Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 210

10
121
De wielbouten van de lichtmetalen velgen zijn voorzien van chromen sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden losge-draaid dienen de sierdoppen met behulp van het gele gereedschap 6 te worden verwijderd.
Wielen met middendop
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met stalen velgen wilt monteren, dient u speciale bouten te gebruiken, die verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-dealer.
 schuif het gereedschap voor het verwijderen van de middendop 7in de inkeping van de dop, gebruik het gereedschap als een hefboom door erop te drukken om de dop los te maken, draai de bout los met behulp van de dopsleutel en de wielsleutel.
Indien uw auto is voorzien van een re-servewiel met stalen velg, is het nor-maal dat bij het monteren de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.
Deze dopsleutel is u over-handigd bij aflevering van uw auto, gelijktijdig met de reservesleutel en de code-kaart.
Noteer de op de dopsleutel gegra-veerde code nauwkeurig. Met deze code kunt u bij uw PEUGEOT-ser-vicepunt een nieuwe dopsleutel ver-krijgen.
Bijzonderheden lichtmetalen velgen
Monteren van het reservewiel
Antidiefstalbouten
Uw velgen zijn voorzien van antidief-stalbouten, één per wiel.Sierdoppen
Wiel met chromen sierdop
 verwijder de chromen dop,
 draai de bout los met behulp van de dopsleutel en de wielsleutel.

Page 132 of 210

10
118
Plaatsen van de auto
 Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
 Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de achteruit in (bij automatische transmissie in de stand P).
Toegang tot het reservewiel
 Open de bagageruimte.
 Open het luik met de lus om de haspel los te maken en bij de bout van de reservewielhouder te ko-men.
 Draai de bout volledig los met de wielsleutel 1 om de houder met het reservewiel te laten zakken.
Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt zich:
- in het rechter zijpaneel van de ba-gageruimte,1. Wielsleutel.2. Afneembaar sleepoog.3. Gereedschap voor verwijderen slotbouten.
- in de kist in het hart van het reser-vewiel,4. Krik met verlengstuk wielsleutel5. Centreerpen.6. Gereedschap voor verwijderen sierdop.
WIEL VERWISSELEN (BREAK)

Page 133 of 210

10
119
 Verwijder de houder met het re-servewiel via de achterzijde van de auto.
 Haal de gekartelde haak eruit om het reservewiel uit de houder te nemen, zoals aangegeven in de afbeelding.
Wiel demonteren
 Schuif het deksel van de kist open om bij het gereedschap te komen.
 Blokkeer indien nodig het wiel kruislings tegenover het te verwis-selen wiel met een wielblok.
 Verwijder de wieldop door de wiel-sleutel 1 in de opening van het ventiel te steken en de wieldop los te trekken (auto’s met stalen velgen).
 Draai de wielbouten iets los (zie paragraaf "Bijzonderheden licht-metalen velgen" voor auto’s met lichtmetalen velgen).
Opmerking: u kunt het andere uiteinde van het gereedschap 6gebruiken om de wielbouten los te draaien.
 Plaats de kop van de krik 4 in één van de vier steunpunten A aan de onderzijde bij het te verwisselen wiel.
 Vouw de krik 4 uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk zich loodrecht onder het steunpunt A bevindt.
 Krik de auto op.
 Verwijder één wielbout en vervang deze door de centreerpen 5.
 Verwijder de andere wielbouten en het wiel.

Page 134 of 210

10
120
Wiel monteren
 Plaats het wiel met behulp van de centreerpen 5.
 Draai de wielbouten met de hand vast en verwijder de centreerpen 5.
 Draai de wielbouten met de wiel-sleutel 1 enigszins vast.
 Laat de krik 4 zakken en verwijder deze vervolgens.
 Draai de wielbouten met de wiel-sleutel 1 vast.
 Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
 Berg het desbetreffende gereed-schap op in de kist en sluit het deksel.
 Zet de kist op de grond en cen-treer het reservewiel op de kist.
 Plaats de gekartelde haak in het deksel van de kist.
 Monteer het wiel onder de auto door de bout van de reservewiel-houder aan te draaien met de wielsleutel 1.
 Draai de bout aan en controleer of het wiel goed vlak tegen de bodem van de bagageruimte aan ligt.
 Sluit het luik met de lus om de haspel te vergrendelen.
 Berg het overige gereedschap op in het rechter zijpaneel van de ba-gageruimte.
Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingen alleen:
- op een horizontale, stabiele en vlakke ondergrond.- met aangetrokken handrem.- met de 1e versnelling of de achter-uit ingeschakeld (bij een automati-sche transmissie de stand P).- als de auto geblokkeerd is met een wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt (gebruik bokken).
Monteer de gereedschapskist nooit zonder het reservewiel onder de auto.
Gebruik nooit ander gereedschap dan de wielsleutel om de haspel te bedienen.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van het noodreservewiel*
Uw auto kan zijn voorzien van een reservewiel waarvan de velg anders is dan van het standaard wiel.
Zorg ervoor dat dit reservewiel na gebruik zo snel mogelijk wordt ver-vangen.
Volg de volgende voorschriften op om het rijgedrag van uw auto niet te veranderen:
- rijd niet harder dan 80 km/h,- monteer geen wieldop,- rijd voorzichtig,- controleer de op de sticker aange-geven bandenspanning.
* Volgens uitvoering en land van be-stemming.
Na het verwisselen van het wiel:
- laat zo snel mogelijk de montage van het wiel met de lekke band on-der de auto, het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspan-ning van het reservewiel controleren door een PEUGEOT-servicepunt.- laat de lekke band zo spoedig mo-gelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.- laat de montage van het reserve-wiel onder de auto controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
Wielen uitgerust met het detectiesysteem te lage bandenspanning
Zie "Detectie te lage bandenspan-ning" in het gedeelte veiligheid voor meer informatie.

Page 135 of 210

10
121
De wielbouten van de lichtmetalen velgen zijn voorzien van chromen sierdoppen.
Voordat de wielbouten worden losge-draaid dienen de sierdoppen met behulp van het gele gereedschap 6 te worden verwijderd.
Wielen met middendop
Monteren van winterbanden
Als u op uw auto winterbanden met stalen velgen wilt monteren, dient u speciale bouten te gebruiken, die verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-dealer.
 schuif het gereedschap voor het verwijderen van de middendop 7in de inkeping van de dop, gebruik het gereedschap als een hefboom door erop te drukken om de dop los te maken, draai de bout los met behulp van de dopsleutel en de wielsleutel.
Indien uw auto is voorzien van een re-servewiel met stalen velg, is het nor-maal dat bij het monteren de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.
Deze dopsleutel is u over-handigd bij aflevering van uw auto, gelijktijdig met de reservesleutel en de code-kaart.
Noteer de op de dopsleutel gegra-veerde code nauwkeurig. Met deze code kunt u bij uw PEUGEOT-ser-vicepunt een nieuwe dopsleutel ver-krijgen.
Bijzonderheden lichtmetalen velgen
Monteren van het reservewiel
Antidiefstalbouten
Uw velgen zijn voorzien van antidief-stalbouten, één per wiel.Sierdoppen
Wiel met chromen sierdop
 verwijder de chromen dop,
 draai de bout los met behulp van de dopsleutel en de wielsleutel.

Page 136 of 210

10
122
Koplampen
Verwijder de afdekplaat* rechts in de motorruimte:
- druk op het midden van de plastic pluggen A,- verwijder de plastic pluggen,- verwijder de afdekplaat.
Vergeet na het vervangen van de lamp niet om alle onderdelen weer correct aan te brengen:
- breng de afdekplaat* aan,- breng de plastic pluggen A aan en druk ze aan de bovenzijde vast.
Raak de lampen uitsluitend met een droge doek aan.
De koplampen zijn uitgerust met glazen van polycarbo-naat voorzien van een bescherm-laag. Gebruik voor het schoon-maken van de koplampen nooit een droge doek of een schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
Gebruik een spons en zeepwater.
* Volgens motoruitvoering.
1. Dimlicht (H1-55 W of xenonlampen).
LET OP: ELECTROCUTIEGEVAAR
Het vervangen van een xenonlamp mag worden uitgevoerd door een PEUGEOT-servicepunt.
2. Grootlicht (H7-55 W).
 Verwijder de beschermkap van de defecte lamp.
 Neem de stekker los.
 Druk op het uiteinde van de borg-lippen om deze los te maken. Ver-vang de lamp.
Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer of de borglippen goed vastzitten.
 Sluit de stekker weer aan.
 Monteer de beschermkap weer.
LAMPEN VERVANGEN

Page 137 of 210

10
123
 Druk het zijknipperlicht naar voren en trek het geheel los.
 Verwijder en vervang het zijknip-perlicht.
De zijknipperlichten zijn verkrijgbaar bij een PEUGEOT-servicepunt.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zij-knipperlichten) moeten wor-den vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigen-schappen.
3. Parkeerlicht (W 5 W).
 Verwijder de beschermkap van de defecte lamp.
 Neem de stekker los.
 Verwijder en vervang de lamp.
4. Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig).
 Draai de lamphouder een kwart omwenteling en verwijder deze.
 Vervang de lamp.
Opmerking: bij bepaalde weers-omstandigheden (lage temperatuur, vochtig weer), kan aan de binnen-zijde van de koplampen enige condensvorming ontstaan. Deze verdwijnt zodra de lampen enige tijd branden.
5. Mistlampen (H11-55 W).
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om deze te laten vervangen.
Geïntegreerde zijknipperlichten

Page 138 of 210

10
124
1. Richtingaanwijzers (P 21 W).
2. Achteruitrijlichten(P 21 W), rechts.
Mistachterlicht (P 21 W), links.
3. Remlicht (P 21 W).
4. Achterlichten (x 2) (R 5 W).
 Draai de 2 moeren 1 met behulp van een 10 mm pijpsleutel los.
 Verwijder de lichtunit door deze naar buiten te drukken.
 Druk de twee borglippen 2 in om de lamphouder los te nemen.
 Vervang de defecte lamp.
 Let er bij het terugplaatsen op dat de lampunit juist op de afdichting gemonteerd wordt.
Deze 6 lampen worden vanuit de ba-gageruimte vervangen:
 trek de bekleding van de bagage-ruimte opzij om bij de achterlicht-unit te komen.
 druk op de twee lippen en verwij-der de achterlichtunit.
 vervang de defecte lamp.
Let er bij het plaatsen op dat de lamp goed op de afdichting past.
Achterlichten (3-/5-deurs)Derde remlicht (3-/5-deurs)(4 lampen W 5 W)

Page 139 of 210

10
125
 Maak de bovenste bekleding van de achterklep aan beide zijden los en verwijder deze voorzichtig haaks ten opzichte van de montagerichting.
 Steek een schroevendraaier in de twee buitenste gaten B om op de twee borglippen C te drukken.
 Houd de borglippen ingedrukt om de lampunit naar buiten te duwen.
 Trek de lampunit naar buiten terwijl u hem kantelt.
 Vervang de defecte lamp.
 Let er bij het terugplaatsen op dat de borglippen goed worden ge-plaatst en dat de bekleding van de achterklep juist aangebracht wordt.
1. Remlichten (P 21 W).
2. Achterlichten (x 2) (R 5 W).
3. Richtingaanwijzers (P 21 W).
4. Achteruitrijlicht(P 21 W), rechts.
Mistachterlicht (P 21 W), links.
Deze 6 lampen worden vervangen door de achterlichtunit te verwijderen:
 verwijder de bekleding van het desbetreffende zijpaneel van de bagageruimte om bij de achter-lichtunit te komen. verwijder de bevestigingsmoer van de achterlichtunit aan de bin-nenzijde van de bagageruimte. verwijder de bevestigingsmoer van de achterlichtunit aan de bui-tenzijde van de bagageruimte. verwijder de achterlichtunit. maak de bedrading los.
 druk op de lipjes A en verwijder de lamphouder.
 vervang de defecte lamp.
Opmerking: gebruik indien nodig de wielsleutel om de moeren los te draaien.
Let er bij het plaatsen op dat de lamp-houder en de achterlichtunit goed worden geplaatst.
Kentekenplaatverlichting (W 5 W)
 Steek een kleine schroevendraai-er in een van de buitenste openin-gen van het lampglas.
 Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken.
 Verwijder het lampglas.
 Vervang de defecte lamp.
Achterlichten (Break)Derde remlicht (Break)(4 lampen W 5 W)

Page 140 of 210

10
126
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich on-der het dashboard (bestuurderszijde) en onder de motorkap (links).
GoedDefect
Draai met een muntstuk (1) de schroef een kwart omwenteling los en maak de klep los door aan het ge-deelte rechts boven (2) te trekken.
ZekeringAmpèreFuncties
F115 ARuitenwisser achter.
F230 AVergrendeling en supervergrendeling.
F35 AElektronische eenheid airbags en pyrotechnische gordelspanners.
F410 A
Schakelaar rem- (STOP) en koppelingspedaal, schakelaar koelvloeistofniveaumeter, sensor verdraaiing stuurwiel, dubbele sensor ESP, pomp roetfilter, diagnoseaansluiting, elektrochrome binnenspiegel.
F530 AElektrische ruitbediening vóór, schuif-/kanteldak, verwarming buitenspiegels.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de sto-ring op te sporen en te (laten) verhel-pen. De nummers van de zekeringen zijn aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering al-tijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde kleur).
Gebruik de speciale tang, die zich aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast van het dash-board bevindt. Deze steun bevat te-vens de reservezekeringen.
Zekeringen dashboard

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 210 next >