PEUGEOT 3008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Page 111 of 360
109
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
F Draai aan ring A om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Automatisch inschakelen van het
dimlicht als het donker wordt.
Dagrijverlichting/Dimlicht/Grootlicht.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
" Highway-functie "
Bij de uitvoeringen met "Full
led"-koplampen wordt vanaf een
wagensnelheid van 110 km/h het bereik
van de lichtbundel van de dimlichten
automatisch vergroot.
Zonder automatische verlichting
Met automatische verlichting
Overschakelen van dim- naar grootlicht
F Trek de hendel B naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug
of om de grootlichtassistent te activeren.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar
u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Lichten uit (afgezet contact)/
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Een defecte lamp wordt
gesignaleerd door het permanent
branden van dit lampje in combinatie
met de weergave van een melding
en een geluidssignaal.
4
Verlichting en zicht
Page 112 of 360
110
Mistverlichting
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht verblindend
voor medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór
en de mistachterlichten uitsluitend bij mist
of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende licht kan
waarnemen.
Schakel de mistverlichting uit zodra deze
niet meer nodig is.Mistachterlichten
Het dimlicht of het grootlicht moet zijn
ingeschakeld. Draai aan ring C en laat deze los:
F
n
aar voren om de mistachterlichten in te
schakelen,
F n aar achteren om de mistachterlichten uit te
schakelen.
Mistlampen vóór en
mistachterlichten
Parkeerverlichting, dimlicht of grootlicht
moet zijn ingeschakeld.
Draai aan ring C en laat deze los:
F
e
enmaal naar voren om de mistlampen vóór
in te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
e
en tweede maal naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen. De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het afzetten
van het contact
Om de verlichting weer aan te zetten, draait u
de ring A in de stand 0 – lichten gedoofd, en
kiest u ver volgens de door u gewenste stand.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te geven
dat de verlichting nog brandt.
De verlichting gaat vanzelf na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar
e c o - m o d e).
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Verlichting en zicht
Page 113 of 360
111
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstraal van
de "Full led"-koplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting/
Parkeerlichten
De LED’s van de lampen aan de voorkant en
de achterkant van de auto gaan automatisch
branden wanneer de motor wordt gestart.De verlichting doet dienst als:
-
D
agrijverlichting (lichtschakelaar in de stand
" 0 " of " AUTO " als er voldoende licht in de
omgeving is).
-
P
arkeerlicht (lichtschakelaar in de stand
" AUTO " als er weinig licht in de omgeving is
of in de stand "alleen parkeerlicht" of "dim-/
grootlicht").
Richtingaanwijzers
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het weerstandspunt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het weerstandspunt.
Wanneer bij een snelheid van meer
dan 60 km/h de richtingaanwijzers na
meer dan 20 seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt automatisch het
verklikkergeluid versterkt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Bij uitvoeringen met richtingaanwijzers met
LED-verlichting knipperen de LED's sequentieel.
De sterkte van de dagrijverlichting wordt minder
tijdens het knipperen van de richtingaanwijzers.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
V
olgens uitvoering: duw de lichtschakelaar
binnen één minuut na het afzetten van
het contact omhoog of omlaag om de
parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van
de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag
duwen; parkeerlichten links gaan branden).
4
Verlichting en zicht
Page 114 of 360
112
Automatische verstelling
van de koplampen met "Full
led"-technologie
In het geval van een storing
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Raak de "Full led"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de
laagste stand.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Automatische verlichting
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het lampje
van de desbetreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
Koplampen verstellen
Handmatige verstelling van
de halogeen koplampen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier.
1 5 personen.
2 Niet gebruikt.
3 5 personen + belading in de
bagageruimte. 4
Niet gebruikt.
5 Bestuurder + belading in de
bagageruimte.
6 Niet gebruikt.
Stand 0 : basisinstelling.
Om verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen corrigeert dit systeem automatisch de
hoogte van de lichtbundel van dit type koplampen
overeenkomstig de belading van de auto.
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen
Verlichting en zicht
Page 115 of 360
113
F Draai de ring in de stand "AUTO".
Als de functie wordt geactiveerd, verschijnt er
tevens een melding.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte
voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld. Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde
van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Automatische follow me
home-verlichting
Als de functie "Automatische verlichting"
is geactiveerd, worden onder donkere
omstandigheden de parkeerlichten, het dimlicht
de instapverlichting in de buitenspiegels
automatisch ingeschakeld bij het afzetten van
het contact.
Het in- of uitschakelen van de functie en de
tijdsduur van de follow me home-verlichting zijn
in te stellen via het configuratiemenu op het
scherm van de auto.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Bij uitvoeringen zonder "Automatische
verlichting" wordt de handbediende follow me
home-verlichting na 30 seconden automatisch
uitgeschakeld.
Bij uitvoeringen met "Automatische verlichting"
is de duur van de handbediende follow me
home-verlichting gelijk aan de ingestelde
duur van de automatische follow me home-
verlichting.
Automatische
instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan bij een geringe lichtsterkte
van de omgeving na het vergrendelen van
de auto de parkeerlichten, het dimlicht en de
instapverlichting in de buitenspiegels branden.
Het in- en uitschakelen en de duur van het
branden van de instapverlichting kunnen
worden ingesteld via het configuratiemenu op
het scherm van de auto.
4
Verlichting en zicht
Page 116 of 360
114
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht, het verkeer en voor het
naleven van de verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Instapverlichting
De beschikbaarheid van deze functie is
afhankelijk van de uitvoering.
F
D
ruk kort op deze toets van de
afstandsbediening.
De parkeerlichten, het dimlicht, de
kentekenplaatverlichting en de instapverlichting
in de buitenspiegels gaan gedurende
30
seconden branden.
Door de toets nogmaals in te drukken ter wijl
de verlichting nog brandt, wordt de verlichting
onmiddellijk uitgeschakeld.
Instapverlichting
buitenspiegels
Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,
worden de volgende delen verlicht:
-
h
et opper vlak naast het bestuurders- en het
passagiersportier,
-
h
et opper vlak voor de spiegel en achter de
voorportieren.
Inschakelen
Als de knop van de plafonnier
vóór in deze stand staat, wordt
de instapverlichting automatisch
ingeschakeld:
Ongeacht de stand van de knop van de
plafonnier vóór wordt de instapverlichting in de
buitenspiegels ook ingeschakeld in combinatie
met de instapverlichting buitenzijde en de
follow me home-verlichting. -
bij
het ontgrendelen,
-
a
ls er een portier geopend wordt,
-
a
ls een verzoek wordt ontvangen van de
afstandsbediening voor het lokaliseren van
de auto.
Uitschakelen
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Verlichting en zicht
Page 117 of 360
115
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand " AUTO".
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen. F
S
electeer in het menu
Auto/Rijden het tabblad
" Rijfuncties " en daarna
" Automat. aan/uit grootlicht ".
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat:
-
d
e dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat: -
h
et grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden. Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat uit als de
functie wordt uitgeschakeld.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
F
G
eef een lichtsignaal om de werking
van de functie te onderbreken; het
verlichtingssysteem wordt overgeschakeld
op de stand "automatische verlichting":
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" groen brandden, zal het
systeem overschakelen op het grootlicht,
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" blauw brandden, zal het
systeem overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
4
Verlichting en zicht
Page 118 of 360
116
Statische bochtverlichtingEr kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
b
ij slecht zicht (sneeuw, zware
regenval enz.),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit
als het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
v
oertuigen waar van de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-
v
oertuigen die zich aan de top of de
voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden. Deze functie, aanwezig op uitvoeringen met
"Full led"-koplampen, zorgt er voor dat tijdens
het rijden met dim- of grootlicht de mistlamp
vóór wordt ingeschakeld om de binnenkant van
de bocht extra te verlichten bij snelheden tot
40
km/h (handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz.). Met statische bochtverlichting
Zonder statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
De statische bochtverlichting kan
worden in- en uitgeschakeld via
het menu Auto/Rijden
van het
touchscreen.
Verlichting en zicht
Page 119 of 360
117
Ruitenwisserschakelaar
Inschakelen
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt verdraaid.
Uitschakelen
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende instellingen mogelijk:
-
a
utomatische werking van de ruitenwissers vóór,
-
a
utomatisch inschakelen van de ruitenwisser
achter bij het inschakelen van de
achteruitversnelling.
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen. Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Ruitenwissers vóór
A.
Selecteren van de wissnelheid: zet de
schakelaar in de gewenste stand.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
of Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens
loslaten).
Eén keer wissen (de hendel
even naar u toe trekken).
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische ruitenwissers
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Intervalwissen (wissnelheid
afhankelijk van de rijsnelheid).
Stop.
4
Verlichting en zicht
Page 120 of 360
118
Ruitenwisser achter
B. Ring voor de selectie van de ruitenwisser
achter: draai de ring tot het gewenste symbool
tegenover de markering staat.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu op het scherm van
de auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Uit.
Interval.
Sproeien en wissen.
Draai de ring tot deze niet verder kan; de
ruitensproeier achter werkt en vervolgens zal
de wisser gedurende enige tijd wissen.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwisser achter uit bij sneeuwval, strenge
vorst of als een fietsendrager op de trekhaak
is bevestigd. Dit kan worden uitgevoerd via
het configuratiemenu van de auto.
Ruitensproeiers voorruit
F Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken Bij dit ruitensproeiersysteem voor
de voorruit zijn de sproeierkoppen
geïntegreerd in de ruitenwisserarmen.
De ruitensproeier vloeistof wordt over de
gehele lengte van het ruitenwisserblad
op de voorruit gesproeid. Dit zorgt voor
beter zicht en een lager verbruik van
ruitensproeiervloeistof.
In sommige gevallen, afhankelijk van de
samenstelling of kleur van de vloeistof en
het omgevingslicht is het sproeien van de
vloeistof nauwelijks merkbaar.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang
het ruitensproeiervloeistofreservoir
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als
er geen risico is van bevriezing van de
vloeistof op de voorruit; hierdoor zou het
zicht namelijk kunnen afnemen. Gebruik
's winters altijd een ruitensproeiervloeistof
die voldoende tegen vorst beschermd is.
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen
de ruitenwissers nog één keer.
Verlichting en zicht