Peugeot 307 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
123
 Verwijder de houder met het re-
servewiel via de achterzijde van
de auto.
 Haal de gekartelde haak eruit om
het reservewiel uit de houder te
nemen, zoals aangegeven in de
afbeelding. Wiel demonteren

Schuif het deksel van de kist open
om bij het gereedschap te komen.
 Blokkeer indien nodig het wiel
kruislings tegenover het te verwis-
selen wiel met een wielblok.
 Verwijder de wieldop door de wiel-
sleutel 1 in de opening van het
ventiel te steken en de wieldop
los te trekken (auto’s met stalen
velgen).
 Draai de wielbouten iets los (zie
paragraaf 'Bijzonderheden licht-
metalen velgen' voor auto's met
lichtmetalen velgen).
Opmerking: u kunt het andere
uiteinde van het gereedschap 6
gebruiken om de wielbouten los
te draaien. 
Plaats de kop van de krik 4 in één
van de vier steunpunten A aan de
onderzijde bij het te verwisselen
wiel.
 Vouw de krik 4 uit tot het voetstuk
op de grond staat. Zorg ervoor dat
het voetstuk zich loodrecht onder
het steunpunt A bevindt.
 Krik de auto op.
 Verwijder één wielbout en vervang
deze door de centreerpen 5.
 Verwijder de andere wielbouten
en het wiel.

Page 142 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
124
Wiel monteren
 Plaats het wiel met behulp van de
centreerpen 5.
 Draai de wielbouten met de hand
vast en verwijder de centreerpen 5.
 Draai de wielbouten met de wiel-
sleutel 1 enigszins vast.
 Laat de krik 4 zakken en verwijder
deze vervolgens.
 Draai de wielbouten met de wiel-
sleutel 1 vast.
 Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
 Berg het desbetreffende gereed-
schap op in de kist en sluit het
deksel.
 Zet de kist op de grond en cen-
treer het reservewiel op de kist.
 Plaats de gekartelde haak in het
deksel van de kist.
 Monteer het wiel onder de auto
door de bout van de reservewiel-
houder aan te draaien met de
wielsleutel 1.
 Draai de bout aan en controleer
of het wiel goed vlak tegen de
bodem van de bagageruimte
aan ligt .
 Sluit het luik met de lus om de
haspel te vergrendelen.
 Berg het overige gereedschap op
in het rechter zijpaneel van de ba-
gageruimte. Verwissel een wiel uit
veiligheidsoverwegingen
alleen:
- op een horizontale, stabiele en vlakke ondergrond.
- met aangetrokken handrem.
- met de 1
e versnelling of de achter-
uit ingeschakeld (bij een automati-
sche transmissie de stand P).
- als de auto geblokkeerd is met een wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken).
Monteer de gereedschapskist nooit
zonder het reservewiel onder de
auto.
Gebruik nooit ander gereedschap
dan de wielsleutel om de haspel te
bedienen. Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van het noodreservewiel*
Uw auto kan zijn voorzien van een
reservewiel waarvan de velg anders
is dan van het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit reservewiel na
gebruik zo snel mogelijk wordt ver-
vangen.
Volg de volgende voorschriften op
om het rijgedrag van uw auto niet te
veranderen:
- rijd niet harder dan
80 km/h,
- monteer geen wieldop,
- rijd voorzichtig,
- controleer de op de sticker aange- geven bandenspanning.
* Volgens uitvoering en land van be- stemming.
Na het verwisselen van het wiel:
- laat zo snel mogelijk de montage
van het wiel met de lekke band on-
der de auto, het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspan-
ning van het reservewiel controleren
door een PEUGEOT-servicepunt.
- laat de lekke band zo spoedig mo- gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
- laat de montage van het reserve- wiel onder de auto controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Wielen uitgerust met het
detectiesysteem te lage
bandenspanning
Zie "Detectie te lage bandenspan-
ning" in het gedeelte veiligheid voor
meer informatie.

Page 143 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
125
De wielbouten van de lichtmetalen
velgen zijn voorzien van chromen
sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden los-
gedraaid dienen de sierdoppen met
behulp van het gele gereedschap 6
te worden verwijderd. Wielen met middendop
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met
stalen velgen wilt monteren, dient
u speciale bouten te gebruiken, die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-
dealer. 
schuif het gereedschap voor het
verwijderen van de middendop 7
in de inkeping van de dop,
 gebruik het gereedschap als een
hefboom door erop te drukken om
de dop los te maken,
 draai de bout los met behulp van
de dopsleutel en de wielsleutel.
Indien uw auto is voorzien van een re-
servewiel met stalen velg, is het
nor-
maal dat bij het monteren de ringen
van de bouten de velg niet raken. Als
de bouten volledig zijn aangedraaid
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.
Deze dopsleutel is u over-
handigd bij aflevering van
uw auto, gelijktijdig met de
reservesleutel en de code-
kaart.
Noteer de op de dopsleutel gegra-
veerde code nauwkeurig. Met deze
code kunt u bij uw PEUGEOT-ser-
vicepunt een nieuwe dopsleutel ver-
krijgen.
Bijzonderheden lichtmetalen velgen
Monteren van het reservewiel
Antidiefstalbouten
Uw velgen zijn voorzien van antidief-
stalbouten, één per wiel.
Sierdoppen
Wiel met chromen sierdop
 verwijder de chromen dop,
 draai de bout los met behulp van
de dopsleutel en de wielsleutel.

Page 144 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
126
Koplampen
Verwijder de afdekplaat* rechts in de
motorruimte:
- druk op het midden van de plastic pluggen A,
- verwijder de plastic pluggen,
- verwijder de afdekplaat.
Vergeet na het vervangen van de
lamp niet om alle onderdelen weer
correct aan te brengen:
- breng de afdekplaat* aan,
- breng de plastic pluggen A aan en
druk ze aan de bovenzijde vast. Raak de lampen uitsluitend
met een droge doek aan.
De koplampen zijn uitgerust
met glazen van polycarbo-
naat voorzien van een bescherm-
laag. Gebruik voor het schoon-
maken van de koplampen nooit
een droge doek of een schuur-,
schoonmaak- of oplosmiddel.
Gebruik een spons en zeepwater.
* Volgens motoruitvoering.
1. Dimlicht (H1-55 W of
xenonlampen).
LET OP: ELECTROCUTIEGEVAAR
Het vervangen van een xenonlamp
mag worden uitgevoerd door een
PEUGEOT-servicepunt.
2. Grootlicht (H7-55 W).
 Verwijder de beschermkap van de
defecte lamp.
 Neem de stekker los.
 Druk op het uiteinde van de borg-
lippen om deze los te maken. Ver-
vang de lamp.
Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer
of de borglippen goed vastzitten. 
Sluit de stekker weer aan.
 Monteer de beschermkap weer.
LAMPEN VERVANGEN

Page 145 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
127
 Druk het zijknipperlicht naar voren
en trek het geheel los.
 Verwijder en vervang het zijknip-
perlicht.
De zijknipperlichten zijn verkrijgbaar
bij een PEUGEOT-servicepunt.
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zij-
knipperlichten) moeten wor-
den vervangen door lampen
met dezelfde kleur en eigen-
schappen.
3. Parkeerlicht (W 5 W).

Verwijder de beschermkap van de
defecte lamp.
 Neem de stekker los.
 Verwijder en vervang de lamp.
4. Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig).
 Draai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder deze.
 Vervang de lamp.
Opmerking: bij bepaalde weers-
omstandigheden (lage temperatuur,
vochtig weer), kan aan de binnen-
zijde van de koplampen enige
condensvorming ontstaan . Deze
verdwijnt zodra de lampen enige tijd
branden. 5. Mistlampen (H11-55 W).
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om deze te laten vervangen.
Geïntegreerde zijknipperlichten

Page 146 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
128
1. Richtingaanwijzers (P 21 W).
2. Achteruitrijlichten (P 21 W), rechts.
Mistachterlicht (P 21 W), links.
3. Remlicht (P 21 W).
4. Achterlichten (x 2) (R 5 W). Draai de 2 moeren 1 met behulp
van een 10 mm pijpsleutel los.
 Verwijder de lichtunit door deze naar buiten te drukken.
 Druk de twee borglippen 2 in om
de lamphouder los te nemen.
 Vervang de defecte lamp.
 Let er bij het terugplaatsen op dat de lampunit juist op de afdichting
gemonteerd wordt.
Deze 6 lampen worden vanuit de ba-
gageruimte vervangen:

trek de bekleding van de bagage-
ruimte opzij om bij de achterlicht-
unit te komen.
 druk op de twee lippen en verwij-
der de achterlichtunit.
 vervang de defecte lamp.
Let er bij het plaatsen op dat de lamp
goed op de afdichting past.
Achterlichten (3-/5-deurs) Derde remlicht (3-/5-deurs)
(4 lampen W 5 W)

Page 147 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
129

Maak de bovenste bekleding van
de achterklep aan beide zijden
los en verwijder deze voorzichtig
haaks ten opzichte van de
montagerichting.
 Steek een schroevendraaier in de twee buitenste gaten B om op de
twee borglippen C te drukken.
 Houd de borglippen ingedrukt
om de lampunit naar buiten te
duwen.
 Trek de lampunit naar buiten terwijl u hem kantelt.
 Vervang de defecte lamp.
 Let er bij het terugplaatsen op dat de borglippen goed worden ge-
plaatst en dat de bekleding van
de achterklep juist aangebracht
wordt.
1. Remlichten (P 21 W).
2. Achterlichten (x 2) (R 5 W).
3. Richtingaanwijzers (P 21 W).
4. Achteruitrijlicht (P 21 W),
rechts.
Mistachterlicht (P 21 W), links.
Deze 6 lampen worden vervangen
door de achterlichtunit te verwijderen:
 verwijder de bekleding van het
desbetreffende zijpaneel van de
bagageruimte om bij de achter-
lichtunit te komen.
 verwijder de bevestigingsmoer
van de achterlichtunit aan de bin-
nenzijde van de bagageruimte.
 verwijder de bevestigingsmoer
van de achterlichtunit aan de bui-
tenzijde van de bagageruimte.
 verwijder de achterlichtunit.
 maak de bedrading los. 
druk op de lipjes A en verwijder
de lamphouder.
 vervang de defecte lamp.
Opmerking: gebruik indien nodig
de wielsleutel om de moeren los te
draaien.
Let er bij het plaatsen op dat de lamp-
houder en de achterlichtunit goed
worden geplaatst.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
 Steek een kleine schroevendraai- er in een van de buitenste openin-
gen van het lampglas.
 Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te
maken.
 Verwijder het lampglas.
 Vervang de defecte lamp.
Achterlichten (Break) Derde remlicht (Break)
(4 lampen W 5 W)

Page 148 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
130
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich on-
der het dashboard (bestuurderszijde)
en onder de motorkap (links).Goed Defect 
Draai met een muntstuk (1) de
schroef een kwart omwenteling los
en maak de klep los door aan het ge-
deelte rechts boven (2) te trekken.
Zekering Ampère Functies F1 15 A Ruitenwisser achter.
F2 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.
F3 5 A
Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische gor delspanners.
F4 10 ASchakelaar rem- (STOP) en koppelingspedaal,
schakelaar koelvloeistofniveaumeter, sensor
verdraaiing stuurwiel, dubbele sensor
ESP, pomp roetfilter, diagnoseaansluiting,
elektrochrome binnenspiegel.
F5 30 A Elektrische ruitbediening vóór,
schuif-/kanteldak, verwarming buitenspiegels.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt,
dient u eerst de oorzaak van de sto-
ring op te sporen en te (laten) verhel-
pen. De nummers van de zekeringen
zijn aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte (dezelfde kleur).
Gebruik de speciale tang, die zich
aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast van het dash-
board bevindt. Deze steun bevat te-
vens de reservezekeringen.
Zekeringen dashboard

Page 149 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
132
Zekeringen in de motorruimte
Maak om bij de zekeringen in de mo-
torruimte (naast de accu) te komen
het deksel los. Sluit na de werkzaam-
heden het deksel zorgvuldig voor
een goede afdichting van het zeke-
ringkastje.Zekeringkast 2
of
Zekeringkast 1
Zekering Ampère Functies
F1 20 A Voeding elektronische eenheid motor en relais hoge snelheid motorventilateur.
F2 15 A Claxon.
F3 10 A Ruitensproeiers vóór en achter.
F4 20 A Koplampsproeiers.
F5 15 A Brandstofpomp en elektroklep absorptievat (2 liter benzine).
F6 10 A Elektronische eenheid automatische transmissie met 4 versnellingen,
blokkeerschakelaar
automatische transmissie, contact impulsbediening, relais hoge sne lheid motorventilateur,
xenonkoplamp rechts en links.
F7 10 A Elektronische eenheid ABS/ESP, elektronische eenhei d elektropompgroep stuurbekrachtiging.

Page 150 of 206

10PRAKTISCHE INFORMATIE
133
* Uitsluitend bij zekeringkast 1.Zekering Ampère
Functies
F8 20 A Bediening van de startmotor.
F9 10 A Eenheid extra verwarming (diesel), schakelaar koelvloeistofniveaumeter .
F10 30 A Regelorganen elektronische eenheid motor (bobine, elektroklepp
en, lambdasonden,
elektronische eenheden, verstuivers, voorverwarming), elektroklep absorpt ievat
(1,4 liter en 1,6 liter benzine).
F11 40 A Aanjager airconditioning.
F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F13 40 A Voeding Intelligente Service Centrale (BSI) (+ na contact).
F14 30 A Luchtpomp (2 liter benzinemotor).
F15* 10 A Grootlicht rechts.
F16* 10 A Grootlicht links.
F17* 15 A Dimlicht links.
F18* 15 A Dimlicht rechts.
F41 15 A Elektronische eenheid automatische transmissie met 6 versnellingen.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 210 next >