Peugeot 301 2015 Handleiding (in Dutch)
Page 131 of 240
129
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
Wiel met wieldop
Monteren: plaats de wieldop, begin bij
de ventielopening en druk de wieldop
rondom met de hand vast.
Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Reservewiel (volgens uitvoering)
Verwijderen van het reservewiel
F Draai de gele centrale bout los.
F T il het reservewiel aan de achterzijde op
en trek het naar u toe.
F
V
er wijder het wiel uit de bagageruimte.
F
T
rek de gereedschapskist los.
9
Praktische informatie
Page 132 of 240
130
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
Terugplaatsen van het reservewiel
F Bevestig de gereedschapskist.
F
L
eg het reservewiel in de reservewielbak.
F
D
raai de gele centrale bout een aantal
omwentelingen los en plaats de bout in het
hart van het reservewiel.
F
D
raai de centrale bout vast tot deze klikt en
het reservewiel goed vastzit.
Praktische informatie
Page 133 of 240
131
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
ervoor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de handrem aan, zet het contact af
en schakel de eerste versnelling* in om
de wielen te blokkeren.
Controleer of de verklikkerlampjes
van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel branden.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Zorg ervoor dat de krik goed op één van
de daarvoor bestemde plaatsen wordt
gezet.
Als de krik verkeerd wordt gebruikt,
wordt de auto niet voldoende
ondersteund en kan deze vallen.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
Procedure
F Ver wijder de sierdop van de wielbouten met het gereedschap 3 (volgens
uitvoering).
F
D
raai de wielbouten een omwenteling los
met alleen de wielsleutel 1 .
Gebruik:
-
d
e krik uitsluitend voor het
opkrikken van de auto,
-
g
een andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
*
Stand R van de elektronisch gestuurde
versnellingsbak of stand P van de
automatische transmissie.
9
Praktische informatie
Page 134 of 240
132
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
F Plaats het voetstuk van de krik 2 op
de grond, loodrecht onder één van de
twee steunpunten aan de voorzijde A of
achterzijde B . Gebruik het steunpunt dat
zich het dichtste bij het te ver wisselen wiel
bevindt. F
D raai de krik 2 uit tot de kop van de krik het gebruikte steunpunt A of B raakt; de kop van de
krik moet goed in het middelste deel van het steunpunt A of B steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke)
reservewiel te monteren.
Praktische informatie
Page 135 of 240
133
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.Zorg ervoor dat de krik stabiel staat.
Als de ondergrond glad of zacht is, kan
de krik wegglijden of wegzakken - Kans
op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de
steunpunten A of B onder de auto
en zorg ervoor dat de kop van de
krik goed tegen het midden van het
steunpunt drukt. Zo niet, dan kan de
auto beschadigd raken en/of kan de krik
wegzakken - Kans op letsel!
Monteren van het wiel
Bevestiging van het
reser vewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reservewiel de
ringen van de bouten de velg niet raken.
Als de bouten volledig zijn aangedraaid,
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.
Na het verwisselen van het
wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en
de bandenspanning van het reservewiel
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
9
Praktische informatie
Page 136 of 240
134
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
F Laat de krik zakken.
F V ouw de krik 2 op en verwijder hem. F
D raai de wielbouten uitsluitend vast met de
wielsleutel 1 .
F
B
evestig de doppen op de overige
wielbouten (volgens uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder.Procedure
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de wielbouten enigszins vast met
alleen de wielsleutel 1 .
Praktische informatie
Page 137 of 240
135
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de
auto.Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
185/65
R15 9
mm
195/55
R16
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen
te oefenen; doe dit op een vlakke en
droge ondergrond. Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
9
Praktische informatie
Page 138 of 240
136
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
Een lamp vervangen
Verlichting vóór
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.In verband met het behoud van de kwaliteit
van de koplampen mogen uitsluitend anti-
UV-lampen worden gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties. 1.
R
ichtingaanwijzers (PY21W
amberkleurig).
2.
G
rootlicht (H1-55W).
3.
D
imlicht (H7-55W).
4.
D
agrijverlichting / Parkeerlicht
(W21/5W)
of
P
arkeerlicht (W5W).
5.
Mi
stlampen (H11-55W).
Praktische informatie
Page 139 of 240
137
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
De amberkleurige lampen, zoals die
van de richtingaanwijzers, moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en specificaties.
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig
de beschermkap om ervoor te zorgen
dat de lampunit goed wordt afgedicht.
Wanneer het controlelampje van de
richtingaanwijzer (rechts of links) met
een hogere frequentie dan normaal
knippert, duidt dit op een defecte lamp
aan de desbetreffende zijde.
Lamp van richtingaanwijzer
vervangen
F Draai de lamphouder een achtste
omwenteling linksom en verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Verricht voor het monteren van de lamp deze
handelingen in de omgekeerde volgorde.
Lampen grootlicht vervangen
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
uw de veer opzij om de lamp te kunnen
verwijderen.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
9
Praktische informatie
Page 140 of 240
138
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2014
Lampen dimlicht vervangen
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
il de stekker van de lamp op en neem
deze los.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Lampen dagrijverlichting /
parkeerlicht of parkeerlicht
vervangen
F Trek aan de lamphouder ter wijl u aan beide kanten op de beide borglippen drukt.
F
V
er wijder de lamp en vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Praktische informatie