Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 210

98
Deze snelheidsbegrenzer is van de nieuwste generatie, waarbij de ingestel-de snelheid wordt weergegeven op een display op het instrumentenpaneel.
Met dit systeem kan de bestuurder een maximumsnelheid instellen, zo-dat deze niet wordt overschreden. Als de maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
De begrenzer werkt met een inge-stelde snelheid vanaf 30 km/h en blijft ook bij bediening van het rem- of koppelingspedaal geactiveerd.
Het systeem kan worden bediend:
- bij stilstaande auto, met draai-ende motor,of
- tijdens het rijden.
Druk, als de snelheidsbegrenzer is geactiveerd, op deze knop om de ki-lometerteller/dagteller weer te geven.
Na enkele seconden, of door nog-maals op de knop te drukken, keert het display terug naar de weergave van de snelheidsbegrenzer.
Instellen van een snelheid
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.
Als de toets 2 of 3 of of kort wordt inge-drukt, wordt de ingestelde snelheid met 1 km/h verlaagd of verhoogd.
Druk lang op de toets om de ingestel-de snelheid met 5 km/h te verlagen of verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de inge-stelde snelheid in stappen van 5 km/h te verlagen of verhogen.
Selecteren van de functie
 Draai de knop 1 in de stand LIMIT. De begrenzer is dan nog niet ac-tief. Het display geeft het volgende weer.
Inschakelen/uitschakelen van de begrenzer
Druk op de toets 4 om de begrenzer in te 44schakelen. Druk nogmaals op de toets om de begrenzer uit te schakelen.
Als de begrenzer is ingeschakeld, verschijnt op het display (bijv. bij 110 km/h):
* Volgens land van bestemming.
Weergave op het instrumentenpaneelSNELHEIDSBEGRENZER*

Page 112 of 210

99
Opmerking: ook als de begrenzer (bijv. bij een steile afdaling) niet kan voorkomen dat de ingestelde snel-heid wordt overschreden, knippert deze snelheid op het display.
Laat om de begrenzer weer in te schakelen het gaspedaal los om de wagensnelheid te verlagen tot een snelheid lager dan de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de functie
 Draai de knop 1 in de stand 0 of zet het contact af om het systeem uit te schakelen. De laatst inge-stelde snelheid blijft in het geheu-gen opgeslagen.
Storing
In het geval van een storing van de snelheidsbegrenzer wordt de inge-stelde snelheid gewist en knipperen de streepjes gedurende enkele se-conden:
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om het systeem te laten contro-leren.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het gaspedaal, kan de snel-heidsbegrenzer niet voorko-men dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
Bij het gebruik van de snelheidsbe-grenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht ne-men, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoor-delijkheid nemen.
Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
De ingestelde snelheid kan indien nodig op de volgende wijze tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd.
Als het gaspedaal echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uit-geschakeld en knippert de ingestel-de snelheid op het display (bijv. bij 110 km/h):

Page 113 of 210

100
Deze snelheidsregelaar van de nieu-we generatie is gekoppeld aan de snelheidsbegrenzer. De ingestelde snelheid wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.
Hiermee kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden.
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden boven ongeveer 40 km/h vanaf de 4e versnelling bij auto’s met handgeschakelde versnellingsbak.
Bij auto’s met automatische trans-missie moet de selectiehendel in de stand D staan of moet in de sequen-tiële stand minimaal de tweede ver-snelling zijn ingeschakeld.
Druk, als de snelheidsregelaar is ge-activeerd, op deze knop om de kilo-meterteller/dagteller weer te geven.
Na enkele seconden, of door nog-maals op de knop te drukken, keert het display terug naar de weergave van de snelheidsregelaar.
Eerste keer activeren/instellen van een snelheid
Druk op de toets 2 of 3 zodra de ge-wenste snelheid is bereikt. De snel-heid is nu in het geheugen opgeslagen en op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Selecteren van de functie
 Zet de draaiknop 1 in de stand CRUISE. De snelheidsregelaar is nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Op het display verschijnt:
Opmerking: het is mogelijk even gas te geven zonder dat de snelheidsre-gelaar wordt uitgeschakeld. De inge-stelde snelheid zal dan knipperen. Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Snelheidsregelaar onderbreken
Als u het rijden met de snelheidsre-gelaar wilt onderbreken:
 Druk op de toets 4 of trap op het rem- of koppelingspedaal.
Op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
* Volgens land van bestemming
SNELHEIDSREGELAAR*Weergave op het
instrumentenpaneel

Page 114 of 210

101
Ingestelde snelheid annuleren
 Als bij stilstaande auto het contact wordt afgezet, wordt de ingestel-de snelheid gewist.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om het systeem te laten contro-leren.
Let bij het wijzigen van de ingestelde snelheid door het ingedrukt houden van de toets goed op omdat de snel-heid zeer snel kan worden verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk ver-keer.
Bij een steile afdaling kan de snel-heidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt over-schreden.
Bij het gebruik van de snelheidsrege-laar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Snelheidsregelaar opnieuw activeren
Druk, na het onderbreken van de snelheidsregelaar, op de toets 4. De auto neemt de laatst ingestelde snel-heid weer aan. Op het display ver-schijnt (bijv. bij 110 km/h):
Ingestelde snelheid wijzigen
Voor het verhogen van de ingestelde snelheid zijn er twee mogelijkheden:
Zonder het gaspedaal te gebruiken:
 Druk op de toets 3.
Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h ver-hoogd.
Als de toets lang wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 5 km/h ver-hoogd.
Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verhoogd.
Met het gaspedaal:
 Geef gas tot de gewenste snel-heid is bereikt,
 Druk op de toets 2 of 3.
Uitschakelen van de functie
 Draai de knop 1 in de stand 0 om het systeem uit te schakelen.
Storing
In het geval van een storing van de snel-heidsregelaar wordt de ingestelde snel-heid gewist en knipperen de streepjes gedurende enkele seconden:
Ingestelde snelheid verlagen:
 Druk op de toets 2. Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h verlaagd.
Als de toets lang wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 5 km/h verlaagd.Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verlaagd.

Page 115 of 210

102
De ingestelde snelheid van deze snelheidsregelaar wordt weergege-ven op het instrumentenpaneel.
Hiermee kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden.
Deze voorziening werkt alleen bij snelheden boven ongeveer 40 km/h vanaf de 4e versnelling bij auto’s met handgeschakelde versnellingsbak.
Bij auto’s met automatische trans-missie moet de selectiehendel in de stand D staan, of minimaal de twee-de versnelling zijn ingeschakeld in de sequentiële stand.
Druk, als de snelheidsregelaar is ge-activeerd, op deze knop om de kilo-meterteller/dagteller weer te geven.
Na enkele seconden, of door nog-maals op de knop te drukken, keert het display terug naar de weergave van de snelheidsregelaar.
Eerste keer activeren/instellen van een snelheid
Druk op de toets 2 of 3 zodra de ge-wenste snelheid is bereikt. De snel-heid is nu in het geheugen opgeslagen en op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
Selecteren van de functie
 Zet de draaiknop 1 in de stand ON. De snelheidsregelaar is nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Op het display verschijnt:
Opmerking: het is mogelijk even gas te geven zonder dat de snelheidsre-gelaar wordt uitgeschakeld. De inge-stelde snelheid zal dan knipperen. Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen.
Snelheidsregelaar onderbreken
Als u het rijden met de snelheidsre-gelaar wilt onderbreken:
 Druk op de toets 4 of trap op het rem- of koppelingspedaal.
Op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h):
* Volgens land van bestemming.
Weergave op het instrumentenpaneelSNELHEIDSREGELAAR*

Page 116 of 210

103
Snelheidsregelaar opnieuw activeren
Druk, na het onderbreken van de snelheidsregelaar, op de toets 4. De auto neemt de laatst ingestelde snel-heid weer aan. Op het display ver-schijnt (bijv. bij 110 km/h):
Ingestelde snelheid annuleren
 Als het contact wordt afgezet, wordt de ingestelde snelheid uit het geheugen gewist.Ingestelde snelheid wijzigen
Voor het verhogen van de ingestelde snelheid zijn er twee mogelijkheden:
Zonder het gaspedaal te gebruiken:
 druk op toets 3.
Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h ver-hoogd.
Druk lang op de toets om de ingestel-de snelheid met 5 km/h te verhogen.
Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verhoogd.
Met het gaspedaal:
 geef gas tot de gewenste snelheid is bereikt,
 druk op de toets 2 of 3.
Uitschakelen van de functie
 Zet de draaiknop 1 in de stand OFF om het systeem uit te scha-kelen.
Storing
In het geval van een storing van de snel-heidsregelaar wordt de ingestelde snel-heid gewist en knipperen de streepjes gedurende enkele seconden:
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om het systeem te laten contro-leren.
Let bij het wijzigen van de ingestelde snelheid door het ingedrukt houden van de toets goed op omdat de snel-heid zeer snel kan worden verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snel-heidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschre-den.
Bij het gebruik van de snelheidsrege-laar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Ingestelde snelheid verlagen:
 druk op toets 2. Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h verlaagd.Druk lang op de toets om de ingestel-de snelheid met 5 km/h te verlagen.Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verlaagd.

Page 117 of 210

104
PARKEERHULP MET
GRAFISCHE WEERGAVE EN
GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier ultra-soonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuur-der voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor ob-jecten die zich direct onder de bum-per bevinden. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.
Opmerking: deze functie zal auto-matisch worden uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwagen of de montage van een fietsendrager (auto uitgerust met een door PEUGEOT aan-bevolen trekhaak of fietsendrager).
Zorg ervoor dat de sensoren in de win-ter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs en sneeuw. Bij het inscha-kelen van de achteruitversnelling is een langere piep te horen om aan te geven dat de sensoren vervuild kunnen zijn.
De afstand tot het obstakel wordt aangege-ven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller opvol-gen naarmate de auto dichter bij het ob-stakel komt,- een grafische weergave op het multifuncti-onele display, met blokjes die steeds dich-ter bij de auto komen.
Afhankelijk van het type multifunctioneel display worden de geluidssignalen weergegeven door een zoemer of door de luidsprekers achter, die de geluidssignalen als volgt weergeven:
- een signaal uit de rechter luidspreker bij een obstakel aan de rechterzijde,- een signaal uit de linker luidspreker bij een obstakel aan de linkerzijde,- een signaal uit de rechter en linker luid-spreker bij een obstakel in het midden.Als de auto minder dan ongeveer 30 cen-timeter van het obstakel verwijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar en ver-schijnt het symbool "Gevaar" afhankelijk van het multifunctionele display.
 Het systeem wordt onderbroken als de achteruit wordt uitgeschakeld.
Als er een storing is opgetre-den, zal bij het inschakelen van de achteruitversnelling het pictogram service verschijnen in combinatie met een geluidssignaal (kort piepje) en een melding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.
Activeren/Deactiveren
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld zo-dra de achteruitversnelling wordt in-geschakeld
Dit wordt aangegeven door een geluids-signaal en de weergave van de auto af-hankelijk van het multifunctionele display.
Het systeem kan worden ge-activeerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
Deze instelling blijft opge-slagen na het afzetten van het con-tact.
Onderbreken van het systeem

Page 118 of 210

106
Beweeg de hendel links onder het dashboard naar rechts.
Druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op.
Bevestig de mo-torkapsteun om de motorkap geopend te houden.
Plaats de motor-kapsteun in de houder alvorens de motorkap te sluiten.
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
In het geval van een lege brandstof-tank is het noodzakelijk het brand-stofsysteem te ontluchten.De ontluchtpomp, de ontluchtnippel en de transparante slang bevinden zich onder de motorkap (zie de des-betreffende afbeelding):
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde
Buitenzijde
Motorkapsteun
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. Controleer of de motorkap goed vergrendeld is.
1,6 liter 16V HDI-motor
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,- maak de afdekplaat los om bij de handopvoerpomp te komen,- bedien de handpomp van de ontluch-ting tot u brandstof in de transparante slang met de groene aansluiting ziet komen,- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
2 liter 16V HDI-motor
-vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,- maak de afdekplaat los om bij de handopvoerpomp te komen,- draai de ontluchtnippel los,- bedien de handpomp van de ont-luchting tot u brandstof via de ont-luchtnippel ziet weglopen,- draai de ontluchtnippel vast,- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.

Page 119 of 210

107
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistofreservoir.
4. Reservoir remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Zekeringkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
1,4 LITER 16V BENZINEMOTOR

Page 120 of 210

108
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
1,6 LITER 16V BENZINEMOTOR

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 210 next >