor. Laat
het repareren van de lekke band uit-
voeren door het PEUGEOT-netwerk.

Page 198 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
172
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar
het verkeer niet gehinderd
wordt en zorg ervoor dat de auto op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Trek de handrem aan (tenzij deze ge-
programmeerd is in de automatische
stand), zet het contact af en schakel
de eerste versnelling * in om de wie-
len te blokkeren.
Controleer of het verklikkerlampje
remsysteem en het controlelampje P
op de handremhendel branden.
Plaats indien nodig een wielblok on-
der het wiel kruislings tegenover het
te verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een vei-
lige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik
een bok.
Demonteren van het wiel
Procedure

 Verwijder de chromen sierdop van
de wielbouten met het gereedschap

3 (volgens uitvoering).

 Bevestig de dop 5 op de wielsleutel

1 en draai de slotbout een omwen-
teling los.

 Draai de overige wielbouten een
omwenteling los met alleen de wiel-
sleutel 1 .

 Plaats de krik 2 onder één van de
twee steunpunten aan de voorzijde

A of achterzijde B (bij het te verwis-
selen wiel).

 Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op
de grond staat. Zorg ervoor dat het
voetstuk zich loodrecht onder het
gebruikte steunpunt A of B bevindt.

 Krik de auto op tot er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond
is om het (niet lekke) reservewiel te
monteren.

 Verwijder de wielbouten en leg ze
op een schone plaats weg.

 Verwijder het wiel.
* stand R van de gestuurde handge-
schakelde versnellingsbak of stand

P van de automatische transmissie.

Page 199 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
Bevestiging van het
noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal
dat bij het monteren van het nood-
reservewiel de ringen van de bouten
de velg niet raken. Als de bouten vol-
ledig zijn aangedraaid, zorgt het co-
nische draagvlak van de bouten voor
de bevestiging van het reservewiel.
Monteren van het wiel
Procedure

 Plaats het wiel op de naaf met de
centreerpen 4 .

 Draai de wielbouten met de hand vast.

 Draai de slotbout met de wielsleutel

1 en de dop 5 enigszins vast.

 Draai de overige wielbouten enigs-
zins vast met alleen de wielsleutel 1 .

 Laat de krik zakken.

 Vouw de krik 2 op en verwijder hem.

 Draai de slotbout vast met de wiel-
sleutel 1 en de dop 5 .

 Draai de overige wielbouten vast
met alleen de wielsleutel 1 .

 Bevestig de verchroomde doppen
op de overige wielbouten (volgens
uitvoering).

 Berg het gereedschap op in de hou-
der.
Na het verwisselen van het wiel
Verwijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de ba-
gageruimte op te bergen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmo-
ment van de wielbouten en de banden-
spanning van het reservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repa-
reren en verwissel hem met het reservewiel.

Page 200 of 313

PRAKTISCHE INFORMATIE
174
Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xenon-
lamp (D1S-35W) moet worden
uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk.
LAMPEN VERVANGEN
Een defecte lamp kan volgens de on-
derstaande procedure zonder gereed-
schap worden vervangen.
Uitvoering met halogeenlampen

1. Richtingaanwijzers
(HP24-24W).

2. Dimlicht (H7-55W).

3. Grootlicht (H7-55W).

4. Verlichting overdag
(HP24-24W).

5. Mistlampen (PS24-24W).

6. Parkeerlicht (W5-5W).
1. Richtingaanwijzers
(HP24-24W).

2. Dimlicht/grootlicht
(D1S-35W).

3. Verlichting overdag/parkeerlicht
(P21/5W).

4. Mistlamp (PS24-24W).
Uitvoering met xenonlampen en
bochtverlichting
De koplampunits zijn voorzien
van glas van polycarbonaat
met een speciale vernislaag:

 reinig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,

 gebruik een spons met zeepwater,

 wanneer u met een hogedruk-
spuit hardnekkig vuil probeert te
verwijderen, richt dan nimmer de
straal op de koplampen, de ach-
terlichten en de randen ervan, om
lakbeschadigingen en bescha-
diging van de afdichtrubbers te
voorkomen,
Koplampen

 Raak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-plui-
zende doek.
Bij het vervangen van halogeenlam-
pen moet de verlichting minstens
enkele minuten uitgeschakeld zijn
(risico van ernstige verbranding).
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 320 next >