PEUGEOT 3008 2018 Instructieboekje (in Dutch)

Page 191 of 360

189
Storing
In het geval van een storing van
de snelheidsregelaar wordt u
gewaarschuwd door het branden van
dit lampje en de weergave van een
melding op het instrumentenpaneel,
in combinatie met een geluidssignaal.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Distance Alert en Active
Safety Brake
Dit rijhulpsysteem heeft drie functies:
- D istance Alert (waarschuwing bij een
dreigende aanrijding),
-
I

ntelligente noodremassistentie,
Activerings- en
bedieningsvoorwaarden
De auto is voorzien van een camera boven aan
de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering,
van een radar in de voorbumper.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats alvorens
de voorbumper te spuiten of de lak er van bij
te werken. Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radar beïnvloeden.- Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
Distance Alert : waarschuwt de bestuurder
wanneer er een risico bestaat op een aanrijding
met een voorligger of een voetganger op de
rijstrook.
Intelligente noodremassistentie: vergroot
het remvermogen wanneer de bestuurder het
rempedaal niet ver genoeg intrapt.
Active Safety Brake : treedt in werking wanneer
de bestuurder, na de waarschuwing, niet snel
genoeg reageert en niet remt.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de
bestuurder, een aanrijding te voorkomen of
de zwaar te van de aanrijding te beperken
door de snelheid van de auto te verminderen.Het systeem is actief vanaf een snelheid van
ongeveer 7 km/h en wordt gedeactiveerd als de
snelheid daalt tot onder de ongeveer 5 km/h.
Het detecteert:
-

v
an een kentekenplaat voorziene voertuigen
die in dezelfde rijrichting rijden of staan,
-

v
oetgangers op de rijbaan (fietsen,
motorfietsen, dieren en voorwerpen op de
rijbaan worden niet altijd gedetecteerd).
Dit systeem is ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer
in de gaten blijven houden en zich aan de
verkeersregels houden.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem
moet de bestuurder waakzaam blijven.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel
detecteert, wordt het remcircuit voorbereid
op een automatische remactie. Er kan dan
een zwak geluid hoorbaar zijn en mogelijk
lijkt de auto wat af te remmen.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen is het raadzaam
het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
-

b
ij het trekken van een aanhanger,
6
Rijden

Page 192 of 360

190
Het kan gebeuren dat waarschuwingen
niet, te laat of op onjuiste momenten
worden gegeven.
Daarom moet u altijd waakzaam blijven
zodat u op elk moment kunt ingrijpen om
een aanrijding te voorkomen.
Distance Alert
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
kans op een aanrijding en de door de bestuurder
geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen
meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd
en weergegeven op het instrumentenpaneel.
Niveau 1 (oranje): waarschuwing
door middel van visuele signalen
die aangeeft dat de afstand tot de
voorligger zeer klein is.
De melding Voertuig dichtbij wordt
weergegeven.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de
afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Niveau 2 (rood) : waarschuwing
door middel van visuele signalen
en geluidssignalen die aangeeft dat
een aanrijding dreigt.
De melding Remmen! wordt
weergegeven.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op
de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt
rekening gehouden met de beweging van
de auto, de snelheid van uw auto en die van
de voorligger, de weersomstandigheden, de
rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van
pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het
meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval
wordt waarschuwingsniveau 2 direct
weergegeven.
Belangrijk: waarschuwingsniveau
1 wordt nooit weergegeven als de
activeringsdrempel " Dichtbij" is
geselecteerd.
-
a
ls lange lading op allesdragers of een
imperiaal wordt vervoerd,
-

v

oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen,
-

v

oordat de auto op een rollenbank wordt
getest,
-

a

ls de auto wordt gesleept met draaiende
motor,
-

a

ls het noodreser vewiel (afhankelijk van de
uitvoering) is gemonteerd,
-

n

a een schok op de voorruit ter hoogte van
de detectiecamera,
-

a

ls de voorbumper is beschadigd (uitvoering
met radar),
-

a

ls de remlichten niet werken.Activeringsdrempel voor de
waarschuwing wijzigen
Deze drempel bepaalt de manier waarop u
wordt gewaarschuwd voor een rijdende of
stilstaande voorligger, of een voetganger op uw
rijstrook.
De actuele drempel kan worden gewijzigd via
het configuratiemenu van de auto.
U kunt een van drie vooraf gedefinieerde
drempels selecteren:
- "Ver ",
-
"Normaal ",
-
"Dichtbij".
De stand die als laatste gebruikt is, wordt
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Intelligente
noodremassistentie (IBA)
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen, vult
deze functie de remkracht aan voor zover dit
binnen de natuurkundige grenzen mogelijk is.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Rijden

Page 193 of 360

191
Als de radar en/of de camera de
aanwezigheid van een voertuig of
een voetganger hebben bevestigd,
knippert dit lampje als de functie
ingrijpt op het remsysteem.
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, is bedoeld om
de snelheid van de aanrijding te beperken
of de frontale aanrijding met de voorligger te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de camera
en (afhankelijk van de uitvoering) de radar
activeert de functie de remmen van de auto.
Belangrijk : als de werking van het
automatische noodremsysteem
wordt geactiveerd, moet u de
controle over uw auto overnemen en
remmen met het rempedaal om de
automatische remactie aan te vullen
of te beëindigen. De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal in te trappen.
Het moment van activeren van de remmen
kan worden aangepast aan het rijgedrag
van de bestuurder, zoals stuuracties of het
intrappen van het gaspedaal.
Als de functie in werking is, kunnen
er lichte trillingen voelbaar zijn in het
rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is
gekomen, blijven de remmen automatisch
1 tot 2 seconden geactiveerd.Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan
als de auto door het automatische
noodremsysteem tot stilstand wordt
gebracht.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat hij door
het automatische noodremsysteem tot
stilstand is gebracht. Houd het rempedaal
ingetrapt als u dit wilt voorkomen.
Specifieke werkingsvoorwaarden
De wagensnelheid moet liggen tussen 5 km/h
en 85 km/h (uitvoeringen met uitsluitend een
camera) of 140 km/h (uitvoeringen met camera
en radar) wanneer een bewegend voertuig
wordt gedetecteerd.
De wagensnelheid mag niet hoger zijn dan
80
km/h wanneer een stilstaand voertuig wordt
gedetecteerd.
De wagensnelheid mag niet hoger zijn dan
60 km/h wanneer een voetganger wordt
gedetecteerd.
Het ESP mag niet defect zijn.
Het DSC-systeem mag niet uitgeschakeld zijn.
Alle passagiersgordels moeten zijn
vastgemaakt.
De auto moet met een gestabiliseerde snelheid
op een weinig bochtige weg rijden.
Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld. Laat het
systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Het systeem kan worden uit- of ingeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
6
Rijden

Page 194 of 360

192
Het uitschakelen van het systeem
wordt gesignaleerd door het
branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van
een melding.
De camera werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-

s

lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, zware regenval, dichte mist
e n z .),
-
v

erblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.),
-

d

e camera of de radar is afgedekt (met
modder, ijs, sneeuw of is beslagen,
e n z .) .
Op uitvoeringen met alleen een camera,
geeft dit bericht aan dat de camera
is afgedekt: " Rijhulpcamera: zicht
beperkt, zie gebruikshandleiding ".
Onder deze omstandigheden werkt het
detectiesysteem mogelijk minder goed. Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
rondom de camera beslagen worden. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Ver wijder modder, sneeuw enz. van de
voorbumper vooral in de buurt van de
radar.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
alvorens de voorbumper te spuiten of
de lak er van bij te werken. Bepaalde
laksoorten kunnen de werking van de
radar beïnvloeden.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld nadat het gebruik van
het noodreservewiel is gedetecteerd
of een storing van de zijremlichten is
waargenomen.Storing
In het geval van een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door het branden van
dit lampje, in combinatie met de weergave
van een melding en een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Signalering onoplettendheid
Het is raadzaam om een pauze te nemen
wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval
elke twee uur.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie
alleen het systeem "Signaal rijtijd" of daarnaast
ook het systeem "Waarschuwing oplettendheid
bestuurder".
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
Ga niet rijden als u moe bent.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg voor meer informatie over het menu
het gedeelte met betrekking tot het scherm van
uw auto in de rubriek "Instrumentenpaneel".
Rijden

Page 195 of 360

193
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden met
een snelheid van meer dan 65 km/h
zonder dat hij een pauze heeft genomen.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet. -
h
et contact is enkele minuten afgezet
geweest,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Waarschuwing
oplettendheid bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Signaal rijtijd" aangevuld met het systeem
"Waarschuwing oplettendheid bestuurder".
Na drie waarschuwingen van het eerste niveau,
activeert het systeem een nieuwe waarschuwing
met de melding " Las een rustpauze in! ", in
combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
Wanneer volgens het systeem het gedrag
van het voertuig wijst op vermoeidheid of
onoplettendheid van de bestuurder, wordt het
eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door
de melding " Voorzichtig! ", in combinatie met
een geluidssignaal. Met behulp van een boven aan
de voorruit geplaatste camera
beoordeelt het systeem de
waakzaamheid van de bestuurder
door afwijkingen in de koers
van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 65 km/h).
6
Rijden

Page 196 of 360

194
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder
dat er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
sl

echt zicht (onvoldoende verlichting
van het wegdek, sneeuwval, harde
regen, dichte mist enz.),
-
v

erblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.),
-

g
edeelte van de voorruit voor de
camera vuil, beslagen, bevroren,
bedekt door sneeuw, beschadigd of
bedekt door een sticker,
-
w

egmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder,
of meerdere wegmarkeringen
(weggedeelte met werkzaamheden
e n z .),
-

g
eringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen),
-

s
malle, bochtige wegen, ...Lane Departure Warning
System
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken strepen
herkent, het onbedoeld overschrijden van een
rijstrookmarkering.
Om de actieve veiligheid te verhogen analyseert
de camera de beelden en activeert deze een
waarschuwing wanneer bij een wagensnelheid hoger
dan 60 km/h de aandacht van de bestuurder verslapt
en de auto de rijstrookmarkering overschrijdt.
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan op uitvoeringen zonder
touchscreen niet worden uitgeschakeld.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn aandacht
op het verkeer moet blijven vestigen.
Het systeem kan worden in- en
uitgeschakeld via het menu Auto/
Rijden van het touchscreen.
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Detectie
Als een koersafwijking wordt
gedetecteerd, wordt u gewaarschuwd
door het knipperen van dit lampje
op het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal.
Storing
In het geval van een storing
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Selecteer het tabblad " Rijfuncties" en daarna
het tabblad " Lane Depar ture Warning
System ".
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, en
ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld,
wordt er geen enkele waarschuwing gegeven.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden

Page 197 of 360

195
Er kunnen storingen in de detectie
optreden:
-
a
ls de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,
-

a
ls er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen,
-

a
ls de voorruit vuil is,
-
o

nder bepaalde weersomstandigheden:
mist, zware regenval, sneeuw,
schaduw, fel zonlicht of directe
blootstelling aan de zon (lage zon,
uitrijden van een tunnel enz.).
Active Lane Departure
Warning System
Dit systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen op de weg en corrigeert
de koers van de auto door de bestuurder te
waarschuwen zodra overschrijding van de
rijstrookmarkering dreigt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen.
Voorwaarden voor de
werking
De snelheid van het voertuig moet liggen tussen
65 en 180 km/h.
De rijstrook moet door minimaal één (doorgetrokken
of onderbroken) markering worden afgebakend.
De bestuurder moet beide handen aan het stuur wiel
houden.
De koersafwijking moet plaatsvinden zonder dat de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Het ESP-systeem moet zijn ingeschakeld.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen. De bestuurder moet onder alle
omstandigheden de auto onder controle
hebben.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook
dreigt te verlaten. Het systeem heeft geen
invloed op de afstand tot de voorligger, de
snelheid en de remwerking.
De bestuurder moet altijd beide handen
aan het stuur wiel houden zodat hij kan
ingrijpen zodra het systeem dit niet
meer kan (bijvoorbeeld wanneer er geen
rijstrookmarkeringen meer op de weg zijn
aangebracht).
Zorg er voor dat u de verkeersregels in acht
neemt en iedere twee uur een pauze neemt.
Dit lampje knippert gedurende de
koerscorrectie.
Als de bestuurder niet wil dat de koers
wordt gecorrigeerd, kan hij de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt onderbroken zodra de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen
op de weg overschreden dreigt te worden,
corrigeert het de koers van de auto tot de auto
weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan daarbij merken dat het
stuurwiel wordt verdraaid.
6
Rijden

Page 198 of 360

196
Als het systeem signaleert dat de bestuurder
tijdens een automatische correctie het
stuur wiel niet voldoende stevig vast heeft,
onderbreekt het systeem deze manoeuvre.
Er wordt een waarschuwing geactiveerd om
de bestuurder erop te attenderen dat hij de
controle over de auto moet overnemen.
Rijomstandigheden en
bijbehorende waarschuwingen
Voor de weergave van alle belangrijke
informatie op het instrumentenpaneel is het
noodzakelijk dat u eerst de weergavemodus
"RIJDEN" selecteert. Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het
geen correcties uitvoeren.
Wanneer echter het "dodehoekbewakings-
systeem" is ingeschakeld en de bestuurder
van rijstrook gaat wisselen ter wijl een ander
voertuig in de dode hoek wordt gesignaleerd,
zal het systeem ondanks het inschakelen van
de richtingaanwijzers toch een koerscorrectie
uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
dodehoekbewakingssysteem.De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de, afhankelijk van de rijsituatie,
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
Rijden

Page 199 of 360

197
Status van de
functieLampjeDisplay en desbetreffende
bericht Aanwijzingen
UIT
(grijs)Functie uitgeschakeld.
AAN Functie ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoorwaarden:
-

s
nelheid lager dan 65 km/h,
-
g

een rijstrookmarkering gedetecteerd,
-

h
et ESP is uitgeschakeld of bezig met een ingreep,
-
"

sportieve" rijstijl.
AAN Functie automatisch uitgeschakeld/op stand-by gezet (bijvoorbeeld:
detectie van een aanhanger, gebruik van het (bij de auto geleverde)
noodreservewiel.
6
Rijden

Page 200 of 360

198
Status van de functieVerklikkerlampjeDisplay en desbetreffende berichtAanwijzingen
AAN
(g r o e n)Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65 km/h.
AAN (oranje)/(groen)Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook
die overschreden dreigt te worden (oranje lijn).
AAN "Neem het stuur over".-

A
ls het systeem tijdens de correctie detecteert dat de bestuurder het
stuurwiel binnen enkele seconden loslaat, onderbreekt het systeem
de correctie om de besturing weer over te laten aan de bestuurder.
-

A
ls het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de correctie
onvoldoende zal zijn om het overschrijden van de rijstrookmarkering
(oranje markering) te voorkomen, wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat hij de koerscorrectie moet voltooien.
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 360 next >