Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 210

109
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
2 LITER 16V BENZINEMOTOR

Page 122 of 210

110
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliepeilstok.
9. Motoroliereservoir.
2 LITER 16V BENZINEMOTOR (180 pk)

Page 123 of 210

111
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast.
7. Motoroliepeilstok.
8. Motoroliereservoir.
9. Handopvoerpomp.
1,6 LITER HDI 16V TURBODIESELMOTOR (90 pk/110 pk)

Page 124 of 210

112
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringenkast.
7. Luchtfilter.
8. Motoroliereservoir.
9. Motoroliepeilstok.
10. Handopvoerpomp.
11. Ontluchtnippel.
2 LITER HDI 16V TURBODIESELMOTOR (136 pk)

Page 125 of 210

113
NIVEAUS CONTROLEREN
2 merktekens op de peil-stok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uit-komen.
B = mini.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-derhoudsboekje.
Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen te voldoen.
Opmerking: de koelvloeistof behoeft niet te worden ververst.
Oliepeilstok
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de tem-peratuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilateur. De koelventi-lateur kan nog(gaan) werken als het contact is afgezet, bij auto’s met roet-filter zelfs als de motor koud is.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk; wacht voor werkzaam-heden aan het koelsysteem dan ook ten minste 1 uur nadat de motor ge-draaid heeft.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen en te voorkomen dat de hete koelvloeistof uit het koelsysteem spuit. Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de dop los en vul het systeem bij.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter)
Als het verklikkerlampje service gaat branden in combinatie met een mel-ding en een geluidssignaal, duidt dit erop dat het additiefreservoir moet worden bijgevuld.
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Remvloeistofniveau
* Volgens motoruitvoering.
Motorolieniveau
Voor het behoud van de bedrijfs-zekerheid van de motoren en de emissieregelsystemen mogen in geen geval additieven aan de motorolie worden toegevoegd.
Het niveau dient altijd boven het MINI en dichtbij het MAXI merkteken te staan.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Verwijder de afdekplaat* (zie § "Lam-pen vervangen - koplampen").
Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloei-stofniveau dient boven het MINI en dichtbij het MAXI merkteken te staan.
Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen pro-ducten.
Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bijvullen. (Maxi-mum olieverbruik: 0,5 liter per 1 000 km.)
De controle dient bij koude motor en ho-rizontaal geplaatste auto te geschieden, met behulp van de olieniveaumeter in het instrumentenpaneel of de oliepeilstok.
De vloeistof dient volgens de door de constructeur voorge-schreven intervallen te wor-den ververst.
Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en aan de DOT4-normen voldoet.

Page 126 of 210

114
CONTROLES
Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tussen twee onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Luchtfilter en interieurfilter
Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet overeenkomstig het onderhouds-schema van de constructeur worden uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-vicepunt.
De slijtage van de remblok-ken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stads-verkeer en veel korte ritten.
Slijtage remschijven en -trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de controle van uw remschijven en -trommels een PEUGEOT-ser-vicepunt.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of kwalitatief ge-lijkwaardige producten.
Om de werking van belang-rijke organen als de stuurbekrachtiging en het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt PEUGEOT speci-fieke producten aan.
Om te voorkomen dat het elektrisch systeem beschadigd raakt, is het niet toegestaan met een hogedruk-reiniger de motorruimte schoon te maken.
Oliefilter
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de ge-zondheid en is een erg bijtend middel.
Opmerking: als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms stoom uit de uit-laat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties van de auto en heeft geen gevolgen voor het milieu.Gooi afgewerkte olie, rem-vloeistof en koelvloeistof niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij een PEUGEOT-servicepunt.
Accu
Laat uw accu voor de win-ter door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Laat de filters periodiek ver-vangen. Als de omgeving daartoe aanleiding geeft, moeten de filters twee keer zo vaak worden ver-vangen.
Remblokken
Hierdoor kan het noodza-kelijk blijken om de rem-blokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Handrem
Vervang het oliefilterele-ment regelmatig, volgens het onderhoudsschema.
Handgeschakelde versnellingsbak
Niet verversen. Laat het ni-veau controleren volgens het onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het onderhoudsboekje, die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto, voor het laten controleren van de belangrijkste niveaus en bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur.

Page 127 of 210

114
CONTROLES
Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tussen twee onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Luchtfilter en interieurfilter
Roetfilter (diesel)
Het onderhoud van het roetfilter moet overeenkomstig het onderhouds-schema van de constructeur worden uitgevoerd door een PEUGEOT-ser-vicepunt.
De slijtage van de remblok-ken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stads-verkeer en veel korte ritten.
Slijtage remschijven en -trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de controle van uw remschijven en -trommels een PEUGEOT-ser-vicepunt.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of kwalitatief ge-lijkwaardige producten.
Om de werking van belang-rijke organen als de stuurbekrachtiging en het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt PEUGEOT speci-fieke producten aan.
Om te voorkomen dat het elektrisch systeem beschadigd raakt, is het niet toegestaan met een hogedruk-reiniger de motorruimte schoon te maken.
Oliefilter
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de ge-zondheid en is een erg bijtend middel.
Opmerking: als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms stoom uit de uit-laat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties van de auto en heeft geen gevolgen voor het milieu.Gooi afgewerkte olie, rem-vloeistof en koelvloeistof niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij een PEUGEOT-servicepunt.
Accu
Laat uw accu voor de win-ter door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
Laat de filters periodiek ver-vangen. Als de omgeving daartoe aanleiding geeft, moeten de filters twee keer zo vaak worden ver-vangen.
Remblokken
Hierdoor kan het noodza-kelijk blijken om de rem-blokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Handrem
Vervang het oliefilterele-ment regelmatig, volgens het onderhoudsschema.
Handgeschakelde versnellingsbak
Niet verversen. Laat het ni-veau controleren volgens het onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het onderhoudsboekje, die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto, voor het laten controleren van de belangrijkste niveaus en bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur.

Page 128 of 210

10
115
1. Wielsleutel.
2. Krik met slinger.
3. Centreerpen.
4. Dop voor slotbouten.
5. Afneembaar sleepoog.
6. Gereedschap voor lichtmetalen velgen.
7. Gereedschap om sierdop van lichtmetalen velgen te verwijderen.
Plaatsen van de auto
 Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de achteruit in (bij automatische transmissie de stand P).
Til, om bij het reservewiel en de krik in de bagageruimte te komen, de vloerplaat met de handgreep op.
WIEL VERWISSELEN (3-/5-DEURS)
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt zich in een houder in het hart van het reser-vewiel:
Symbolen op de houder geven de plaats van het gereedschap aan .

Page 129 of 210

10
116
Wiel demonteren
 Blokkeer indien nodig het wiel kruislings tegenover het te verwis-selen wiel met een wielblok.
 Verwijder de wieldop door de wiel-sleutel 1 in de opening voor het ventiel te steken en de wieldop los te trekken.
 Draai de wielbouten iets los (verwij-der bij lichtmetalen velgen eerst de sierdoppen; zie paragraaf "Bijzon-derheden lichtmetalen velgen").
 Plaats de kop van de krik 2 in één van de vier steunpunten A aan de onderzijde bij het te verwisselen wiel.
 Vouw de krik 2 uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk zich loodrecht onder het steunpunt A bevindt.
 Krik de auto op.
 Verwijder de wielbouten en het wiel.
Terugplaatsen van het wiel
 Plaats het wiel met behulp van de centreerpen 3.
 Draai de wielbouten met de hand vast en verwijder de centreerpen.
 Draai de wielbouten met de sleu-tel 1 enigszins vast.
 Laat de krik 2 zakken en verwijder deze vervolgens.
 Draai de wielbouten met de sleu-tel 1 vast.
 Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Verwijderen van het reservewiel
 Draai de gele centrale bout een kwart omwenteling los.
 Til het reservewiel aan de achter-zijde op en trek het naar u toe.
 Verwijder het wiel uit de bagage-ruimte.

Page 130 of 210

10
117
Terugplaatsen van het reservewiel
 Plaats het reservewiel terug.
 Draai de centrale gele bout een aan-tal omwentelingen los en plaats de bout in het hart van het reservewiel.
 Draai de centrale bout vast tot deze klikt en het reservewiel goed vastzit.
 Plaats de houder met het gereed-schap in het hart van het reserve-wiel en maak deze vast.
 Plaats de vloerplaat terug.
Wielen uitgerust met het detectiesysteem te lage bandenspanning
Zie "Detectie te lage bandenspan-ning" in het gedeelte veiligheid voor meer informatie.
* Volgens uitvoering en land van be-stemming.
Leg het reservewiel zorgvul-dig plat in het midden van de reservewielbak.
Verwissel een wiel uit vei-ligheidsoverwegingen al-leen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. - met aangetrokken handrem en contact uitgezet. - met de eerste versnelling of de achteruit ingeschakeld (bij automa-tische transmissie stand P).- als de auto is geblokkeerd met het wielblok.Ga nooit onder een auto liggen die al-leen op de krik steunt (gebruik bokken).
Na het verwisselen van een wiel:
- laat zo snel mogelijk het aanhaal-moment van de wielbouten en de bandenspanning van het reserve-wiel door een PEUGEOT-service-punt controleren.- laat de lekke band zo spoedig mo-gelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van het noodreservewiel*
Uw auto kan zijn voorzien van een reservewiel waarvan de velg anders is dan van het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit reservewiel na ge-bruik zo snel mogelijk wordt vervangen.
Volg de volgende voorschriften op om het rijgedrag van uw auto niet te veranderen:
- rijd niet harder dan 80 km/h,- monteer geen wieldop,- rijd voorzichtig,- controleer de op de sticker aange-geven bandenspanning.

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 210 next >