PEUGEOT 3008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 161 of 328

159
RIJ
Wegrijden


)
Trap het rempedaal in en selecteer
de stand P
of N
.

)
Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor-
waarden wordt voldaan, klinkt een ge-
luidssignaal en verschijnt een melding
op het multifunctionele display.


)
Trap bij draaiende motor het rempe-
daal in.

)
Zet de parkeerrem vrij als deze niet
in de automatische stand staat.

)
Selecteer de stand R
, D
of M
,

)
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.

Als tijdens het rijden per onge-
luk de stand N
wordt geselec-
teerd, laat het motortoerental
dan zakken tot stationair toerental,
zet de selectiehendel in de stand D

en trap het gaspedaal weer in. De versnellingsbak werkt dan in de
auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf
hoeft te schakelen. De versnellingsbak
kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profi el van de weg en de belading
van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder
de stand van de selectiehendel te wijzi-
gen, moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft
de ingeschakelde versnelling totdat de
motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug om sterker
op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt
de versnellingbak niet naar een hogere
versnelling als u het gaspedaal plotse-
ling loslaat.
Automatisch schakelprogramma



)
Selecteer de stand D
om automa-
tisch
te laten schakelen tussen de
zes versnellingen.
Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding 7
.

Programma Sneeuw " 7
"


)
Druk op de toets " 7
" als de motor is
gestart.
De versnellingsbak past zich aan voor
het rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat
u gemakkelijker kunt rijden op een on-
dergrond met weinig grip. Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding S
.
Programma Sport "S"


)
Druk op de toets "S"
als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan au-
tomatisch een dynamische rijstijl moge-
lijk.

Zet de selectiehendel nooit in
de stand N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in
de stand P
of R
als de auto niet vol-
ledig stilstaat.

Als de motor stationair draait,
het rempedaal is losgelaten
en de stand R
, D
of M
is ge-
selecteerd, zet de auto zich zelfs al
in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en selecteer
de stand P
indien er onderhouds-
werkzaamheden moeten worden uit-
gevoerd bij draaiende motor.

Programma's Sport en Sneeuw

Deze twee specifi eke programma's vul-
len de automatische werking aan onder
bijzondere rijomstandigheden.
Terugkeren naar hetautomatische programma


)
Om terug te keren naar het auto-
matische programma kunt u het
programma Sport of Sneeuw op elk
gewenst moment uitschakelen door
opnieuw op de desbetreffende toets
te drukken.

Page 162 of 328

160
RIJ
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de se-
lectiehendel in de stand P
of N
bewe-
gen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem
aan om de auto te blokkeren (als de
parkeerrem niet in de automatische
stand staat).

Storing


Als bij aangezet contact dit
controlelampje gaat branden in
combinatie met een geluidssig-
naal en een melding op het mul-
tifunctionele display, duidt dit op
een storing in de transmissie
In dit geval werkt de versnellingsbak
met een noodprogramma en blijft de 3e
versnelling ingeschakeld. U kunt dan
een hevige schok waarnemen bij het
selecteren van R
vanuit de stand P
, of
R
vanuit de stand N
. Dit heeft geen ge-
vaar voor de versnellingsbak.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhanke-
lijk van de geldende snelheidslimiet).
Wend u tot het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Dit controlelampje kan ook gaan bran-
den bij het openen van een portier.

De automatische versnellings-
bak kan beschadigd raken:
Handmatig schakelen



)
Selecteer de stand M
om sequenti-
eel
te schakelen in de zes versnel-
lingen.

)
Duw de selectiehendel naar het
symbool +
om één versnelling op te
schakelen.

)
Trek de selectiehendel naar het
symbool -
om één versnelling terug
te schakelen.
Op het instrumentenpaneel
verdwijnt de aanduiding D
en
verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellin-
gen.

Als de selectiehendel niet
in de stand P
staat, klinkt
bij het openen van het be-
stuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.


)
Zet de selectiehendel in de stand
P
; het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.

Het schakelen naar een andere versnel-
ling kan alleen als de snelheid van de
auto en het toerental van de motor dit
toestaan, anders wordt er tijdelijk over-
gegaan op de automatische bediening.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is inge-
schakeld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee stan-
den in).

Er kan elk moment van de stand D
(rij-
den in de automatische stand) naar de
stand M
(rijden in de handbediende
stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de automatische versnellingsbak auto-
matisch de stand M1
.
De programma's Sport en Sneeuw kun-
nen niet worden ingeschakeld in de
handbediende stand. Als het motortoerental te laag of te hoog
is, knippert de geselecteerde versnel-
ling enkele seconden en vervolgens
wordt de werkelijk ingeschakelde ver-
snelling weergegeven.


- als u het gaspedaal en het rem-
pedaal gelijktijdig intrapt,

- als u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P
geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende
motor (fi le...) te beperken, de selec-
tiehendel in de stand N
en trek de
parkeerrem aan, behalve als deze in
de automatische stand staat.

Page 163 of 328

161
RIJ
STOP & START
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij
rood licht, opstoppingen enz.). De mo-
tor wordt automatisch gestart (START-
stand) als u weer weg wilt rijden. Het
starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is perfect af-
gestemd op stadsgebruik en zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder
uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens
het wachten.
Werking

Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO"
op
het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor wordt in
de STOP-stand gezet:


- als u, bij een gestuurde handge-
schakelde versnellingsbak,
bij
een snelheid lager dan 8 km/h het
rempedaal intrapt of de selectiehen-
del in de stand N
zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat de
motor afgezet is, opgeteld en weergege-
ven. Elke keer als u het contact opnieuw
aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.

Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inscha-
kelen van de achteruitversnel-
ling niet.
Als de motor door het systeem in de
STOP-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de rem-
men en de stuurbekrachtiging nor-
maal functioneren.

Tank nooit als de motor door
het Stop & Start-systeem in
de STOP-stand is gezet. Zet
in dat geval altijd het contact af en
neem de sleutel uit het contactslot.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:



- het bestuurderportier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuur-
der losgemaakt is,

- de auto sinds de laatste start met
de sleutel niet sneller dan 10 km/h
heeft gereden,

- de elektrische parkeerrem wordt/is
aangetrokken,

- de klimaatregeling in het interieur
dat niet toelaat,

- de voorruitontwaseming is inge-
schakeld,

- er bepaalde bijzondere omstandig-
heden zijn (laadtoestand accu, mo-
tortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur...).
In dit geval knippert het ver-
klikkerlampje "ECO"
een paar
seconden, waarna het uitgaat.

Deze werking van het systeem is vol-
komen normaal.

Page 164 of 328

162
RIJ

Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO"

gaat uit en de motor wordt au-
tomatisch gestart (gestuurde
handgeschakelde versnel-
lingsbak)
:


- met de selectiehendel in de stand A

of M
, laat het rempedaal los,

- met de selectiehendel in de stand N

en het rempedaal niet ingetrapt, zet
de selectiehendel in de stand A
of M
,

- of schakel de achteruit in.

Het verklikkerlampje "ECO"

knippert een paar seconden en
gaat dan uit.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
De START-stand wordt automatisch ge-
activeerd als:


- het bestuurderportier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuur-
der losgemaakt is,

- de snelheid van de auto hoger is
dan 11 km/h (gestuurde handge-
schakelde versnellingsbak),

- de elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,

- er bepaalde bijzondere omstandig-
heden zijn (laadtoestand accu, mo-
tortemperatuur, rembekrachtiging,
instelling airconditioning...).

Dat onder deze omstandigheden de
START-stand wordt geactiveerd, is
volkomen normaal.



Uitschakelen

U kunt deze functie op elk willekeurig
moment uitschakelen door de schake-
laar "ECO OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar
gaat branden en er verschijnt een mel-
ding op het display.


Als het systeem in de STOP-
stand wordt uitgeschakeld,
dan wordt de motor direct
weer gestart.

Page 165 of 328

163
RIJ
Inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO
OFF"
.
Het systeem is dan weer ingeschakeld;
het verklikkerlampje in de schakelaar
gaat uit en er wordt een melding op het
display weergegeven.

Het systeem wordt automa-
tisch ingeschakeld zodra u het
contact opnieuw aanzet.



Storingen

Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO
OFF"
knipperen en vervolgens constant
branden.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de motor
niet meer wil aanslaan of direct afslaat.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto dan met behulp van de sleutel.
Schakel omwille van de veilig-
heid het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen on-
der de motorkap wilt uitvoeren.

Het Stop & Start-systeem
maakt gebruik van geavan-
ceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden uitvoeren
bij een gekwalifi ceerde werkplaats,
bijvoorbeeld een servicepunt van
het PEUGEOT-netwerk, die over alle
deskundigheid en speciale gereed-
schappen beschikt.

Onderhoud

Dit systeem heeft specifi eke kenmer-
ken en maakt gebruik van een speciale
12V-accu (raadpleeg voor meer infor-
matie het PEUGEOT-netwerk).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan
leiden tot storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de
12V-accu gebruik van een 12V-accula-
der. De polariteiten mogen hierbij niet
worden omgekeerd.

Page 166 of 328

164
RIJ
PARKEERHULP VOOREN/OF ACHTER METGRAFISCHE WEERGAVE EN GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier afstands-
sensoren die zijn aangebracht in de
voor- en/of achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor elk obstakel (persoon, auto, boom,
hek, …) dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objec-
ten die zich direct onder de bumper be-
vinden. Het systeem wordt ingeschakeld
:


- zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld,

- bij vooruitrijden met een snelheid la-
ger dan 10 km/h.
Dit wordt aangegeven door een ge-
luidssignaal en door de weergave van
de auto op het multifunctionele display.
Paaltjes, pionnen bij wegwerk-
zaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waarge-
nomen bij aanvang van de aanrijma-
noeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is. De afstand tot het obstakel wordt aan-
gegeven door:


- geluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter
bij het obstakel komt,

- een grafi sche weergave op het mul-
tifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.
De plaats van het obstakel wordt aan-
gegeven door de luidsprekers die het
geluidssignaal weergeven (voor/achter
en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer der-
tig centimeter van het obstakel verwij-
derd is, is het geluidssignaal continu
hoorbaar en/of verschijnt het symbool
"Gevaar", afhankelijk van het type mul-
tifunctioneel display.

Page 167 of 328

165
RIJ
De parkeerhulp is een hulp-
middel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is. De parkeerhulp wordt uitgeschakeld
:


- als de achteruit wordt uitgeschakeld,

- als bij het vooruitrijden de wagen-
snelheid hoger dan 10 km/h is,

- als de auto langer dan 3 seconden
stilstaat.
Deactiveren
Storing
Het systeem zal automatisch
worden uitgeschakeld bij het
trekken van een aanhangwa-
gen of de montage van een fi etsen-
drager (auto uitgerust met een door
PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fi etsendrager).

Activeren


)
Druk nogmaals op de toets A
. Het
verklikkerlampje gaat uit en het sy-
steem is weer ingeschakeld.


)
Druk op de toets A
. Het verklikker-
lampje gaat branden en het systeem
is volledig uitgeschakeld. Zorg ervoor dat de sensoren
in de winter of bij slecht weer
niet bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Als de sensoren vuil zijn,
wordt dit bij het inschakelen van de
achteruitversnelling aangegeven door
een geluidssignaal (lange piep).
Wanneer de auto langzamer rijdt dan
ongeveer 10 km/h kunnen omge-
vingsgeluiden (motor, vrachtwagen,
pikhamer, ...) er voor zorgen dat de
geluidssignalen van de parkeerhulp
worden weergegeven.
In het geval van een storing
zal bij het inschakelen van de
achteruitversnelling dit picto-
gram worden weergegeven
op het instrumentenpaneel
en/of een melding op het multifunctio-
nele display verschijnen, in combinatie
met een geluidssignaal (kort piepje).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 168 of 328

166
ONDERHOUD

Partners in prestaties
en vermindering van het
brandstofverbruik

Innovatie voor optimale prestaties
De afdelingen Research & Development van
TOTAL ontwikkelen voor PEUGEOT smeer-
middelen die geschikt zijn voor de nieuwste
technologieën die in auto's van het merk
PEUGEOT worden toegepast.
U bent op die manier verzekerd van optima-
le prestaties en een maximale levensduur
van de motor van uw auto.

Vermindering van de uitstoot van
schadelijke stoffen
De smeermiddelen van TOTAL zijn ontwik-
keld om het rendement van de motoren nog
verder te verbeteren en de systemen voor
uitlaatgasnabehandeling te beschermen.
Voor een correcte werking van deze syste-
men is het van het grootste belang dat de
onderhoudsvoorschriften van PEUGEOT
worden nageleefd.



ADVISEERT


Page 169 of 328

167
ONDERHOUD
MOTORKAP

)
Duw de veiligheidshaak B
naar links
en til de motorkap op.

)
Neem de motorkapsteun C
uit de
houder.

)
Bevestig de motorkapsteun in de
uitsparing om de motorkap geopend
te houden.


Sluiten



)
Haal de motorkapsteun uit de uit-
sparing.

)
Bevestig de motorkapsteun in de
houder.

)
Laat de motorkap voorzichtig zak-
ken en laat deze aan het einde van
de slag in het slot vallen.

)
Trek aan de motorkap om te contro-
leren of deze goed is vergrendeld.



Openen



)
Open het linker voorportier.

)
Trek de hendel A
onder in de por-
tiersponning naar u toe.
De plaats van de ontgrende-
lingshendel in het interieur zorgt
ervoor dat de motorkap niet ge-
opend kan worden als het linker
voorportier is gesloten.
Open de motorkap niet als het hard
waait.
Wees bij warme motor voorzichtig
met het bedienen van de veiligheids-
haak en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).






Schakel het Stop & Start-sy-
steem altijd uit als u hande-
lingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automa-
tisch activeren van de START-stand
te voorkomen.

Page 170 of 328

168
ONDERHOUD
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL)





1,6 liter HDi turbodieselmotor


)
Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

)
Open de motorkap.

)
Maak indien nodig de sierkap los
om de handopvoerpomp te kunnen
bereiken.

)
Bedien de handopvoerpomp totdat
er weerstand wordt gevoeld (de eer-
ste keer indrukken kan zwaar zijn).

)
Bedien de startmotor tot de mo-
tor aanslaat (als de motor niet ge-
lijk aanslaat, wacht dan ongeveer
15 seconden en start de motor op-
nieuw).

)
Als de motor na meerdere pogin-
gen niet aanslaat, bedien dan de
handopvoerpomp en vervolgens de
startmotor opnieuw.

)
Plaats de sierkap terug en klem
deze vast.

)
Sluit de motorkap.



2 liter HDi turbodieselmotor



)
Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

)
Open de motorkap.

)
Verwijder de afdekkap van de motor
voor toegang tot de opvoerpomp.

)
Draai de ontluchtingsnippel los.

)
Bedien de handopvoerpomp tot
u brandstof door de transparante
slang met de groene aansluiting ziet
stromen.

)
Draai de ontluchtingsnippel vast.

)
Bedien de startmotor tot de motor
aanslaat.

)
Breng de afdekkap van de motor aan.

)
Sluit de motorkap.


Bij auto's met HDi-motor is het in het
geval van een lege brandstoftank nood-
zakelijk om het brandstofsysteem te
ontluchten: raadpleeg de afbeelding
van de motorruimte in de paragraaf
"Dieselmotoren".
Als de tank van uw auto is voorzien van
een vulpistoolrestrictie, raadpleeg dan
het hoofdstuk "Openen - § Vulpistool-
restrictie (Diesel)".

Als de motor niet direct aanslaat, beëin-
dig dan uw startpoging en herhaal de
procedure.

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 330 next >