PEUGEOT 3008 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 81 of 313

78
Na het afzetten van het contact
kunnen de ruiten nog ongeveer
45 seconden worden bediend,
tenzij binnen deze 45 seconden een
voorportier wordt geopend en de auto
wordt vergrendeld.
Probeer een ruit, wanneer deze niet
met het bedieningspaneel van het
bestuurdersportier kan worden be-
diend, te bedienen met het bedie-
ningspaneel van het desbetreffende
portier, en omgekeerd.
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN
U kunt de ruiten handmatig of automa-
tisch volledig openen en sluiten. De
ruiten zijn voorzien van een beveiliging
tegen beknellen en de elektrisch be-
dienbare ruiten achter kunnen worden
geblokkeerd voor de veiligheid van kin-
deren op de achterbank.

1. Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde.

2. Schakelaar ruitbediening
passagierszijde.

3. Schakelaar ruitbediening
rechts achter.

4. Schakelaar ruitbediening
links achter.

5. Blokkeerschakelaar
elektrisch bedienbare
ruiten achter. Als de ruit bijvoorbeeld bij
vorst niet wil sluiten, voer dan
direct het volgende uit:

 druk op de schakelaar tot de ruit
volledig is geopend,

 trek vervolgens direct de schake-
laar omhoog tot de ruit volledig is
gesloten,

 houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uitge-
schakeld.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeel-
telijk weer open.
-
automatisch

 Duw of trek de schakelaar voorbij
het zware punt. Als u de schake-
laar hebt losgelaten, opent of sluit
de ruit volledig.

 Bedien de schakelaar opnieuw om
het openen of sluiten te stoppen.
Eentraps ruitbediening
U hebt twee mogelijkheden:
- handmatig

 Duw of trek de schakelaar tot het
zware punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten. Om defect raken van de mo-
toren van de ruitbediening te
voorkomen, treedt wanneer
een ruit tien keer in korte tijd volledig
wordt geopend en gesloten een be-
veiliging in werking.
U heeft vervolgens ongeveer één mi-
nuut de tijd om de ruit te sluiten.
Als de ruit in dat geval wordt geslo-
ten, zal de ruitbediening na ongeveer
40 minuten weer beschikbaar zijn.

Page 82 of 313

79
Als het lampje brandt, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als het lampje uit is, is de ruit-
bediening niet geblokkeerd.
Met deze schakelaar worden
ook de binnenportiergrepen
van de achterportieren ge-
blokkeerd (zie het hoofdstuk "Veilig-
heidsvoorzieningen voor kinderen"- §
Elektrische kinderbeveiliging").
Resetten
Als een ruit niet automatisch kan wor-
den gesloten, moet de ruitbediening
worden gereset:

 trek de schakelaar omhoog tot de
ruit stopt met bewegen,

 laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog, herhaal deze
handeling totdat de ruit volledig is
gesloten,

 houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast,

 druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,

 druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd
deze nog ongeveer 1 seconde vast. Als het lampje een andere
status heeft, wijst dit op een
storing in de elektrische kin-
derbeveiliging. Laat het systeem con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk.
Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd de
sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van
de ruit iets tussen de ruit en de spon-
ning bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op
de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het cor-
recte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de elek-
trische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Blokkeren van de ruitbediening en de portiergrepen achter

 Druk, voor de veiligheid van uw kin-
deren, met aangezet contact op de
schakelaar 5 om de ruitbediening
achter, ongeacht de stand van de
ruiten, te blokkeren.
Het blijft mogelijk de portieren van bui-
tenaf te openen en de elektrische ruitbe-
diening achter kan nog steeds worden
bediend vanaf de bestuurdersstoel.

Tijdens deze handelingen is de be-
veiliging tegen beknellen uitgescha-
keld.

Page 83 of 313

80
PORTIEREN

 Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep. Van binnenuit

 Trek aan de portiergreep van het
portier (voor of achter) om het te
openen; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld.
De portieren kunnen niet van
binnenuit worden geopend als
de supervergrendeling is inge-
schakeld.
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten: - bij draaiende motor gaat
dit lampje branden in com-
binatie met een melding
die enkele seconden op
het multifunctionele display
verschijnt,
- tijdens het rijden (snelheid ho-
ger dan 10 km/h), gaat dit lampje
branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding die ge-
durende enkele seconden op het
multifunctionele display verschijnt. Openen
Van buitenaf

Page 84 of 313

81
Als de auto van buitenaf is
vergrendeld of de superver-
grendeling is ingeschakeld,
knippert het rode lampje en is
de knop A inactief.

 Gebruik in dat geval de afstands-
bediening of de sleutel om de
auto te ontgrendelen. Op het multifunctionele dis-
play verschijnt een melding ter
bevestiging, in combinatie met
een geluidssignaal. Handmatige centrale vergrendeling
Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en de achterklep van binnen-
uit handmatig en volledig te vergrende-
len of te ontgrendelen.
Vergrendelen

 Druk op de knop A om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat branden.
Automatische centrale vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de por-
tieren en de achterklep, als deze goed
gesloten zijn, tijdens het rijden automa-
tisch en volledig worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen. Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, worden de portieren en
de achterklep automatisch vergren-
deld.
De automatische centrale vergrende-
ling werkt niet als een van de portieren
is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de au-
tomatische centrale vergrendeling van
de portieren actief.
Uitschakelen

 Druk nogmaals langer dan 2 seconden
op de knop A .
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.
Als één van de portieren is ge-
opend, werkt de centrale ver-
grendeling van binnenuit niet.
Ontgrendelen

 Druk nogmaals op de knop A om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit. Inschakelen
Bij een aanrijding worden de
portieren automatisch ontgren-
deld.
Ontgrendelen

 Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op de knop A om de portie-
ren en de achterklep tijdelijk te ont-
grendelen.

 Druk langer dan 2 seconden op de
knop A .

Page 85 of 313

82
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
of te ontgrendelen bij een lege accu of
in het geval van een storing in de cen-
trale vergrendeling.

 Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Vergrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige
portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.
Openen

 Ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening of de sleutel,
druk op de handgreep A en trek het
bovenste deel van de achterklep
open.
ACHTERKLEP
Sluiten

 Sluit het onderste deel van de ach-
terklep.

 Trek aan de handgreep B om het
bovenste deel van de achterklep te
sluiten.

Page 86 of 313

82
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de
portieren mechanisch te vergrendelen
of te ontgrendelen bij een lege accu of
in het geval van een storing in de cen-
trale vergrendeling.

 Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling .
Vergrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.
Ontgrendelen van het
bestuurdersportier

 Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.
Vergrendelen van de overige
portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren

 Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.
Openen

 Ontgrendel de auto met behulp van
de afstandsbediening of de sleutel,
druk op de handgreep A en trek het
bovenste deel van de achterklep
open.
ACHTERKLEP
Sluiten

 Sluit het onderste deel van de ach-
terklep.

 Trek aan de handgreep B om het
bovenste deel van de achterklep te
sluiten.

Page 87 of 313

83
ONDERSTE DEEL ACHTERKLEP
Openen

 Druk de handgreep C naar rechts
en kantel de klep D voorzichtig om-
laag.
Sluiten

 Til de klep D weer op, druk er he-
lemaal tegen om deze te sluiten en
zorg ervoor dat de klep goed ver-
grendeld is. Zorg voor het openen van de
achterklep, dat er niemand
binnen de straal van de ope-
ning staat.
Rijd, in verband met de veiligheid, de
werking en de regelgeving niet met
de achterklep of het onderste deel
van de achterklep open.
Als de accukabels losgenomen zijn,
is het niet mogelijk om de achterklep
te openen.
Begeef u niet op het onderste deel
van de klep en onderwerp deze niet
aan hevige schokken, u kunt de klep
dan beschadigen.
Sluit altijd het onderste deel van de
klep en controleer of deze goed is
vergrendeld voordat u het bovenste
deel sluit.
Controleer, wanneer u het onderste deel
van de klep sluit, of niets of niemand
zich in de nabijheid van de bewegende
delen bevindt, teneinde verwondingen
of schade te voorkomen.
Open het onderste deel van
de klep niet als een trekhaak
op de auto is gemonteerd.
Maximaal toelaatbaar gewicht
op het geopende onderste
deel van de klep: 200 kg .

Page 88 of 313

84
Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet
uit de dop worden verwijderd.
Bij het openen van de dop kan een geluid
klinken door de aanzuiging van lucht. Dit
verschijnsel is normaal en wordt veroor-
zaakt door het vacuüm dat ontstaat door
de afdichting van het brandstofcircuit.
BRANDSTOFTANK

Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter. Veilig tanken:

 zet altijd de motor af,

 open de brandstofvulklep,

 steek de sleutel in de dop en draai
de sleutel linksom,
Na het tanken:

 breng de dop aan,

 draai de sleutel naar rechts en ver-
wijder deze vervolgens uit de dop,

 sluit de brandstofvulklep.

 verwijder de dop en bevestig deze
aan de haak aan de binnenzijde van
de klep,

 tank de auto af, maar laat het vul-
pistool nooit meer dan 3 keer
afslaan . Indien dit wel gebeurt, kun-
nen er storingen optreden,
Storing
In het geval van een storing in de brand-
stofniveaumeter gaat de wijzer terug
naar 0.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de
vulklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Er moet minimaal 5 liter brandstof wor-
den getankt om er voor te zorgen dat
de brandstofmeter het niveau weer
aangeeft.
Als het minimale niveau in de
brandstoftank is bereikt, brandt
dit verklikkerlampje op het instru-
mentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele dis-
play. Zodra het lampje gaat branden, zit er
nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken
om te voorkomen dat de auto
stil valt.
Raadpleeg indien u strandt
met een lege tank (diesel) het hoofd-
stuk "Controles".

Page 89 of 313

DIESEL
85
Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 (deze bevatten 10%
ethanol) die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitslui-
tend geschikt voor auto's die speciaal
bestemd zijn voor dit type brandstof
(BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese
richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstof-
fen met een ethanolgehalte tot 100%
(type E100), worden alleen verkocht in
Brazilië.
Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen pro-
bleemloos rijden op biobrandstoffen die
aan de huidige en toekomstige Europe-
se richtlijnen voldoen (diesel die voldoet
aan de richtlijn EN 590 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN 14214) en die aan de pomp getankt
kan worden (met een gehalte aan me-
thyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere on-
derhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdun-
de plantaardige of dierlijke olie,
stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).

Page 90 of 313

86
LICHTSCHAKELAAR
Met de lichtschakelaar kunt u de ver-
lichting van de auto selecteren en in-
schakelen.
Hoofdverlichting
De verschillende lichten van de auto
voor en achter zijn ontwikkeld om de
verlichting geleidelijk aan de weersom-
standigheden aan te passen en zo het
zicht van de bestuurder te verbeteren:
- parkeerlicht: om gezien te worden,
- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te ver-
blinden,
- grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder tegenliggers,
- bochtverlichting: voor een optimaal zicht in bochten.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende ver-
lichting voor specifi eke rijomstandigheden:
- mistachterlicht: voor een optimale zichtbaarheid van achteren als het
zicht minder dan 50 m is,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht weer,
- verlichting overdag: voor een betere zichtbaarheid van uw auto overdag.
Instellingen
Het verlichtingssysteem van uw auto heeft
verschillende extra automatische functies
die afzonderlijk kunnen worden ingesteld:
- follow me home-verlichting,
- automatische verlichting,
- bochtverlichting. Uitvoering zonder automatische
inschakeling
Uitvoering met automatische
inschakeling
Automatische verlichting.
Handbediende functies
De lichtschakelaar bestaat uit de ring
A
en de hendel B .

A. Ring voor de selectie van de stand
van de hoofdverlichting: draai aan
de ring om het symbool van de ge-
wenste stand tegenover het merkte-
ken te zetten.
Lichten uit.
Alleen parkeerlicht .

B. Trek de hendel naar u toe om over
te schakelen van dim- naar groot-
licht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of
alleen de parkeerlichten zijn ingescha-
keld, kunt u een lichtsignaal geven door
de hendel naar u toe te trekken. Dimlicht of grootlicht.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-
de verlichting is ingeschakeld.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 320 next >