PEUGEOT 3008 2012 Instructieboekje (in Dutch)
Page 151 of 328
149
RIJ
SNELHEIDSBEGRENZER
De bediening van de snelheidsbegren-
zer is ondergebracht in de hendel A
.
1.
Draaiknop voor het selecteren van
de snelheidsbegrenzer
2.
Toets voor het verlagen van de inge-
stelde snelheid
3.
Toets voor het verhogen van de in-
gestelde snelheid
4.
Toets voor het in-/uitschakelen van
de snelheidsbegrenzing
De informatie van de snelheidsbegren-
zer wordt weergegeven op het display
van het instrumentenpaneel.
5.
Snelheidsbegrenzing AAN/UIT
6.
Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7.
Ingestelde snelheid
StuurkolomschakelaarsWeergave op het display
Bij het gebruik van de snelheids-
begrenzer moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet
in acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn verant-
woordelijkheid nemen.
Het inschakelen
van de snelheidsbe-
grenzer geschiedt handmatig: de inge-
stelde snelheid dient minimaal 30 km/h
te bedragen.
Het uitschakelen
van de snelheidsbe-
grenzer geschiedt eveneens handmatig
met de hendel.
De ingestelde maximumsnelheid blijft
na het afzetten van het contact opge-
slagen in het geheugen.
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up
display.
Zie het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over het head-up display.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
wagensnelheid de door de bestuurder in-
gestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is
bereikt, heeft het dieper intrappen van
het gaspedaal geen effect. Alleen door
het gaspedaal tot voorbij het zware punt
in te trappen, kan de ingestelde snel-
heid tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens gelei-
delijk weer wordt losgelaten en de
wagensnelheid onder de ingestelde
maximumsnelheid komt, wordt de snel-
heidsbegrenzer weer geactiveerd.
Page 152 of 328
150
RIJ
Bij een steile afdaling of bij het
krachtig intrappen van het gas-
pedaal kan de snelheidsbe-
grenzer niet voorkomen dat de inge-
stelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat
per plaats.
Programmeren
Overschri
jden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snel-
heid niet verhoogd.
Als het gaspedaal met kracht
wordt ingetrapt, tot voorbij het
zware punt
, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en
gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als het gas wordt losgelaten.
Uitschakelen van de functie
)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de
selectie van de snelheidsbegrenzer
wordt ongedaan gemaakt. Op het
display wordt weer de kilometertel-
ler weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de snelheids-
begrenzer wordt de ingestelde snelheid ge-
wist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
)
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals
op de toets 4
: het uitschakelen wordt bevestigd op het
display (OFF).
)
Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nog-
maals op de toets 4
.
)
Stel de snelheid in door op de toets 2
of 3
te drukken
(bijv.: 90 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de
toetsen 2
en 3
:
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
)
Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de
toets 4
.
)
Draai de knop 1
in de stand
"LIMIT"
: de snelheidsbegrenzer is
geselecteerd, maar nog niet inge-
schakeld (OFF).
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Page 153 of 328
151
RIJ
SNELHEIDSREGELAAR
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een constante
ingestelde snelheid rijden zonder gas te
hoeven geven.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig. Om de snelheids-
regelaar te kunnen inschakelen, moet
de ingestelde snelheid minimaal 40 km/h
bedragen en moet aan een van de onder-
staande voorwaarden worden voldaan:
- bij auto's met handgeschakelde ver-
snellingsbak moet minimaal de vier-
de versnelling zijn ingeschakeld,
- bij auto's met gestuurde handge-
schakelde versnellingsbak of met
automatische transmissie moet mi-
nimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld,
- de stand A
van de gestuurde hand-
geschakelde versnellingsbak of de
stand D
van de automatische trans-
missie moet zijn geselecteerd. De bediening van de snelheidsregelaar
is ondergebracht in de hendel A
.
1.
Knop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar
2.
Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verlagen van de
ingestelde snelheid
3.
Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verhogen van
de ingestelde snelheid
4.
Toets voor het uitschakelen / hervat-
ten van de snelheidsregeling De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel.
5.
Snelheidsregelaar uitschakelen /
hervatten van de snelheidsregeling
6.
Snelheidsregelaar geselecteerd
7.
Ingestelde snelheid
StuurkolomschakelaarsWeergave op het display
Bij het gebruik van de snel-
heidsregelaar moet de bestuur-
der te allen tijde de snelheidsli-
miet in acht nemen, zijn aandacht op
het verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen. Het uitschakelen
van de snelheids-
regelaar geschiedt handmatig met de
hendel, door het rem- of koppelingspe-
daal in te trappen of om veiligheidsre-
denen door activering van het ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de inge-
stelde snelheid is het voldoende het
gaspedaal los te laten.
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up
display.
Zie het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over het head-up display.
Page 154 of 328
152
RIJ
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer
u de snelheid met de toetsen
instelt; dit kan een plotselinge veran-
dering van de wagensnelheid veroor-
zaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk ver-
keer.
Bij een steile afdaling kan de snel-
heidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschre-
den.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat
per plaats.
Programmeren
Overschri
jden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de in-
gestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch
als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de functie
)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de snel-
heidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display
wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de snelheids-
regelaar wordt de ingestelde snelheid gewist
en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
)
Stel de snelheid in door de wa-
gensnelheid op het gewenste ni-
veau te brengen en vervolgens op
de toets 2
of 3
te drukken (bijv.:
110 km/h).
)
Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de
toets 4:
het uitschakelen wordt bevestigd op het display
(OFF).
)
Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nog-
maals op de toets 4
.
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de
toetsen 2
en 3
:
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
)
Draai de knop 1
in de stand
"CRUISE"
: de snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet in-
geschakeld (OFF).
Page 155 of 328
153
RIJ
HANDGESCHAKELDE 6-VERSNELLINGSBAK
Voor uw veiligheid en om het
starten van de motor te verge-
makkelijken: Schakel de achteruitversnelling
alleen in als de auto stilstaat en
de motor stationair draait.
Inschakelen van de 5eof de 6e
versnelling
)
Beweeg de versnellingshendel zo
ver mogelijk naar rechts om de 5 e of
de 6 e versnelling in te schakelen.
*
Afhankelijk van de motoruitvoering.
OPSCHAKELINDICATOR *
Dit systeem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik
te verminderen bij auto's met een hand-
geschakelde versnellingsbak.
Werking
Het systeem is uitsluitend bedoeld om
een zuinige rijstijl te hanteren.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en
de uitrusting van uw auto kan het systeem
u adviseren één of meer versnellingen op
te schakelen. U kunt deze aanwijzingen
opvolgen zonder de tussenliggende ver-
snellingen in te hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van
de situatie op de weg, de verkeersdruk-
te en de veiligheid. De bestuurder blijft
dan ook altijd zelf verantwoordelijk voor
het al dan niet opvolgen van het scha-
keladvies van het systeem.
Deze functie kan niet worden uitge-
schakeld.
Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
In rijsituaties waarin veel van
de motor wordt gevraagd
(diep intrappen van het gas-
pedaal, bijvoorbeeld tijdens een in-
haalmanoeuvre...) zal het systeem
geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
- de eerste versnelling in te schakelen,
- de achteruitversnelling in te schakelen,
- terug te schakelen.
- U trapt het gaspedaal redelijk ver in.
- Het systeem kan u in dit geval advi-
seren een hogere versnelling in te
schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto
verschijnt de pijl in combinatie met het
nummer van de aanbevolen versnelling.
Deze uitrusting zal in de loop van het
jaar beschikbaar zijn.
- zet de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in.
Inschakelen van deachteruitversnelling
)
Trek de ring onder de pookknop om-
hoog en beweeg de versnellingshen-
del eerst naar links en dan naar voren.