Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 210

91
Zorg ervoor dat alle inzitten-den tijdens het rijden hun vei-ligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,- mag deze door niet meer dan één vol-wassen persoon worden gedragen,- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,- moet deze in een vloeiende bewe-ging naar voren worden getrokken, om te voorkomen dat de gordel ge-draaid raakt,- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt niets aan worden gewijzigd.Vanwege de wettelijke veiligheids-voorschriften moeten werkzaamhe-den en controles aan de veiligheids-gordels worden uitgevoerd door een PEUGEOT-servicepunt, die tevens voor de garantie zorgt en de werk-zaamheden volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door een PEUGEOT-servicepunt, met name op beschadigingen van de riem.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij een PEUGEOT-servicepunt.
Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achter-bank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje,- Gebruik geen gordelgeleider* wan-neer een kinderzitje is geïnstalleerd,- De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden,- Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
De gordelspanners kunnen, afhan-kelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door een PEUGEOT-servicepunt.
Draai de gespen van de veiligheids-gordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen*, moet de heupgordel altijd onder de armsteun door wor-den geleid.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-bruik van de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder wor-den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrij-ding of een noodstop. U kunt de blok-keerinrichting deblokkeren door kort aan de riem te trekken en deze weer los te laten.
* Volgens uitvoering.

Page 102 of 210

92
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de wer-king van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors re-gistreren een plotselinge vertraging van de auto: als de drempelwaarde voor het in werking treden wordt overschreden, worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en bescher-men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de vei-ligheidsgordels zorgen voor een af-doende bescherming; de kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
Opmerking: Het uit de airbags ont-snappende gas kan enigszins irriteren.
Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aange-bracht. Ze worden tegelijkertijd ge-activeerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszij-de altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uit-schakelen van de airbag aan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF" en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.Als dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie met een ge-luidssignaal en een mel-dingop het multifunctionele display, laat het systeem dan contro-leren door een PEUGEOT-service-punt.
Storing airbag voor
* Volgens land van bestemming.
AIRBAGS VOORUitschakelen airbag aanpassagierszijde*

Page 103 of 210

93
In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventu-ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON"om de airbag opnieuw in te schake-len en zo de veiligheid van uw pas-sagier te garanderen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Ze worden aan de zijde waar de aan-rijding plaatsvindt opgeblazen.
Als het verklikkerlampje uit-schakeling airbag aan passa-gierszijde knippert, raadpleeg dan een PEUGEOT-service-punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting als de twee pictogrammen van de airbags worden weergegeven op het instrumentenpaneel. Raad-pleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat bran-den op het instrumentenpa-neel, betekent dit dat de air-bag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF").
Het verklikkerlampje blijft branden zolang de airbag aan passagierszij-de is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt in combinatie met een ge-luidssignaal en een mel-ding op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het sys-teem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Storing airbag
Controle uitschakeling
ZIJ-AIRBAGS* EN
WINDOW-AIRBAGS*

Page 104 of 210

94
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.• Maak er een gewoonte van om nor-maal rechtop in de voorstoelen te zitten.• Zorg dat er zich niets bevindt tus-sen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-tende bij het opblazen van de air-bag verwonden.• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hier-voor gekwalificeerd personeel.• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-ken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.• Laat aan passagierszijde uw voe-ten niet op het dashboard rusten.• Tracht roken in de auto zoveel mo-gelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen bran-dende sigaretten of een pijp brand-wonden of ander letsel veroorza-ken.• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.• Bevestig nooit iets aan de rugleu-ning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de zij-airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 105 of 210

93
In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventu-ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON"om de airbag opnieuw in te schake-len en zo de veiligheid van uw pas-sagier te garanderen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Ze worden aan de zijde waar de aan-rijding plaatsvindt opgeblazen.
Als het verklikkerlampje uit-schakeling airbag aan passa-gierszijde knippert, raadpleeg dan een PEUGEOT-service-punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting als de twee pictogrammen van de airbags worden weergegeven op het instrumentenpaneel. Raad-pleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat bran-den op het instrumentenpa-neel, betekent dit dat de air-bag aan passagierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF").
Het verklikkerlampje blijft branden zolang de airbag aan passagierszij-de is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt in combinatie met een ge-luidssignaal en een mel-ding op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het sys-teem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Storing airbag
Controle uitschakeling
ZIJ-AIRBAGS* EN
WINDOW-AIRBAGS*

Page 106 of 210

94
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.• Maak er een gewoonte van om nor-maal rechtop in de voorstoelen te zitten.• Zorg dat er zich niets bevindt tus-sen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-tende bij het opblazen van de air-bag verwonden.• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hier-voor gekwalificeerd personeel.• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-ken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.• Laat aan passagierszijde uw voe-ten niet op het dashboard rusten.• Tracht roken in de auto zoveel mo-gelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen bran-dende sigaretten of een pijp brand-wonden of ander letsel veroorza-ken.• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.• Bevestig nooit iets aan de rugleu-ning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de zij-airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 107 of 210

95
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan.
Als tijdens het rijden dit ver-klikkerlampje en het verklik-kerlampje STOP branden in combinatie met een geluids-signaal en een meldingop het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog(iets) is aan-getrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wie-len richting trottoir en trek de handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel omlaag.
Bij de automatische transmissie met vier of zes versnellingen kunt u kiezen uit automatische bediening, aange-vuld met de programma’s sport ensneeuw, of handmatig schakelen.
Park (parkeerstand): om de auto stil te zetten en te starten, met of zon-der gebruik van de handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de motor te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-den per ongeluk de selectiehendel in de stand N staat, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om ver-volgens weer gas te geven.
Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf de versnellingen te selecteren.
S: programma sport.
: programma sneeuw.
Schakelpatroon
 Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpa-troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van in-strumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
 Trek de handrem aan en selec-teer de stand P of Nofof van de selec-tiehendel,
 Draai de sleutel in het contact in de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt gevolgd, klinkt een geluidssignaal in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE"

Page 108 of 210

95
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan.
Als tijdens het rijden dit ver-klikkerlampje en het verklik-kerlampje STOP branden in combinatie met een geluids-signaal en een meldingop het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog(iets) is aan-getrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wie-len richting trottoir en trek de handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel omlaag.
Bij de automatische transmissie met vier of zes versnellingen kunt u kiezen uit automatische bediening, aange-vuld met de programma’s sport ensneeuw, of handmatig schakelen.
Park (parkeerstand): om de auto stil te zetten en te starten, met of zon-der gebruik van de handrem.
Reverse (achteruitversnelling): om achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait).
Neutral (neutraalstand): om de motor te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-den per ongeluk de selectiehendel in de stand N staat, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om ver-volgens weer gas te geven.
Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden.
Manual (sequentiële stand): om zelf de versnellingen te selecteren.
S: programma sport.
: programma sneeuw.
Schakelpatroon
 Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpa-troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een pictogram in het display van in-strumentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
 Trek de handrem aan en selec-teer de stand P of Nofof van de selec-tiehendel,
 Draai de sleutel in het contact in de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt gevolgd, klinkt een geluidssignaal in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE"

Page 109 of 210

96
Wegrijden
Starten in de stand P en wegrijden:
trap altijd het rempedaal in,
 zet de handrem los,
 selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint meteen te rijden.
U kunt ook starten vanuit de stand N.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is ge-selecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspe-daal niet wordt ingetrapt.
Laat daarom geen kinderen al-leen in de auto achter als de motor draait.
Als de selectiehendel niet in de stand P staat, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier of 45 seconden nadat het contact is afgezet een geluidssignaal in combitie met een melding. Zet de selectiehendel in de stand P. Het geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Trek de handrem aan en se-lecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Zet de selectiehendel nooit in een andere stand om af te remmen op een glad wegdek.
Programma’s Sport en Sneeuw
Naast het auto-adaptieve program-ma heeft u de beschikking over twee specifieke programma’s. De geko-zen stand wordt in het instrumenten-paneel aangegeven.
Automatische bediening
Automatisch schakelen in de vier of zes versnellingen:
 Selecteer de stand D in het scha-kelpatroon.
De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling af-hankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto.
De transmissie werkt dan automa-tisch, zonder dat u zelf hoeft te scha-kelen.
Voor een maximale acceleratie zon-der de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal vol-ledig worden ingedrukt (kick down). De transmissie schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maxi-mum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmis-sie automatisch terug om sterker op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren scha-kelt de transmissie niet naar een ho-gere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Programma Sport
 Druk op de toets S als de motor is gestart.
De versnellingsbak maakt automa-tisch een dynamische rijstijl moge-lijk.
Programma Sneeuw
Dit programma zorgt ervoor dat u ge-makkelijker kunt rijden op een onder-grond met weinig grip. Druk op de toets  als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op gladde wegen.
Opmerking: U kunt op elk moment terugkeren naar het auto-adaptatie-ve programma. Druk nogmaals op de toets S of  om het huidige programma uit te schakelen.

Page 110 of 210

97
Handmatige bediening
Handmatig schakelen in de vier of zes versnellingen:
 Selecteer de stand M in het scha-kelpatroon.
 Duw de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen.
 Trek de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen.
Er kan elk moment van de stand D(rijden in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbe-diende stand) worden geschakeld.
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Opmerkingen
Het schakelen naar een andere stand kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de mo-tor dit toestaan, anders wordt er tijde-lijk overgegaan op de automatische bediening.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en ver-volgens wordt de werkelijk ingescha-kelde versnelling weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand M1.
De programma’s S (sport) en  (sneeuw) kunnen niet worden inge-schakeld in de handbediende stand.
Storing
Een storing wordt aange-geven door dit pictogram, een geluidssignaal en een melding op het multifunctio-nele display.
In dit geval werkt de trans-missie met een noodprogramma (blokkering in de 3emissie met een noodprogramma missie met een noodprogramma versnelling). U kunt dan een hevige schok waarne-men bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N, (zonder gevaar voor de transmis-sie).
Rijd niet harder dan 100 km/h (af-hankelijk van de geldende snelheids-limiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Als de accu geen stroom le-vert en de selectiehendel in de stand P staat, is het on-mogelijk om naar een ande-re stand te schakelen.
Forceer in geen geval de selectie-hendel; hierdoor kan de automati-sche transmissie beschadigd raken.
Verschijnt als een versnel-ling niet goed is ingescha-keld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in).

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 210 next >