Peugeot 307 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 197

119
-
01-06-2005
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich in een houder in het hart van het
reservewiel:
1.
Wielsleutel.
2. Krik met slinger.
3. Centreerpen.
4. Dop voor slotbouten.
5. Afneembaar sleepoog.
6. Gereedschap voor lichtmetalen
velgen.
Symbolen op de houder geven de
plaats van het gereedschap aan. Wiel demonteren
F
Blokkeer indien nodig het wiel
kruislings tegenover het te verwis-
selen wiel met een wielblok.
F Verwijder de wieldop door de wiel-
sleutel 1 in de opening voor het
ventiel te steken en de wieldop
los te trekken.
F Draai de wielbouten iets los
(verwijder bij lichtmetalen velgen
eerst de sierdoppen; zie para-
graaf "Bijzonderheden lichtmeta-
len velgen").
WIEL VERWISSELEN
(3-/5-DEURS)
Plaatsen van de auto
F Zet de auto voor zover mogelijk
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
F Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in (bij
automatische transmissie de
stand P).
Toegang tot het reservewiel en de
krik in de bagageruimte
F Til de vloerplaat met de hand-
greep op en hang de vloerplaat
met de koorden op aan de haken
van de steun van de hoeden-
plank.
Praktische informatie

Page 132 of 197

120 -
01-06-2005
121
-
01-06-2005
F
Plaats de kop van de krik 2 in één
van de vier steunpunten A aan de
onderzijde bij het te verwisselen
wiel.
F Vouw de krik 2 uit tot het voetstuk
op de grond staat. Zorg ervoor dat
het voetstuk zich loodrecht onder
het steunpunt A bevindt.
F Krik de auto op.
F Verwijder de wielbouten en het
wiel. F
Laat de krik 2 zakken en verwijder
deze vervolgens.
F Draai de wielbouten met de sleu-
tel 1 vast.
F Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
F Berg het gereedschap en het wiel
op in de bagageruimte.
F Bevestig het reservewiel met be-
hulp van de riem om trillingen te
voorkomen en voor uw veiligheid
in geval van een botsing. Verwissel een wiel uit
veiligheidsoverwegingen
alleen:

- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
- met aangetrokken handrem en contact uitgezet.
- met de eerste versnelling of de achteruit ingeschakeld (bij automa-
tische transmissie stand P).
- als de auto is geblokkeerd met het wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt (gebruik bokken).
Na het verwisselen van een wiel:
- Laat zo snel mogelijk het aanhaalmo- ment van de wielbouten en de banden-
spanning van het reservewiel door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
- Laat de lekke band zo spoedig mo-gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
Voorzorgsmaatregelen bij het ge-
bruik van het noodreservewiel*
Uw auto kan zijn voorzien van een
reservewiel waarvan de velg anders is
dan van het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit reservewiel na ge-
bruik zo snel mogelijk wordt vervangen.
Volg de volgende voorschriften op om het
rijgedrag van uw auto niet te veranderen:
- rijd niet harder dan 80 km/h,
- monteer geen wieldop,
- rijd voorzichtig,
- controleer de op de sticker aange- geven bandenspanning.
Terugplaatsen van het wiel
F
Plaats het wiel met behulp van de
centreerpen 3.
F Draai de wielbouten met de hand
vast en verwijder de centreerpen.
F Draai de wielbouten met de sleu-
tel 1 enigszins vast.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
Praktische informatie

Page 133 of 197

124 -
01-06-2005
125
-
01-06-2005
Bijzonderheden lichtmetalen
velgen
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen
sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los-
gedraaid dienen de sierdoppen met
behulp van het gele gereedschap
6
te worden verwijderd. Monteren van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een
reservewiel met stalen velg, is het
normaal
dat bij het monteren de
ringen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijn
aangedraaid zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de be-
vestiging van het reservewiel.
Slotbouten
Als de velgen zijn voorzien van slot-
bouten (één per wiel), dient u eerst
met behulp van het
gele gereed-
schap 6 de chromen dop en vervol-
gens de plastic huls te verwijderen
alvorens de bout los te draaien met
behulp van een van de twee dop-
sleutels en de wielsleutel.
Opmerking:
Deze twee dopsleutels
zijnu overhandigd bij alevering van
uw auto, gelijktijdig met de reserve-
sleutel en de codekaart.
Noteer de op de dopsleutel gegra-
veerde code nauwkeurig. Met deze
code kunt u bij uw PEUGEOT-dealer
een nieuwe dopsleutel verkrijgen.
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren,
dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer.
Praktische informatie

Page 134 of 197

120 -
01-06-2005
121
-
01-06-2005
Plaatsen van de auto
F
Zet de auto voor zover mogelijk
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
F Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in (bij
automatische transmissie in de
stand P). Toegang tot het reservewiel
F
Open de bagageruimte.
F Open het luik met de lus om
de haspel los te maken en bij de
bout van de reservewielhouder te
komen.
F Draai de bout volledig los met de
wielsleutel 1 om de houder met
het reservewiel te laten zakken.
WIEL VERWISSELEN
(BREAK)
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich:
- in het rechter zijpaneel van de bagageruimte,
1. Wielsleutel.
2. Afneembaar sleepoog.
3. Gereedschap voor verwijderen
slotbouten.
- in de kist in het hart van het reser- vewiel,
4. Krik met verlengstuk wielsleu-
tel
5. Centreerpen.
6. Gereedschap voor verwijderen
sierdop.
Praktische informatie

Page 135 of 197

122 -
01-06-2005
123
-
01-06-2005
F
Verwijder de houder met het re-
servewiel via de achterzijde van
de auto.
F Haal de gekartelde haak eruit om
het reservewiel uit de houder te
nemen, zoals aangegeven in de
afbeelding. Wiel demonteren
F
Schuif het deksel van de kist
open om bij het gereedschap te
komen.
F Blokkeer indien nodig het wiel
kruislings tegenover het te verwis-
selen wiel met een wielblok.
F Verwijder de wieldop door de wiel-
sleutel 1 in de opening van het ven-
tiel te steken en de wieldop los te
trekken (auto's met stalen velgen).
F Draai de wielbouten iets los (zie
paragraaf 'Bijzonderheden licht-
metalen velgen' voor auto's met
lichtmetalen velgen).
Opmerking: u kunt het andere
uiteinde van het gereedschap 6
gebruiken om de wielbouten los
te draaien. F
Plaats de kop van de krik 4 in één
van de vier steunpunten A aan de
onderzijde bij het te verwisselen
wiel.
F Vouw de krik 4 uit tot het voetstuk
op de grond staat. Zorg ervoor dat
het voetstuk zich loodrecht onder
het steunpunt A bevindt.
F Krik de auto op.
F Verwijder één wielbout en vervang
deze door de centreerpen 5.
F Verwijder de andere wielbouten
en het wiel.
Praktische informatie

Page 136 of 197

122 -
01-06-2005
123
-
01-06-2005
Wiel monteren
F
Plaats het wiel met behulp van de
centreerpen 5.
F Draai de wielbouten met de hand
vast en verwijder de centreerpen 5.
F Draai de wielbouten met de wiel-
sleutel 1 enigszins vast.
F Laat de krik 4 zakken en verwijder
deze vervolgens.
F Draai de wielbouten met de wiel-
sleutel 1 vast.
F Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
F Berg het desbetreffende gereed-
schap op in de kist en sluit het
deksel.
F Zet de kist op de grond en cen-
treer het reservewiel op de kist.
F Plaats de gekartelde haak in het
deksel van de kist.
F Monteer het wiel onder de auto
door de bout van de reservewiel-
houder aan te draaien met de
wielsleutel 1.
F Draai de bout aan en controleer
of het wiel goed vlak tegen de
bodem van de bagageruimte
aan ligt .
F Sluit het luik met de lus om de
haspel te vergrendelen.
F Berg het overige gereedschap
op in het rechter zijpaneel van de
bagageruimte. Verwissel een wiel uit
veiligheidsoverwegingen
alleen:
- op een horizontale, stabiele en vlakke ondergrond.
- met aangetrokken handrem.
- met de 1e versnelling of de achter- uit ingeschakeld (bij een automati-
sche transmissie de stand P).
- als de auto geblokkeerd is met een wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken).
Monteer de gereedschapskist
nooit zonder het reservewiel on-
der de auto.
Gebruik nooit ander gereedschap
dan de wielsleutel om de haspel te
bedienen.
Na het verwisselen van het wiel:
- Laat zo snel mogelijk de montage van het wiel met de lekke band
onder de auto, het aanhaalmoment
van de wielbouten en de ban-
denspanning van het reservewiel
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
- Laat de lekke band zo spoedig mo- gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
- Laat de montage van het reserve- wiel onder de auto controleren door
een PEUGEOT-servicepunt. Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van het noodreservewiel*
Uw auto kan zijn voorzien van een
reservewiel waarvan de velg anders
is dan van het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit reservewiel na
gebruik zo snel mogelijk wordt ver-
vangen.
Volg de volgende voorschriften op
om het rijgedrag van uw auto niet te
veranderen:
- rijd niet harder dan
80 km/h,
- monteer geen wieldop,
- rijd voorzichtig,
- controleer de op de sticker aange- geven bandenspanning.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
Praktische informatie

Page 137 of 197

124 -
01-06-2005
125
-
01-06-2005
Bijzonderheden lichtmetalen
velgen
Sierdoppen
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen
sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los-
gedraaid dienen de sierdoppen met
behulp van het gele gereedschap
6
te worden verwijderd. Monteren van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een
reservewiel met stalen velg, is het
normaal
dat bij het monteren de
ringen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijn
aangedraaid zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de be-
vestiging van het reservewiel.
Slotbouten
Als de velgen zijn voorzien van slot-
bouten (één per wiel), dient u eerst
met behulp van het
gele gereed-
schap 6 de chromen dop en vervol-
gens de plastic huls te verwijderen
alvorens de bout los te draaien met
behulp van een van de twee dop-
sleutels en de wielsleutel.
Opmerking:
Deze twee dopsleutels
zijnu overhandigd bij alevering van
uw auto, gelijktijdig met de reserve-
sleutel en de codekaart.
Noteer de op de dopsleutel gegra-
veerde code nauwkeurig. Met deze
code kunt u bij uw PEUGEOT-dealer
een nieuwe dopsleutel verkrijgen.
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren,
dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer.
Praktische informatie

Page 138 of 197

124 -
01-06-2005
125
-
01-06-2005
LAMPEN VERVANGEN
Koplampen
Verwijder de afdekplaat* rechts in de
motorruimte:
- druk op het midden van de plastic
pluggen A,
- verwijder de plastic pluggen,
- verwijder de afdekplaat.
Vergeet na het vervangen van de
lamp niet om alle onderdelen weer
correct aan te brengen:
- breng de afdekplaat* aan,
- breng de plastic pluggen A aan en
druk ze aan de bovenzijde vast. Raak de lampen uitsluitend
met een droge doek aan.
De koplampen zijn uitge-
rust met glazen van po-
lycarbonaat voorzien van
een beschermlaag. Gebruik voor
het schoonmaken van de koplam-
pen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplos-
middel.
Gebruik een spons en zeepwater.
* Volgens motoruitvoering.
1. Dimlicht
(H1-55 W of xenonlampen).
LET OP: ELECTROCUTIEGEVAAR
Het vervangen van een xenonlamp
mag worden uitgevoerd door een
PEUGEOT-servicepunt.
2. Grootlicht (H7-55 W).
F Verwijder de beschermkap van de
defecte lamp.
F Neem de stekker los.
F Druk op het uiteinde van de borg-
lippen om deze los te maken. Ver-
vang de lamp.
Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer
of de borglippen goed vastzitten. F
Sluit de stekker weer aan.
F Monteer de beschermkap weer.
Praktische informatie

Page 139 of 197

126 -
01-06-2005
127
-
01-06-2005
Geïntegreerde zijknipperlichten
F
Druk het zijknipperlicht naar voren
en trek het geheel los.
F Verwijder en vervang het zijknip-
perlicht.
De zijknipperlichten zijn verkrijgbaar
bij een PEUGEOT-servicepunt.
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zij-
knipperlichten) moeten wor-
den vervangen door lampen
met dezelfde kleur en eigen-
schappen.
3. Parkeerlicht (W 5 W). F
Verwijder de beschermkap van de
defecte lamp.
F Neem de stekker los.
F Verwijder en vervang de lamp.
4. Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig).
F Draai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder deze.
F Vervang de lamp.
Opmerking: bij bepaalde weers-
omstandigheden (lage temperatuur,
vochtig weer), kan aan de binnen-
zijde van de koplampen enige
condensvorming ontstaan . Deze
verdwijnt zodra de lampen enige tijd
branden. 5. Mistlampen (H11-55 W).
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om deze te laten vervangen.
Praktische informatie

Page 140 of 197

126 -
01-06-2005
127
-
01-06-2005
Achterlichten (3-/5-deurs)
1. Richtingaanwijzers (P 21 W).
2. Achteruitrijlichten (P 21 W),
rechts.
Mistachterlicht (P 21 W), links.
3. Remlicht (P 21 W).
4. Achterlichten (x 2) (R 5 W).
Derde remlicht (3-/5-deurs)
(4 lampen W 5 W)
F Draai de 2 moeren 1 met behulp
van een 10 mm pijpsleutel los.
F Verwijder de lichtunit door deze naar buiten te drukken.
F Druk de twee borglippen 2 in om
de lamphouder los te nemen.
F Vervang de defecte lamp.
F Let er bij het terugplaatsen op dat de lampunit juist op de afdichting
gemonteerd wordt.
Deze 6 lampen worden vanuit de ba-
gageruimte vervangen:
F
trek de bekleding van de bagage-
ruimte opzij om bij de achterlicht-
unit te komen.
F druk op de twee lippen en verwij-
der de achterlichtunit.
F vervang de defecte lamp.
Let er bij het plaatsen op dat de lamp
goed op de afdichting past.
Praktische informatie

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 200 next >