PEUGEOT 3008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 191 of 328

189
PRAKTISCHE INFORMATIE

Lampen kentekenplaatverlichting
vervangen (W5-5W)
Lampen parkeerlichten (achterklep)
vervangen


















Lampen mistachterlichten vervangen

)
Open de achterklep.

)
Verwijder de kunststof afdekking met
behulp van een schroevendraaier.

)
Verwijder de bevestigingsmoer van
de lamp.

)
Draai de lamp een kwart omwente-
ling en vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.



)
Steek uw hand onder de bumper.

)
Draai de lamp een kwart omwente-
ling en vervang deze.



)
Steek een kleine schroevendraaier
in een van de buitenste gaten van
het lampglas.

)
Duw de schroevendraaier naar bui-
ten om het lampglas los te maken.

)
Verwijder het lampglas.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.



)
Druk achtereenvolgens de klemmen
A
, B
en C
los om de lamphouder los te
maken en bij de lampen te kunnen.

















Lamp derde remlicht vervangen


)
Open de achterklep en verwijder het
bovenste rubber.

)
Draai de twee moeren los.

)
Duw tegen het draadeinde en houd
het achterlicht aan de buitenzijde
van de auto tegen.

)
Neem de stekker los en verwijder de
ruitensproeierslang.

Page 192 of 328

190
PRAKTISCHE INFORMATIE
ZEKERINGEN VERVANGEN
In het geval van een storing in een be-
paalde functie kunt u de desbetreffende
defecte zekering vervangen volgens de
onderstaande procedure.

Toegang tot het gereedschap

De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen bevindt zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:




)
verwijder het deksel volledig,

)
maak de tang los.



Vervangen van een zekering

Voordat u een zekering vervangt, dient
u de oorzaak van de storing op te spo-
ren en te (laten) verhelpen.


)
U kunt aan de draad van een zeke-
ring zien of deze defect is.

Goed

Defect



)
Gebruik de speciale tang om de ze-
kering uit de zekeringkast te verwij-
deren.

)
Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.

)
Selecteer de zekering aan de hand
van het nummer op de zekering-
kast, de op de zekering aangegeven
stroomsterkte en het onderstaande
overzicht.
Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elek-
trische circuit van uw auto is reeds
rekening gehouden met de montage
van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
voordat u andere elektrische voor-
zieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprake-
lijk voor kosten die voortvloei-
en uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra acces-
soires die niet door aanbevolen en
geleverd worden, en niet volgens
de voorschriften van PEUGEOT zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het gezamenlijke stroomverbruik
van de extra accessoires meer dan
10 milliampère bedraagt.

Page 193 of 328

191
PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekeringen dashboard

De zekeringkast bevindt zich aan
de onderzijde van het dashboard
(linkerzijde).
Overzicht zekeringen


Zekering




Ampère

(A)



Functies




F1



15

Ruitenwisser achter.


F2



-

Niet gebruikt.


F3



5

Elektronische eenheid airbags.


F4



10

Automatisch dimmende binnenspiegel,
airconditioning, eenheid veiligheidsschakeling,
multimediasysteem achter.


F5



30

Eentraps elektrische ruitbediening vóór.


F6



30

Eentraps elektrische ruitbediening achter.


F7



5

Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes,
leeslampjes achter, verlichting zonneklep, verlichting
dashboardkastje, verlichting middenarmsteun,
bediening relais 12 V bagageruimte.

Page 194 of 328

192
PRAKTISCHE INFORMATIE

Toegang tot de zekeringen


)
zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap".


Zekering





Ampère

(A)



Functies




F8



20

Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning, sirene alarm, elektronische
eenheid alarm, telematica-eenheid, servicemodule
(met Peugeot Connect 3D Nav.


F9



30

12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting
achter.


F10



15

Stuurkolomschakelaars.


F11



15

Contactslot met circuit lage stroomsterkte.


F12



15

Aanwezigheid aanhanger, regen-/lichtsterktesensor,
voeding zekeringen F32, F34, F35.


F13



5

Servicecentrale motor, elektronische eenheid airbags.


F14



15

Instrumentenpaneel, display van het
instrumentenpaneel, voeding zekering F33.


F15



30

Vergrendeling en supervergrendeling.


F17



40

Achterruitverwarming, voeding zekering F30.


SH



-

Shunt tijdens opslag.

Page 195 of 328

193
PRAKTISCHE INFORMATIE


Zekering




Ampère
(A)



Functies




F29


- Niet gebruikt.


F30



5

Verwarming buitenspiegels.


F31



30

12V-aansluiting bagageruimte.


F32



5



Selectiehendel gestuurde handgeschakelde versnellingsbak.



F33



10

Head-up display, handsfree set, airconditioning.


F34



5

Display waarschuwingslampjes veiligheidsgordels.


F35



10

Parkeerhulp, toestemming hifi -versterker.


F36



10

Elektronische eenheid servicecentrale
trekhaakaansluiting, paneel bestuurdersportier.


F37



20

Hifi -versterker.


F38



30

Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel.


F39



20

Zonnescherm panoramadak.


F40



-

Niet gebruikt.

Page 196 of 328

194
PRAKTISCHE INFORMATIE

Zekeringen motorruimte

De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).

Toegang tot de zekeringen


)
Maak het deksel los.

)
Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

)
Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast.

Overzicht zekeringen


Zekering





Ampère

(A)



Functies




F1



20

Voeding elektronische eenheid motor,
elektrokleppen inspuitpomp en EGR (2.0 HDi),
verstuivers
(2.0 HDi).


F2



15

Claxon.


F3



10

Ruitensproeiers voor en achter.


F4



10

Verlichting overdag.


F5



15

Elektrokleppen absorptievat, wastegate en
drukregeling turbocompressor (1.6 THP),
verwarmingselement oliedampen (1.6 THP),
voorverwarming brandstof (1.6 HDi).


F6



10

Diagnoseaansluiting, bochtverlichting, pomp
roetfi lter (diesel),Distance alert, niveaucontact
koelvloeistof, schakelaar bediening buitenspiegels.


F7



10

Elektronische eenheid stuurbekrachtiging,
automatische transmissie, motor hoogteregeling
bochtverlichting.


F8



20

Bediening startmotor.


F9



10

Schakelaars koppeling- en rempedaal.


F10



30

Regelorganen elektronische eenheid motor
(benzine: bobines, elektrokleppen, lambdasondes,
verstuivers, verwarmingselementen,
brandstofpomp, elektronische thermostaat)
(diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen).


F11



40

Aanjager airconditioning.

Page 197 of 328

195
PRAKTISCHE INFORMATIE


Zekering





Ampère

(A)



Functies




F12



30

Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.


F13



40

Voeding intelligente servicecentrale (BSI)
(+ na contact).


F14



30

Luchtpomp.


F15



10

Grootlicht rechts.


F16



10

Grootlicht links.


F17



15

Dimlicht links.


F18



15

Dimlicht rechts.


F19



15

Verwarmingselement oliedampen (1.6 VTi),
elektroklep regeling turbodruk (diesel),
niveaucontact koelvloeistof (diesel).


F20



10

Elektronische thermostaat, elektrokleppen
variabele distributie, elektroklep turbodrukregeling
(Diesel), niveaucontact koelvloeistof (Diesel).


F21



5

Voeding relais motorventilateurgroep,
voeding relais Valvetronic (1.6 VTi), koeling
turbocompressor
(1.6 THP), luchthoeveelheidsmeter (1.6 HDi).

Page 198 of 328

196
PRAKTISCHE INFORMATIE

Overzicht minizekeringen en tussenmaat zekeringen boven de accu

Overzicht hoofdzekeringen



Zekering






Ampère

(A)



Functies




F1



-

Niet gebruikt.


F2



5

Rempedaalschakelaar met twee functies.


F3



5

Eenheid laadtoestand accu.


F4



25

Elektrokleppen ABS/ESP.


F5



5

Elektronische eenheid ABS/ESP.


F6



15

Automatische transmissie, gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak.


F7 *



80

Elektropompgroep stuurbekrachtiging.


F8

*


60

Motorventilateur.


F9 *



80/30

Elektronische eenheid voorgloeien (diesel),
elektromotor Valvetronic (1.6 THP).


F10 *



40

Elektropompgroep ABS/ESP.


F11 *



100

Eenheid veiligheidsschakeling.


F12 *



30

Elektropompgroep gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak.

Zekering


Ampère
(A)



Functies




MF1 *



-

Niet gebruikt.


MF2 *



30

Servicecentrale trekhaakaansluiting.


MF3 *



50

Zekeringkast interieur.


MF4 *



80

Intelligente servicecentrale (BSI).


MF5 *



80

Intelligente servicecentrale (BSI).


MF6 *



30

Elektrische parkeerrem.


MF7 *



30

Stoelverwarming vóór.


MF8 *



20

Koplampsproeiers.
*
De hoofdzekeringen en bepaalde ze-
keringen zorgen voor een extra be-
veiliging van de elektrische installatie.
Werkzaamheden aan deze zekeringen
dienen door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats uit-
gevoerd te worden.

Page 199 of 328

PRAKTISCHE INFORMATIE
12V-ACCU
Procedure voor het opladen van de
accu en het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met be-
hulp van startkabels.

Toegang tot de accu

Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels


)
Sluit de rode kabel aan op de (+)
pool van de ontladen accu A
en ver-
volgens op de (+) pool van de hulp-
accu B
.

)
Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu B
.

)
Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op het
massapunt C
van uw auto (motor-
steun). De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:


)
open de motorkap met de hendel in
het interieur en vervolgens de veilig-
heidshaak aan de buitenzijde,

)
bevestig de motorkapsteun,

)
verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de twee accupolen.

)
maak indien nodig de zekeringkast
los om de accu te verwijderen.






Deze sticker geeft aan dat er een speci-
ale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag
worden bij het PEUGEOT-netwerk of bij
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is.

Na het monteren van de accu kan het,
afhankelijk van de weersomstandighe-
den en de laadtoestand van de accu,
enkele uren (tot ongeveer 8 uur) duren
voordat het Stop & Start-systeem weer
zal werken.

Voor het opladen van de accu van het
Stop & Start-systeem hoeven de accu-
kabels niet losgenomen te worden.

)
Stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.

)
Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.

Page 200 of 328

198
PRAKTISCHE INFORMATIE


Accukabels loskoppelen


)
Trek de vergrendelingshendel zo
ver mogelijk omhoog.


Weer aansluiten van de kabels


)
Plaats de geopende accupoolklem
1
op de pluspool (+) van de accu.

)
Druk verticaal op de accupoolklem 1

om hem goed tegen de accu aan te
drukken.

)
Zet de accupoolklem vast door de
pasnok opzij te bewegen en vervol-
gens de hendel 2
omlaag te duwen.
Maak de accupoolklemmen
niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder
de accupoolklemmen los te
nemen.
Het is bij een auto met een gestuurde
handgeschakelde zesversnellings-
bak of een automatische transmissie
niet toegestaan om de auto aan te
duwen om de motor te starten.

Accu's bevatten schadelijke
stoffen, zoals zwavelzuur en
lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden
afgevoerd en mogen in geen geval
bij het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.

Laden met behulp van een
acculader


)
Maak de accupoolklemmen los.

)
Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

)
Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

)
Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en klem-
men.


Het is raadzaam de accu los
te koppelen als uw auto lan-
ger dan een maand buiten ge-
bruik is.
Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van
het contact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voor-
dat u de accukabels loskoppelt.

Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut
alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitiali-
seerd kunnen worden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen voor-
doen.
Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk
voor het zelf opnieuw initialiseren van:


- de sleutel met afstandsbediening,

- het zonnescherm van het panora-
madak,

- het GPS-navigatiesysteem.

Forceer de hendel niet, aangezien de
accupoolklem niet kan worden vergren-
deld als deze niet correct is geplaatst;
herhaal de procedure.

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 330 next >