PEUGEOT 3008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 91 of 328

89
ZI
C
LICHTSCHAKELAAR
Met de lichtschakelaar kunt u de ver-
lichting van de auto selecteren en in-
schakelen.
Hoofdverlichting
De verschillende lichten van de auto
voor en achter zijn ontwikkeld om de
verlichting geleidelijk aan de weersom-
standigheden aan te passen en zo het
zicht van de bestuurder te verbeteren:


- parkeerlicht: om gezien te worden,

- dimlicht: voor een optimaal zicht
zonder medeweggebruikers te ver-
blinden,

- grootlicht: voor een optimaal zicht
op wegen zonder tegenliggers,

- bochtverlichting: voor een optimaal
zicht in bochten.

Aanvullende verlichting

Uw auto is voorzien van aanvullende
verlichting voor specifi eke rijomstandig-
heden:


- mistachterlicht: voor een optimale
zichtbaarheid van achteren als het
zicht minder dan 50 m is,

- mistlampen vóór: voor extra zicht bij
slecht weer,

- verlichting overdag: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag.

Instellingen

Het verlichtingssysteem van uw auto
heeft verschillende extra automatische
functies die afzonderlijk kunnen worden
ingesteld:


- follow me home-verlichting,

- automatische verlichting,

- bochtverlichting.


Uitvoering zonder automatische
inschakeling



Uitvoering met automatische
inschakeling





Automatische verlichting.
Handbediende functies

De lichtschakelaar bestaat uit de ring A

en de hendel B
.

A.
Ring voor de selectie van de stand
van de hoofdverlichting: draai aan
de ring om het symbool van de ge-
wenste stand tegenover het merkte-
ken te zetten.
Lichten uit.
Alleen parkeerlicht

B.
Trek de hendel naar u toe om over
te schakelen van dim- naar grootlicht
en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wan-
neer alleen de parkeerlichten zijn inge-
schakeld, kunt u een lichtsignaal geven
door de hendel naar u toe te trekken. Dimlicht of grootlicht.
Verklikkerlampjes

Een verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-
de verlichting is ingeschakeld.

Page 92 of 328

90
ZI
C


Uitvoering met alleen
mistachterlicht mistachterlicht
Het mistachterlicht werkt alleen in com-
binatie met ingeschakeld dimlicht of
grootlicht.


)
Draai de ring C naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.


)
Draai de ring C naar achteren om
het mistachterlicht volledig uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt in-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO), blijven het dimlicht en de par-
keerlichten branden zolang het mist-
achterlicht brandt.
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en
het mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-
ten zodra ze niet meer nodig zijn.


Uitvoering met mistlampen
vóór en mistachterlicht mistlampen vóór en mistach-
terlicht
Het mistachterlicht werkt alleen in com-
binatie met ingeschakeld dimlicht of
grootlicht.
De mistlampen vóór werken ook in com-
binatie met de parkeerlichten.


)
Draai de ring C naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.

)
Draai de ring C nogmaals naar vo-
ren om de mistlampen vóór in te
schakelen.

)
Draai de ring C naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.

)
Draai de ring C nogmaals naar ach-
teren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.








C.
Ring voor de selectie van de mist-
verlichting.

Vergeten verlichting
Als u het contact afzet, worden alle lich-
ten automatisch uitgeschakeld, behalve
als de automatische follow me home-
verlichting is geactiveerd.
Als u handmatig de follow me home-
verlichting inschakelt terwijl het contact
is afgezet en een van de voorportieren
wordt geopend, klinkt een geluidssig-
naal om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
Als de verlichting automatisch wordt in-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO), blijven het dimlicht en het par-
keerlicht branden zolang het mistach-
terlicht brandt.
Als de verlichting automatisch wordt uit-
geschakeld (uitvoeringen met de stand
AUTO) of als het dimlicht handmatig
wordt uitgeschakeld, blijven de mistver-
lichting en het parkeerlicht branden.

Page 93 of 328

91
ZI
C
Handbediende follow mehome-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.

Inschakelen


)
Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de lichtschakelaar.

)
Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie uit te schakelen.


Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de handbediende follow me home-ver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld.


Dit systeem schakelt de specifi eke verlich-
ting vóór in (met een laag energieverbruik),
zodat de auto overdag goed zichtbaar is.
Bij auto's die hiermee zijn uitgerust * wordt
de verlichting overdag automatisch inge-
schakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting van de cockpit (multifunc-
tioneel display, bedieningspaneel aircon-
ditioning, ...) gaat niet branden, behalve
wanneer de automatische stand van de
verlichting wordt ingeschakeld of wan-
neer de verlichting handmatig wordt in-
geschakeld.

*
Volgens land van bestemming.
INSTAPVERLICHTINGBUITENZIJDE

De instapverlichting wordt afhankelijk
van de door de lichtsensor gesignaleer-
de hoeveelheid licht geactiveerd om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de
auto en het instappen te vergemakke-
lijken.
Inschakelen
Uitschakelen

Programmeren
In landen waar verlichting
overdag niet verplicht is, kan
de functie worden ingescha-
keld of uitgeschakeld via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
Programmeren

De duur van het branden
van de instapverlichting
kan worden geselecteerd
via het confi guratiemenu
van de auto.
De duur van het branden van
de instapverlichting is gekop-
peld en gelijk aan die van de
automatische follow me home
verlichting.
In landen waar verlichting overdag ver-
plicht is:


- is deze functie standaard ingescha-
keld,

- gaan de parkeerlichten en de kente-
kenplaatverlichting gelijktijdig bran-
den * .




)
Druk op het geopende
hangslot van de afstands-
bediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan bran-
den en uw auto wordt gelijktijdig ont-
grendeld.

Onder bepaalde weersom-
standigheden (lage tempe-
ratuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de
binnenzijde van de koplampen en de
achterlichten vormen; dit verdwijnt
enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.


De instapverlichting buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit na het afzetten van het contact
of het vergrendelen van de auto.

Page 94 of 328

92
ZI
C

Als de lichtsensor bij mist of
sneeuw voldoende licht waar-
neemt, wordt de verlichting
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecom-
bineerde lichtsensor, die zich in het
midden van de voorruit achter de bin-
nenspiegel bevindt, niet af. De aan
de sensor gekoppelde functies wor-
den dan niet meer bediend.

Koppeling met de automatische
follow me home-verlichting
De koppeling van de automatische fol-
low me home-verlichting aan de auto-
matische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:


- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via de instelfuncties in
het confi guratiemenu van de auto,

- automatische inschakeling van de
follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld.

Automatische verlichting

Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de licht-
sterkte van de omgeving onvoldoende
is of in bepaalde gevallen dat de ruiten-
wissers worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of nadat het wissen is ge-
stopt.

Inschakelen


)
Draai de ring in de stand "AUTO"
.
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display.


Uitschakelen


)
Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display.

Storing
Bij een storing in de lichtsen-
sor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergegeven
op het instrumentenpaneel en/of
verschijnt een melding op het display, in
combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
HALOGEEN KOPLAMPEN
HANDMATIG VERSTELLEN
Stand "0"
: basisinstelling.
Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.

0.
1 of 2 personen op de voorstoelen.

-.
3 personen.

1.
5 personen.

-.
Tussenstand.

2.
5 personen + maximaal toegestane
belading.

-.
Tussenstand.

3.
Bestuurder + maximaal toegestane
belading.

Page 95 of 328

93
ZI
C
BOCHTVERLICHTING
Als het dimlicht of grootlicht is inge-
schakeld, zorgt deze functie ervoor dat
de lichtbundels de wegberm beter ver-
lichten in bochten.
Deze functie, die uitsluitend in combi-
natie met xenonlampen wordt geleverd,
wordt ingeschakeld bij een snelheid
vanaf ongeveer 20 km/h en zorgt voor
een aanzienlijke verbetering van het
zicht in bochten.

met bochtverlichting


zonder bochtverlichting

Configuratie
Storin
g
Deze functie kan worden
geactiveerd of gedeacti-
veerd via het confi guratie-
menu van de auto.
In het geval van een storing
knippert dit pictogram op het
display in combinatie met een
melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
AUTOMATISCHE KOPLAMPHOOGTEVERSTELLING
BIJ XENONLAMPEN

Raak in het geval van een sto-
ring de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceer-
de werkplaats.
Om verblinding van andere weggebrui-
kers te voorkomen corrigeert dit sy-
steem bij stilstaande auto automatisch
de hoogte van de lichtbundel van de
xenonlampen, afhankelijk van de bela-
ding van de auto.

In het geval van een storing
verschijnt dit pictogram op het
instrumentenpaneel, in combi-
natie met een geluidssignaal en
een melding op het multifuncti-
onele display.
Het systeem zet in dat geval de koplam-
pen in de lage stand.
Als de auto stilstaat, stapvoets
rijdt of in de achteruitversnel-
ling staat, is deze functie uit-
geschakeld.
De status van de functie blijft na het
afzetten van het contact in het ge-
heugen opgeslagen.

Page 96 of 328

94
ZI
C
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Met behulp van de ruitenwisserscha-
kelaar kunt u de ruitenwissers voor en
achter inschakelen om regen en vuil
van de ruit te wissen.
De ruitenwissers voor en achter zor-
gen voor een optimaal zicht voor de
bestuurder, ongeacht de weersomstan-
digheden.

Handmatige functies

De ruitenwisserschakelaar bestaat uit
de hendel A
en de ring B
.

Uitvoering met intervalstand



Uitvoering met automatische
ruitenwissers
hoge snelheid (hevige neer-
slag),
normale snelheid (matige re-
genval),
interval (wissnelheid aange-
past aan de wagensnelheid),
automatisch en één keer
wissen (zie volgende blad-
zijde). uit,

één keer wissen (duw de hen-
del even omlaag),
Ruitenwissers vóór

A.
Selecteer de wissnelheid met de
hendel:





of


Instellen

Afhankelijk van de uitvoering zijn de
volgende automatische functies van de
ruitenwissers mogelijk:


- automatische werking van de ruiten-
wissers vóór,

- automatisch inschakelen van de rui-
tenwisser achter bij het inschakelen
van de achteruitversnelling.

Page 97 of 328

95
ZI
C
Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers
B.
Ring voor de selectie van de ruiten-
wisser achter:
uit,
interval,
wissen en sproeien (geduren-
de enige tijd).

Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingescha-
keld op het moment dat u de achteruit-
versnelling inschakelt, wordt automatisch
de ruitenwisser achter ingeschakeld.

Instellen

)
Trek de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in
werking, waarna enige tijd de ruiten-
wissers worden ingeschakeld om de
ruit schoon te wissen.
De koplampsproeiers worden alleen ge-
activeerd als de dimlichten branden
.











Ruitenwisser achter
Schakel de automatische wer-
king van de ruitenwisser achter
uit bij sneeuwval of strenge vorst
en bij montage van een fi etsendrager
op de achterklep. Dit kan worden uit-
gevoerd via het confi guratiemenu van
het multifunctionele display. Deze functie kan worden ge-
activeerd of gedeactiveerd
via het confi guratiemenu
van het multifunctionele dis-
play.
Deze functie is standaard
geactiveerd.










Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het ni-
veau van het reservoir te laag
is, verschijnt dit pictogram op
het instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display.
Het pictogram verschijnt als het contact
wordt aangezet of als de schakelaar
wordt bediend, zolang het reservoir niet
gevuld is.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreser-
voir bij of laat het bijvullen.

Page 98 of 328

96
ZI
C
Speciale stand van de ruitenwissers voor Automatische ruitenwissers vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snel-
heid van de ruitenwissers wordt aange-
past aan de hoeveelheid neerslag.

Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel
omlaag te duwen in de stand "AUTO"
.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het display. Deze stand maakt het mogelijk de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbla-
den worden gereinigd of de ruitenwissers
worden vervangen. In de winter kan deze
stand tevens worden gebruikt om de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de licht-
sensor in het midden van de
voorruit achter de binnenspiegel be-
vindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers
tot de voorruit ontdooid is om de wis-
serbladen niet te beschadigen.
Als het contact meer dan
1 minuut afgezet is geweest,
moet de automatische wer-
king van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de hendel
kort omlaag te duwen.

Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en vervol-
gens in de stand "0"
om de ruitenwis-
sers handmatig te bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het display.
Storing
In het geval van een storing in de auto-
matische werking van de ruitenwissers
werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.

Om een goede werking van
de fl at-blade ruitenwissers te
behouden, adviseren wij u:


- voorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebrui-
ken om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,

- de ruitenwissers te vervangen
zodra ze tekenen van slijtage ver-
tonen.






)
Als de ruitenwisserschakelaar binnen
een minuut nadat het contact is afgezet
wordt bediend, bewegen de ruitenwis-
sers naar het midden van de voorruit.

)
Zet het contact aan en bedien de rui-
tenwisserschakelaar om de ruitenwis-
sers na de werkzaamheden weer in de
ruststand te zetten.

Page 99 of 328

97
ZI
C
PLAFONNIERS


1.
Plafonnier vóór


2.
Kaartleeslampjes


3.
Leeslampjes achter opzij


4.
Plafonnier achter




Plafonniers vóór en achter

In deze stand gaat de interieur-
verlichting geleidelijk branden:
Kaartleeslampjes


)
Druk bij aangezet contact op de
desbetreffende schakelaar.


In de stand "permanente in-
terieurverlichting" varieert de
verlichtingsduur, afhankelijk
van de omstandigheden:


- bij afgezet contact: ongeveer
10 minuten,

- in de eco-mode: ongeveer 30 se-
conden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.

- als de auto wordt ontgrendeld,

- als de sleutel uit het contact wordt
verwijderd,

- als een portier wordt geopend,

- als op de ontgrendelknop van de af-
standsbediening wordt gedrukt om
de auto te lokaliseren.
Permanent uit.
Permanent aan. Als de plafonnier vóór in de
stand "permanent aan" staat,
brandt de plafonnier achter
ook, behalve als deze in de stand
"permanent uit" staat.
Zet de plafonnier achter in de stand
"permanent uit" om deze uit te scha-
kelen.
Leeslampjes achter opzij



)
Als het contact is aangezet en één
keer op de schakelaar van het lees-
lampje wordt gedrukt, gaat dit lampje
branden in de stand "permanent aan".

)
Als nogmaals op de schakelaar
wordt gedrukt, gaat het leeslampje
branden:


- als de auto wordt ontgrendeld,

- als de sleutel uit het contact wordt
genomen,

- bij het openen van een portier,

- bij het lokaliseren van uw auto
met de ontgrendelknop van de
afstandsbediening.

Het leeslampje gaat geleidelijk uit:


- na het vergrendelen van de auto,

- als het contact wordt aangezet,

- 30 seconden na het sluiten van het
laatste portier.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:


- als de auto wordt vergrendeld,

- als het contact wordt aangezet,

- 30 seconden na het sluiten van het
laatste portier.
Zorg ervoor dat er geen voorwerpen te-
gen de leeslampjes aan komen.

Page 100 of 328

98
ZI
C
SFEERVERLICHTING
De gedempte interieurverlichting verbe-
tert het zicht in de auto als deze zich in
een donkere omgeving bevindt.
INSTAPVERLICHTING INTERIEUR
Als de automatische verlichting is ge-
activeerd, kan de interieurverlichting
met de afstandsbediening worden inge-
schakeld om op donkere plaatsen het
lokaliseren van de auto en het instap-
pen te vergemakkelijken.
Inschakelen


)
Druk op het geopende hangslot van
de afstandsbediening.
De plafonniers gaan branden en uw
auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen

De instapverlichting interieur gaat na
een bepaalde tijd automatisch uit of
gaat uit als een van de portieren wordt
geopend.
Programmeren
Inschakelen

Als het buiten donker is, wordt de sfeer-
verlichting A
van de plafonnier vóór au-
tomatisch ingeschakeld zodra de par-
keerlichten gaan branden.

Uitschakelen

De sfeerverlichting gaat automatisch
uit als de parkeerlichten worden uitge-
schakeld.
De duur van het branden van
de instapverlichting is gekop-
peld en gelijk aan die van de
automatische follow me home-
verlichting. Deze functie kan worden
in- of uitgeschakeld via het
confi guratiemenu van het
multifunctionele display.
INSTAPVERLICHTING
Om de toegang tot de auto te verge-
makkelijken, worden de volgende delen
verlicht:


- het oppervlak naast het bestuur-
ders- en het passagiersportier,

- het oppervlak voor de buitenspie-
gels en achter de voorportieren.

Inschakelen

De instapverlichting wordt ingeschakeld:


- bij het ontgrendelen,

- bij het verwijderen van de contact-
sleutel,

- bij het openen van een portier,

- bij het lokaliseren van de auto via de
afstandsbediening.


Uitschakelen

De verlichting dooft na een bepaalde
tijd automatisch.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 330 next >