PEUGEOT 3008 2018 Instructieboekje (in Dutch)

Page 161 of 360

159
Trap bij stilstaande auto niet onnodig het
gaspedaal in, omdat hierbij de parkeerrem
kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de
parkeerrem automatisch aangetrokken als
u de motor afzet.
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken".
Als de motor is afgeslagen of is afgezet door de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem, wordt
de parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is
geactiveerd, kunt u op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met
de hendel.
Bijzonderheden
Onder bepaalde omstandigheden kan het
nodig zijn om de parkeerrem handmatig aan te
trekken.
Stilzetten van de auto, bij
draaiende motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende
motor kort aan de hendel. Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken".
Parkeren van de auto met
vrijgezette parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden
(vorst) is het raadzaam de parkeerrem niet
te gebruiken.
Schakel om te voorkomen dat de auto
wegrolt een versnelling in of plaats de
wielblokken tegen een van de wielen.
Stilzetten van de auto, met de parkeerrem
vrijgezet.
F

Z
et de motor af.
Het branden van het lampje op het instrumentenpaneel en op de hendel
bevestigt dat de parkeerrem is
aangetrokken,
F

Z
et het contact weer aan, zonder de motor
te starten. Als de parkeerrem volledig is
vrijgezet, wordt dit bevestigd
door het doven van het lampje
remsysteem en het lampje P op de
hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem vrijgezet".
F
Z
et het contact af.
Bij een auto met een automatische
transmissie wordt de stand P automatisch
ingeschakeld als het contact wordt
afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de automatische
transmissie , in het bijzonder met
betrekking tot het in de vrijloop zetten van
de auto.
Bij uitvoeringen met een automatische
transmissie klinkt een geluidssignaal
als de stand N wordt geselecteerd.
Het geluidssignaal stopt zodra u het
bestuurdersportier weer sluit.
F

Z
et de parkeerrem handmatig vrij door
op de hendel te drukken ter wijl u het
rempedaal ingetrapt houdt.
6
Rijden

Page 162 of 360

160
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen (in het geval van
autopech), kan het noodzakelijk zijn om de
automatische werking van het systeem uit te
schakelen.
F
S
tart de motor.
F

T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
F

L
aat het rempedaal volledig los.
F

H
oud de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F

L
aat de hendel los.
F

T
rap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
F

H
oud de hendel gedurende 2 seconden in
de stand voor het aantrekken. Het uitschakelen van de
automatische werking wordt
bevestigd door het branden van dit
lampje op het instrumentenpaneel.
F L aat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het lampje
op het instrumentenpaneel.
Noodremfunctie
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt), kan de auto worden
afgeremd door aan de parkeerremhendel te
trekken en deze vast te houden. De auto wordt
afgeremd zolang aan de parkeerremhendel wordt
getrokken. Het afremmen wordt onderbroken als
de parkeerremhendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en DSC zorgen er voor dat
de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie
actief is.
Bij een storing aan de systemen ABS en DSC,
aangegeven door het branden van een van de twee
lampjes op het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit
van de auto niet meer worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen
dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de
hendel te trekken en deze weer los te laten tot de
auto stilstaat.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt de melding
"Parkeerrem defect" op het instrumentenpaneel.
Rijden

Page 163 of 360

161
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar
links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken: zorg dat de
versnellingshendel altijd in de vrijstand
staat en trap het koppelingspedaal in.
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Als u dit niet doet, kan de versnellingsbak
onherstelbaar beschadigd raken (door
per ongeluk inschakelen van de 3
e of 4e
versnelling).
Automatische transmissie
( E AT 6 / E AT 8)
Automatische transmissie met zes of acht
versnellingen en een impulsselectiehendel.
De transmissie biedt ook de mogelijkheid
handmatig te schakelen met de schakelflippers
aan de stuurkolom.
Standen van de transmissie
N. Neutraalstand.
Om de auto te verplaatsen met afgezet
contact: in bepaalde wasstraten, bij het
slepen van de auto enz.
D. Automatische stand.
De transmissie schakelt zelf de juiste
versnelling in, afhankelijk van uw rijstijl,
het wegprofiel en de belading van de
auto.
M. Handbediende stand.
De bestuurder schakelt met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
P. Parkeerstand.
Parkeren van de auto: de voor wielen
worden geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling (Reverse).
Impulsselectiehendel
A.To e t s P .
Om de transmissie in stand P te
schakelen.
6
Rijden

Page 164 of 360

162
SPORT
Beweeg de impulsselectiehendel één of twee
keer naar voren (N of R) of naar achteren ( N of
D ), indien nodig tot voorbij het weerstandspunt.
Zodra u de impulsselectiehendel loslaat, keert
hij terug naar zijn oorspronkelijke positie.
U kunt bijvoorbeeld op twee manieren vanuit
de stand P de stand R te selecteren: door de
impulsselectiehendel twee keer naar voren te
bewegen tot aan het weerstandspunt of één keer naar
voren te bewegen tot voorbij het weerstandspunt.
-

I
n het eerste geval wordt de transmissie vanuit
de stand P in de stand N en ver volgens vanuit de
stand N in de stand R gezet.
-

I
n het tweede geval wordt de transmissie vanuit
de stand P direct in de stand R gezet.
Schakelflippers aan het stuurwiel
In de stand M of D kan de bestuurder met de
schakelflippers handmatig schakelen.
B.
To e t s Unlock .
Om de transmissie te deblokkeren
en vanuit de stand P , met ingetrapt
rempedaal, een andere stand in te
schakelen, of de stand R in te schakelen.
Druk eerst op deze toets voordat u de
selectiehendel bedient.
C. To e t s M .
Om vanuit de stand D over te schakelen
op de handbediende stand.
D. Verklikkerlampjes voor transmissiestand
(P, R, N, D) . Met de flippers is het niet mogelijk de
neutraalstand en de achteruitversnelling in
te schakelen of uit de achteruitversnelling
te schakelen.
To e t s " S p o r t "
Als bij draaiende motor met deze toets het
Sport-programma wordt geactiveerd, schakelt
de transmissie bij een hoger toerental op zodat
een sportievere rijstijl mogelijk is.
Het programma wordt automatisch
uitgeschakeld bij het afzetten van het contact.
Activeren van het programma Sport
of het Driver
Spor t Pack wordt niet aanbevolen in de volgende
situaties:
-

g
ebruik van een andere stand van de
Advanced Grip Control dan de standaardstand,
-

h
et minimumniveau van de brandstofvoorraad
is bereikt,
-

h
et minimumniveau van de AdBlue-voorraad is
bereikt.
Bij aangekoppelde aanhangwagen heeft
het indrukken van deze toets geen effect.
Programma Sport
Door in de stand D deze toets in te drukken
wordt het programma Sport geactiveerd.
De letter " S" wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
F Beweeg de rechter flipper " +" kort naar u toe
om een hogere versnelling in te schakelen.
F

B
eweeg de linker flipper " -" kort naar u toe
om een lagere versnelling in te schakelen.
Rijden

Page 165 of 360

163
SPORT
Driver Sport Pack
Het oranje verklikkerlampje van de
toets brandt als het Driver Spor t
Pack is ingeschakeld.
Weergave op het instrumentenpaneel
Als het contact aan staat, wordt bij het openen
van het bestuurdersportier een melding
weergegeven waarin u wordt gevraagd de
transmissie in de stand P te zetten.
Bij het afzetten van het contact blijft de stand
van de transmissie nog enkele seconden
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Werking
U kunt de functie activeren/deactiveren:
-
d oor op deze toets te drukken,
of
-

v
ia de functie i-Cockpit Amplify , door de
configuratie van een ambiance via het het
touchscreen te wijzigen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over het Driver Spor t Pack en
de functie i-Cockpit Amplify .
Als het contact aan staat, wordt de stand
van de transmissie weergegeven op het
instrumentenpaneel:
P : parkeren.
R : achteruitversnelling.
N : neutraalstand.
D1...D6 of D8 : automatische stand.
S : programma Sport of Driver Sport Pack. M1...M6 of M8
: handbediende stand.
- : schakelcommando van de bestuurder in de
handbediende stand niet opgevolgd.
Als bij draaiende motor het rempedaal moet worden
ingetrapt en/of de toets Unlock moet worden ingedrukt
om van stand te veranderen, wordt dit aangegeven met
een waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel.
Alleen de verzoeken voor het veranderen van de stand
die correct uitvoerbaar zijn, worden uitgevoerd.
Als bij draaiende motor en vrijgezette
parkeerrem de stand R , D of M wordt
geselecteerd, zet de auto zich in beweging
zonder dat u het gaspedaal hoeft in te
trappen.
Laat nooit kinderen alleen achter in de
auto als de motor nog draait. Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het
rempedaal – Kans op beschadiging van
de transmissie!
Plaats bij een lege accu altijd de met
het boordgereedschap meegeleverde
wielblokken tegen een van de wielen om
de auto op zijn plaats te houden.
Algemeen
Deblokkeren van de transmissie:
-
v anuit stand P :
F

t
rap het rempedaal volledig in,
F

d
ruk op de toets Unlock ,
F

se
lecteer een andere stand terwijl u het
rempedaal ingetrapt en de toets Unlock
ingedrukt houdt.
-
A

ls de neutraalstand N is geselecteerd en
bij een snelheid lager dan 5 km/h:
F

t
rap het rempedaal volledig in,
F

se
lecteer een andere stand terwijl u het
rempedaal ingetrapt houdt.
Om de achteruitversnelling te selecteren:
F

b
reng de auto volledig tot stilstand,
F

d
ruk op de toets Unlock ,
F

b
eweeg de selectiehendel één of twee keer
naar voren.
Om de handbediende stand te selecteren:
F

s
electeer eerst de stand D ,
F

d
ruk op de toets M ; het groene lampje van
de toets gaat branden.
6
Rijden

Page 166 of 360

164
Zet het contact alleen af als de auto stilstaat.
Om de auto in de vrijloop te zetten, met
afgezette motor:
F
s
electeer ter wijl de auto met draaiende
motor stilstaat de stand N ,
F

z
et de motor af,
F

z
et het contact binnen vijf seconden weer
aan,
F

h
oud het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel één keer naar voren of naar
achteren om de stand N te bevestigen en
zet de elektrische parkeerrem handmatig
vrij,
F

zet
het contact af.
Als u langer dan vijf seconden wacht, wordt de
transmissie in de stand P gezet. U moet in dat
geval de procedure nogmaals uitvoeren.
Als u het bestuurdersportier opent ter wijl
de stand N is geselecteerd, klinkt een
geluidssignaal. Het geluidssignaal stopt
zodra u het bestuurdersportier weer sluit.
Bijzonderheden van de
automatische stand
De transmissie schakelt zelf de meest
geschikte versnelling, waarbij rekening wordt
gehouden met de buitentemperatuur, het
wegprofiel, de belading van de auto en de rijstijl
van de bestuurder.
Als u maximaal wilt accelereren zonder
de selectiehendel te bedienen, trap dan
het gaspedaal volledig in (kick down). De
transmissie schakelt automatisch terug of
houdt de ingeschakelde versnelling vast tot het
maximale toerental van de motor is bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug voor een betere
motorremwerking.
Met de schakelflippers aan de stuurkolom
kan de bestuurder tijdelijk zelf schakelen als
de wagensnelheid en het motortoerental dit
toelaten.
Bijzonderheden van de
handbediende stand
De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden
waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven.
Starten en wegrijden
Vanuit de stand P :
F T rap het rempedaal stevig in.
F

S
tart de motor.
F

H
oud het rempedaal ingetrapt en druk op de
toets Unlock .
F

B
eweeg de selectiehendel twee keer naar
achteren om de automatische stand D te
selecteren of twee keer naar voren om de
achteruitversnelling R in te schakelen.
Vanuit de neutraalstand N :
F

T
rap het rempedaal stevig in.
F

S
tart de motor.
F

H
oud het rempedaal ingetrapt, druk de
selectiehendel naar achteren om de
automatische stand D te selecteren of naar
voren ter wijl u de toets Unlock indrukt om
de achteruit R in te schakelen.
Ver volgens, vanuit de stand P of N :
F

L
aat het rempedaal los.
F

G
eef geleidelijk gas om de elektrische
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
F

A
ls de parkeerrem is vrijgezet, zet de auto
zich onmiddellijk in beweging.
Om de handmatige bediening af te sluiten:
F
b
eweeg de selectiehendel één keer naar
voren om de stand D weer te selecteren.
of
F

d

ruk op de toets M ; het lampje van de toets
gaat uit.
Rijden

Page 167 of 360

165
Laat onder winterse omstandigheden
(temperatuur lager dan -23°C) de motor
enkele minuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
motor en de transmissie.
Parkeren van de auto
Ongeacht de stand van de transmissie wordt
bij het afzetten van het contact automatisch
de stand P ingeschakeld, behalve als de
transmissie in de stand N staat. In dat geval
wordt de stand P na 5 seconden ingeschakeld
(om de vrijloop te kunnen activeren).
Controleer of de stand P inderdaad is
ingeschakeld en of de elektrische parkeerrem
automatisch is aangetrokken; zo niet, trek de
parkeerrem dan handmatig aan.De desbetreffende lampjes van de
selectiehendel en de hendel van
de elektrische parkeerrem, en de
lampjes op het instrumentenpaneel
moeten branden.
Storing
Storing van de transmissie
Als het contact aan staat, wordt
een storing aangegeven door
het branden van dit lampje, in
combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Storing van de selectiehendel
Kleine storing Ernstige storing
Zet de auto zo snel mogelijk op een
veilige plaats stil en neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij het afzetten van het contact schakelt
de transmissie automatisch de stand P in.
De transmissie gaat over op het noodprogramma: de
transmissie wordt geblokkeerd in de derde versnelling
van de stand D , de schakelflippers werken niet meer
en de stand M kan niet meer worden gebruikt. U kunt
dan een hevige schok voelen bij het inschakelen van
de achteruitversnelling. Dit is niet schadelijk voor de
transmissie.
Rijd niet sneller dan 100 km/h, waar dat is
toegestaan.
Neem zo snel mogelijk contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
U wordt gewaarschuwd door het
branden van het lampje in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
In bepaalde gevallen gaan de lampjes
van de selectiehendel niet branden, maar
wordt de status van de transmissie nog wel
weergegeven in het instrumentenpaneel. U wordt gewaarschuwd door het
branden van dit lampje.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief als:
-

d
e auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
-
a

an bepaalde hellingcondities is voldaan,
-
he

t bestuurdersportier is gesloten.
Rijd voorzichtig en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
6
Rijden

Page 168 of 360

166
SPORT
De functie Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto stil te
zetten, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Werking
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt deze even
op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal
loslaat:
-
a
ls bij de handgeschakelde versnellingsbak de eerste
versnelling of de neutraalstand is ingeschakeld,
-

a
ls bij de automatische transmissie de stand D of M
is ingeschakeld.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.
Storing
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het lampje
van de parkeerrem en het lampje P op de
hendel permanent branden.
Bij een systeemstoring gaan deze lampjes
branden. Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.Driver Sport Pack
Dit pakket beïnvloedt:
- het motorgeluid,
-
de

stuurbekrachtiging,
-
d

e acceleratie,
-

h
et schakelprogramma van de automatische
transmissie,
-

d
e weergave op het instrumentenpaneel
van informatie over de dynamische
parameters van de auto (weergavemodus
"PERSOONLIJK").
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze toets; het oranje lampje van de toets gaat
branden om te bevestigen dat
de functie is geactiveerd.
Het Driver Sport Pack wordt ook
aangestuurd door de functie
i-Cockpit Amplify .
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie i-Cockpit
Amplify .
Als het oranje lampje knippert, kan de
functie niet worden geactiveerd (bijv. als
Park Assist is geselecteerd).
Als het lampje langdurig blijft knipperen,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden

Page 169 of 360

167
Weergave
Selecteer om deze informatie op het
instrumentenpaneel weer te geven de
weergavemodus "PERSOONLIJK" en
vervolgens het gewenste type informatie.Deze telemetrische gegevens (geleverd
vermogen, vuldruk, koppel, versnelling
in lengte- en dwarsrichting enz.) dienen
uitsluitend ter indicatie.
Schakelindicator
(Afhankelijk van de motoruitvoering.)
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te reduceren.
Werking
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor
het al dan niet opvolgen van een schakeladvies
van het systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Bij auto's met een automatische
transmissie werkt dit systeem alleen in
de

handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-

d
e eerste versnelling in te schakelen,
-

t
erug te schakelen,
-
d

e achteruitversnelling in te schakelen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen over te
slaan. U kunt deze aanwijzing opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.Tank nooit als de motor in de STOP-stand
staat; zet in dat geval altijd het contact af
met de sleutel of met de knop " S TA R T/
STOP ".
Werking
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Dit verklikkerlampje op het instrumenten-
paneel gaat branden en de motor wordt
automatisch in de STOP-stand gezet:
- Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak : als u bij een snelheid
lager dan 3 km/h bij uitvoeringen met
1.5 BlueHDi-motor of bij stilstaande
auto
6
Rijden

Page 170 of 360

168
bij uitvoeringen met PureTech 130,
1.6 BlueHDi- of 2.0 BlueHDi 150 -motor de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat,
-

B
ij een auto met een automatische
transmissie : als u bij een snelheid
lager dan 20 km/h bij uitvoeringen met
1.5
BlueHDi- of 2.0 BlueHDi 180 -motor of
bij stilstaande auto bij andere uitvoeringen
het rempedaal intrapt of de selectiehendel
in de stand N
zet.
Een teller registreert hoe lang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd. De teller wordt,
elke keer als u het contact met de sleutel of de
toets "START/STOP" aanzet, weer op nul gezet.
Voor uw comfort tijdens
parkeermanoeuvres zal de STOP-stand
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Het Stop & Start-systeem heeft geen
invloed op de werking van andere
componenten van de auto, zoals de
remmen, de stuurbekrachtiging enz.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
- de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is vastgemaakt,
-

d
e auto sinds de laatste start (met de sleutel
of de " START/STOP "-knop) niet sneller dan
10 km/h heeft gereden,
-

d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-

d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-

d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
b

epaalde tijdelijke omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Overgang naar de START-stand
Dit lampje gaat uit en de motor wordt
automatisch gestart:
Bijzonderheden: START-stand
wordt automatisch geactiveerd
Uit veiligheids- of comfortover wegingen wordt
de START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he

t bestuurdersportier wordt geopend,
-

d
e veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
-

d
e rijsnelheid hoger is dan 25 km/h bij
de 2.0 BlueHDi 180 met automatische
transmissie in stand D , of 3
km/h bij andere
uitvoeringen,
-

d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e

r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning
enz.) waarbij controle van het systeem of
van de auto is vereist.
In dat geval knippert dit
verklikkerlampje een paar seconden,
waarna het uitgaat.
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
-

d

e auto op een steile helling staat
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he

t bestuurdersportier is geopend, In dit geval knippert dit lampje een
paar seconden, waarna het uitgaat.
Dit is volkomen normaal.
-

als u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak , het koppelingspedaal
volledig intrapt,
-

B

ij een automatische transmissie:


a

ls u, ter wijl de stand D of M is
geselecteerd, het rempedaal loslaat, •

o
f als u, ter wijl de stand N is geselecteerd
en het rempedaal is losgelaten, de stand
D of M selecteert,

o
f als u de achteruitversnelling inschakelt.
Dit is volkomen normaal.
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 360 next >