Peugeot 307 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 51 of 206

3 COMFORT
48
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING
2. Temperatuurregeling
1. Airconditioning aan/uit
Draai de knop van blauw
(koud) naar rood (warm)
om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.4. Regeling luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten.
Luchtstroom naar
voorruit, portierruiten en
beenruimte.
Luchtstroom naar de
beenruimte.
(ventilatieroosters
gesloten)
De airconditioning kan tij-
dens alle seizoenen effec-
tief gebruikt worden, mits de
ruiten zijn gesloten. Het sys-
teem stelt u in staat de tem-
peratuur in het interieur `s zomers te
verlagen en zorgt in de winter bij tem-
peraturen boven 0 °C voor een snelle
ontwaseming van beslagen ruiten.
Druk de schakelaar in, het verklikker-
lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
knop 3 voor de regeling van de lucht-
opbrengst in de stand "0" staat . Linker, rechter en
middelste
ventilatieroosters.
De airconditioning werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
3. Regeling luchtopbrengstDraai de knop bij draaien-
de motor van stand 1 naar
stand 4 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrij-
gen. De luchtstroom kan worden gevari-
eerd door de knop in een tussenstand
te zetten, aangegeven door
" ".

Page 52 of 206

3COMFORT
49
6. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar in om
de achterruitverwarmin en
de verwarming buitenspie-
gels in te schakelen.
De achterruitverwarming en
de verwarming buitenspiegels gaat au-
tomatisch uit om onnodig stroomver-
bruik te voorkomen.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
achterruitverwarming en de verwarming
buitenspiegels opnieuw in te schakelen.
Het is mogelijk deze verwarming uit te scha-
kelen voordat dit automatisch gebeurt door
de schakelaar nogmaals in te drukken.
Bij een zware belasting van de
motor (trekken van een aan-
hanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale trek-
kracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-
ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-
leren om de goede werking van de
airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren.
5. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van de
knop 5 wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd.
Het verklikkerlampje gaat
branden.
Druk, zodra de omstandigheden dit
toelaten, nogmaals op de knop 5
voor de toevoer van buitenlucht, om
te voorkomen dat de kwaliteit van
de lucht afneemt en dat de ruiten
beslaan. Hierbij gaat het verklikker-
lampje uit.
De luchtrecirculatie dient om de toe-
voer van buitenlucht bij stank en stof-
overlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en de zij-
ruiten.
Als de luchtrecirculatiestand gebruikt
wordt terwijl de airco is ingeschakeld,
wordt de capaciteit van de airco ver-
groot.
Als de luchtrecirculatiestand bij voch-
tig weer wordt gebruikt, bestaat het
risico dat de ruiten beslaan.
Snelle ontwaseming van de
voorruit
Ga voor het snel ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten als volgt te
werk:
- zet de schakelaar voor de luchtver-
deling in de stand "voorruit en zij-
ruiten",
- stel de temperatuur 2 en de lucht-
opbrengst 3 in op maximaal, zoals
weergegeven door het symbool
"voorruit en zijruiten" op het bedie-
ningspaneel,
- sluit de middelste ventilatieroos- ters,
- zet de knop van de luchttoevoerre- geling 5 in de stand "Toevoer van
buitenlucht" (het verklikkerlampje
van de knop 5 gaat uit),
- schakel de airconditioning in door op de toets 1 te drukken.

Page 53 of 206

3 COMFORT
50
De airconditioning werkt uitsluitend
bij draaiende motor.Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergege-
ven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortniveau en niet
op de werkelijke temperatuur in gra-
den Celsius of Fahrenheit.
Draai de knop 1 of 2 naar links of naar rechts
om deze waarde te verlagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde 21
aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wen-
sen een afstelling tussen 18 en 24 gebruikelijk. Voor een optimaal comfort is het raadzaam de
temperatuur links en rechts zo in te stellen dat
het verschil niet meer dan 3 bedraagt.
Om het interieur maximaal te koelen of te verwarmen

kan de temperatuur lager dan 15 worden ingesteld do or
de knop naar links te draaien tot "LO" wordt weerge-
geven of hoger dan 27 worden ingesteld door de knop
naar rechts te draaien tot "HI" wordt weergegeven.
4. Automatisch programma
"zicht"
In sommige gevallen kan
het programma "comfort"
niet toereikend blijken om
de ruiten condens- en ijs-
vrij te houden (vocht, veel
inzittenden, vorst...).
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.
Druk nogmaals op de toets 4 of op
de toets "AUTO" om dit programma
af te sluiten. Het verklikkerlampje in
de toets gaat uit en de aanduiding
"AUTO" verschijnt.
Automatische werking
1. Automatisch programma
"comfort"
Druk op de toets "AUTO".
Het symbool "AUTO" wordt
weergegeven.
Het is raadzaam deze stand
te gebruiken: het systeem
regelt de temperatuur, de luchtop-
brengst, de luchtverdeling naar de
luchtroosters en de luchtrecircu-
latie automatisch en optimaal aan
de hand van de door u ingestelde
waarde. Het systeem kan tijdens alle
seizoenen effectief gebruikt worden,
mits de ruiten zijn gesloten. 2. Regeling bestuurderszijde
3. Regeling passagierszijde Als de temperatuur in de auto
bij het instappen veel lager
of hoger is dan de ingestelde
waarde, heeft het geen zin
om voor het gewenste comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch
en zo snel mogelijk het temperatuur-
verschil.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELIN G

Page 54 of 206

3COMFORT
51
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets "AUTO" zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverver-
sing uitgeschakeld.
Schakel deze stand niet te
lang in (kans op beslagen
ruiten, stank, vochtigheid).
Druk de toets nogmaals in zodra dit
mogelijk is om de automatische wer-
king van de airconditioning te hervat-
ten. De aanduiding " A/C" verschijnt
op het display.
6. Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit en de zijruiten (ontwa- semen of ontdooien).
- de voorruit, de zijruiten en de been- ruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters. 7. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of
verkleind worden door respectievelijk
de toets
"kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst,
de propeller, wordt afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk voller.
8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie 9. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd. Het
symbool van de luchtrecircu-
latie 8 wordt weergegeven.
De luchtrecirculatie dient om de toe-
voer van buitenlucht bij stank en stof-
overlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (om te voorko-
men dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achter-
uitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecircu-
latie niet meer nodig is nogmaals in
om de toevoer van buitenlucht te her-
vatten en het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
5. Airconditioning aan/uit
Druk op deze toets om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
Het verklikkerlampje in de
toets
9 gaat branden.
De verwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroom-
verbruik te voorkomen. Het is mo-
gelijk om de achterruitverwarming
eerder uit te schakelen door de toets
nogmaals in te drukken.
10. Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine propeller"
van de luchtopbrengstregeling 7 tot
het symbool van de propeller is ver-
dwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld, behalve
de achterruitverwarming 9.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine
luchtstroom gehandhaafd om het be-
slaan van de ruiten te voorkomen en
de lucht te verversen.
Druk op de toets "grote propeller"
van de luchtopbrengstregeling 7 of
op de toets AUTO om het systeem
weer met de laatst ingestelde waar-
den in te schakelen.

Page 55 of 206

3 COMFORT
52
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
 Zet de knop A naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
 Duw de knop B in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.
 Zet de knop A weer in het mid-
den. Inklappen
- vanuit het interieur:

trek bij aangezet contact de scha-
kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 vergrendel de auto met de af-
standsbediening of de sleutel.
Opmerking: als de buitenspiegels
zijn ingeklapt met behulp van de scha-
kelaar A, worden ze niet automatisch
uitgeklapt als de auto wordt ontgren-
deld met de afstandsbediening of de
sleutel. Trek hiervoor de schakelaar A
nogmaals naar achteren.
Uitklappen
- vanuit het interieur:
 trek bij aangezet contact de scha-
kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
Het automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegels
kan worden uitgeschakeld
door een PEUGEOT-service-
punt.
Bij een zware belasting van de
motor (trekken van een aan-
hanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale trek-
kracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-
ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is chloor-
vrij en is niet schadelijk voor de ozon-
laag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-
leren om de goede werking van de
airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren.SPIEGELS

Page 56 of 206

3 COMFORT
52
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
 Zet de knop A naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
 Duw de knop B in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.
 Zet de knop A weer in het mid-
den. Inklappen
- vanuit het interieur:

trek bij aangezet contact de scha-
kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 vergrendel de auto met de af-
standsbediening of de sleutel.
Opmerking: als de buitenspiegels
zijn ingeklapt met behulp van de scha-
kelaar A, worden ze niet automatisch
uitgeklapt als de auto wordt ontgren-
deld met de afstandsbediening of de
sleutel. Trek hiervoor de schakelaar A
nogmaals naar achteren.
Uitklappen
- vanuit het interieur:
 trek bij aangezet contact de scha-
kelaar A naar achteren.
- van buitenaf:
 ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel.
Het automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegels
kan worden uitgeschakeld
door een PEUGEOT-service-
punt.
Bij een zware belasting van de
motor (trekken van een aan-
hanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale trek-
kracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-
ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is chloor-
vrij en is niet schadelijk voor de ozon-
laag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-
leren om de goede werking van de
airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door een PEUGEOT-ser-
vicepunt controleren.SPIEGELS

Page 57 of 206

3COMFORT
53
Stel de spiegel met behulp van de
hendel in de gewenste stand.
Tijdens het parkeren kunnen de bui-
tenspiegels handmatig ingeklapt
worden.
Het uiteinde van het glas
van de buitenspiegel aan
bestuurderszijde is asferisch
(dit gedeelte is door middel
van een stippellijn afgetekend) om
de "dode hoek" op te heffen.
Bovendien lijken de weergegeven
objecten in de spiegels aan bestuur-
ders- en passagierszijde verder af
dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-
houden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed
in te schatten. De binnenspiegel verstelt geleidelijk en
automatisch van de dag- in de nacht-
stand. Om verblinding te voorkomen,
wordt de spiegel automatisch donker,
afhankelijk van de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de
spiegel valt. Zodra de hoeveelheid licht
(bijvoorbeeld zonneschijn, verlichting
van achteropkomend verkeer) vermin-
dert, wordt het spiegelbeeld weer hel-
der voor een optimaal zicht.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nacht-
stand gezet worden met behulp van
het hendeltje aan de onderzijde.
Werking
Zet het contact aan en druk op
schakelaar 1:
- Verklikkerlampje 2 aan (schakelaar
ingedrukt): automatische werking.
- Verklikkerlampje 2 uit: automati-
sche werking uitgeschakeld. De
spiegel blijft in de dagstand staan.
Bijzonderheden
Zodra de achteruit wordt ingescha-
keld, wordt de spiegel in de dagstand
gezet voor een maximaal zicht naar
achteren. Zorg dat de auto stil staat en
ontgrendel het stuurwiel door aan
hendel
A te trekken.
Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte.
Vergrendel het stuurwiel door de
hendel A volledig in te drukken.
Handmatig verstelbare
buitenspiegels Automatische binnenspiegel
STUURWIEL IN HOOGTE EN
DIEPTE VERSTELLEN

Page 58 of 206

3COMFORT
53
Stel de spiegel met behulp van de
hendel in de gewenste stand.
Tijdens het parkeren kunnen de bui-
tenspiegels handmatig ingeklapt
worden.
Het uiteinde van het glas
van de buitenspiegel aan
bestuurderszijde is asferisch
(dit gedeelte is door middel
van een stippellijn afgetekend) om
de "dode hoek" op te heffen.
Bovendien lijken de weergegeven
objecten in de spiegels aan bestuur-
ders- en passagierszijde verder af
dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-
houden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed
in te schatten. De binnenspiegel verstelt geleidelijk en
automatisch van de dag- in de nacht-
stand. Om verblinding te voorkomen,
wordt de spiegel automatisch donker,
afhankelijk van de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de
spiegel valt. Zodra de hoeveelheid licht
(bijvoorbeeld zonneschijn, verlichting
van achteropkomend verkeer) vermin-
dert, wordt het spiegelbeeld weer hel-
der voor een optimaal zicht.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nacht-
stand gezet worden met behulp van
het hendeltje aan de onderzijde.
Werking
Zet het contact aan en druk op
schakelaar 1:
- Verklikkerlampje 2 aan (schakelaar
ingedrukt): automatische werking.
- Verklikkerlampje 2 uit: automati-
sche werking uitgeschakeld. De
spiegel blijft in de dagstand staan.
Bijzonderheden
Zodra de achteruit wordt ingescha-
keld, wordt de spiegel in de dagstand
gezet voor een maximaal zicht naar
achteren. Zorg dat de auto stil staat en
ontgrendel het stuurwiel door aan
hendel
A te trekken.
Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte.
Vergrendel het stuurwiel door de
hendel A volledig in te drukken.
Handmatig verstelbare
buitenspiegels Automatische binnenspiegel
STUURWIEL IN HOOGTE EN
DIEPTE VERSTELLEN

Page 59 of 206

3 COMFORT
54
VOORSTOELEN
1. Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
2. Hoogteverstelling bestuur-
ders- en passagiersstoel
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag totdat de gewenste stand be-
reikt is.
3. Rugleuningverstelling
Duw de handgreep naar achteren.
4. Toegang tot de achterbank
(3-deurs)
Trek aan de handgreep om de rug-
leuning naar voren te klappen en
schuif de stoel vooruit. Als de stoel
wordt teruggeduwd, komt deze au-
tomatisch weer in de oorspronkelijke
stand terug.
Opmerking: het is ook mogelijk de
handgreep 3 te gebruiken. Verstel
vervolgens de rugleuning.
Zorg ervoor dat het terug-
schuiven in de oorspron-
kelijke stand niet wordt
verhinderd; deze stand is
noodzakelijk om de stoel te vergren-
delen in de lengterichting.

Page 60 of 206

3COMFORT
55
5. Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteun
Trek de hoofdsteun omhoog om hem
hoger te zetten.
Druk op de nok A en trek de hoofdsteun
omhoog om hem te verwijderen.
Steek om de hoofdsteun terug te zet-
ten de pennen in de openingen van
de rugleuning tot de hoofdsteun op
zijn plaats blijft.
Druk op de nok A en duw de hoofd-
steun gelijktijdig omlaag om hem la-
ger te zetten.
Voor de veiligheid is het frame van
de hoofdsteun gekarteld om te voor-
komen dat de hoofdsteun zakt in het
geval van een aanrijding.
Kantel het onderste gedeelte van de hoofdsteun naar voren of
naar achteren om de hoek van de hoofdsteun af te st ellen.
8. Schakelaars stoelverwarming
Ga nooit rijden als de hoofd-
steunen zijn verwijderd; de
hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afge-
steld.
HOOFDSTEUNEN ACHTER
Zet de hoofdsteunen omhoog om
hem te gebruiken en omlaag als de
desbetreffende zitplaats niet gebruikt
wordt.
De hoofdsteunen kunnen ook wor-
den verwijderd.
Verwijderen: Trek de hoofdsteun om-
hoog tot aan de aanslag en druk de
blokkeerpal in.
6. Armsteunen
Deze zijn neerklapbaar en uitneembaar.
Druk, om de armsteun te verwijde-
ren, op de knop tussen de armsteun
en de rand van de zitting en trek de
armsteun omhoog.
7. Opbergladen
Onder beide voorstoelen heeft u de
beschikking over een opberglade.
- Openen: til de opberglade iets op
en trek hem naar voren.
- Verwijderen: trek de lade geheel open, druk de uiteinden van de
geleiders in en til de lade op; trek
hem vervolgens geheel naar bui-
ten.
- Zet om de opberglade terug te plaatsen de achterzijde in de gelei-
der en druk op de bovenzijde om
de lade vast te klikken.
Onder de passagiersstoel voor kun-
nen in de vloer een verbanddoos en
een gevarendriehoek (klein model)
worden opgeborgen.
De juiste stand van de hoofdsteun
is als de bovenzijde van de hoofd-
steun zich ter hoogte van de boven-
zijde van het hoofd bevindt.
Plaats geen zware voorwerpen
in de opbergladen.
Druk, bij draaiende motor, de scha-
kelaar in. De temperatuur wordt
automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verwarming weer uit te schakelen.
Opmerking: de geselecteerde stand
van de stoelverwarming blijft nadat
het contact is afgezet nog twee mi-
nuten in het geheugen.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 210 next >