Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 210

10
128
Zekeringen in de motorruimte
Maak om bij de zekeringen in de mo-torruimte (naast de accu) te komen het deksel los.
Sluit na de werkzaamheden het dek-sel zorgvuldig voor een goede af-dichting van het zekeringkastje.
Zekeringkast 2
of
Zekeringkast 1
ZekeringAmpèreFuncties
F120 AVoeding elektronische eenheid motor en relais hoge snelheid motorventilateur.
F215 AClaxon.
F310 ARuitensproeiers vóór en achter.
F420 AKoplampsproeiers.
F515 ABrandstofpomp en elektroklep absorptievat (2 liter benzine).
F610 AElektronische eenheid automatische transmissie met 4 versnellingen, blokkeerschakelaar automatische transmissie, contact impulsbediening, relais hoge snelheid motorventilateur, xenonkoplamp rechts en links.
F710 AElektronische eenheid ABS/ESP, elektronische eenheid elektropompgroep stuurbekrachtiging.

Page 142 of 210

10
129
* Uitsluitend bij zekeringkast 1.
ZekeringAmpèreFuncties
F825 ABediening van de startmotor.
F910 AEenheid extra verwarming (diesel), schakelaar koelvloeistofniveaumeter.
F1030 ARegelorganen elektronische eenheid motor (bobine, elektrokleppen, lambdasonden, elektronische eenheden, verstuivers, voorverwarming), elektroklep absorpt ievat(1,4 liter en 1,6 liter benzine).
F1140 AAanjager airconditioning.
F1230 ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F1340 AVoeding Intelligente Service Centrale (BSI) (+ na contact).
F1430 ALuchtpomp (2 liter benzinemotor).
F15*10 AGrootlicht rechts.
F16*10 AGrootlicht links.
F17*15 ADimlicht links.
F18*15 ADimlicht rechts.
F4115 AElektronische eenheid automatische transmissie met 6 versnellingen.

Page 143 of 210

10
130
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt voordat u andere elektrische voorzie ningen of accessoires in de auto mon-teert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit het verhelpen van storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd worden of door voorzieningen die niet volgens de voorschriften van PEUGEOT zijn gemonteerd. Dit geldt met name voor apparatuur met een stroomverbruik van meer dan 10 milliampère.
ZekeringAmpèreFuncties
MF1*30 AMotorventilateurgroep 200 W.
50 AMotorventilateurgroep 400 W en 460 W.
MF2*30 APomp ABS/ESP.
MF3*30 AElektrokleppen ABS/ESP.
MF4*80 AVoeding Intelligente Service Centrale (BSI).
MF5*80 AVoeding Intelligente Service Centrale (BSI).
MF6*80 AZekeringkast dashboard.
MF8*70 AElektropompgroep stuurbekrachtiging.
* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de hoofdzeke-ringen dienen door een PEUGEOT-servicepunt uitgevoerd te worden.

Page 144 of 210

10
126
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich on-der het dashboard (bestuurderszijde) en onder de motorkap (links).
GoedDefect
Draai met een muntstuk (1) de schroef een kwart omwenteling los en maak de klep los door aan het ge-deelte rechts boven (2) te trekken.
ZekeringAmpèreFuncties
F115 ARuitenwisser achter.
F230 AVergrendeling en supervergrendeling.
F35 AElektronische eenheid airbags en pyrotechnische gordelspanners.
F410 A
Schakelaar rem- (STOP) en koppelingspedaal, schakelaar koelvloeistofniveaumeter, sensor verdraaiing stuurwiel, dubbele sensor ESP, pomp roetfilter, diagnoseaansluiting, elektrochrome binnenspiegel.
F530 AElektrische ruitbediening vóór, schuif-/kanteldak, verwarming buitenspiegels.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de sto-ring op te sporen en te (laten) verhel-pen. De nummers van de zekeringen zijn aangegeven op de zekeringkast.
Vervang een defecte zekering al-tijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde kleur).
Gebruik de speciale tang, die zich aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast van het dash-board bevindt. Deze steun bevat te-vens de reservezekeringen.
Zekeringen dashboard

Page 145 of 210

10
127
ZekeringAmpèreFuncties
F630 AElektrische ruitbediening achter.
F75 APlafonniers vóór en achter, kaartleeslampjes, verlichting dashboardkastje.
F820 AAutoradio, autoradio/telefoon, multifunctioneel display, sirene inbraakalarm, eenheid inbraakalarm, servicecentrale trekhaakaansluiting, eenheid lesaut o, voeding stuurkolomschakelaars.
F930 A12 V-aansluiting vóór, 12 V-aansluiting achter.
F1015 AElektronische eenheid automatische transmissie, elektronische eenhei d detectie te lage bandenspanning, remlichtschakelaar.
F1115 ADiagnoseaansluiting, elektronische eenheid roetfilter, contactslot met zwakstroom.
F1215 AEenheid lesauto, parkeerhulp achter.
F135 AServicecentrale motor, regen-/lichtsensor.
F1415 AServicecentrale trekhaakaansluiting, instrumentenpaneel, elektron ische eenheid airbags en pyrotechnische gordelspanners, volautomatische airconditioning, ha ndsfree set.
F1530 AVergrendeling en supervergrendeling.
F16-Shunt tijdens opslag.
F1740 AAchterruitverwarming.
F3920 AStoelverwarming bestuurders- en passagiersstoel.

Page 146 of 210

10
131
De ruitenwissers in de onderhoudsstand zetten
 Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzet-ten van het contact om de ruiten-wissers naar het midden van de voorruit te bewegen (onderhouds-stand).
Vervangen van een wisserblad
 Til de ruitenwisserarm op, maak de clip los en verwijder het wisserblad.
 Monteer het nieuwe wisserblad en zet de ruitenwisserarm terug.
Opmerking: Het kortste wisserblad moet op de rechter ruitenwisserarm worden gemonteerd.
Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten.
ACCU
Laden met behulp van een acculader:
- maak de accupoolklemmen los, te beginnen met de (-) kabel,- volg de aanwijzingen van de fabri-kant op de acculader,- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze be-dekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accuka-bels los en reinig de polen en de klemmen, - sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel.
Wacht 2 minuten na het uit-zetten van het contact alvo-rens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-cukabels los te nemen.
Sluit ruiten en schuifdak voordat de accupoolklemmen worden losge-maakt. Als de ruiten of het schuifdak na het weer aansluiten niet goed wer-ken, dienen deze te worden gereset (zie "Resetten elektrisch bedienbare ruiten" en "Schuif-/kanteldak").
Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektroni-sche systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als er zich na deze hande-ling toch nog problemen voordoen.
Na het weer aansluiten van de accu-kabels is het noodzakelijk de afstands-bediening opnieuw te synchroniseren en het navigatiesysteem te resetten (zie het desbetreffende hoofdstuk).
Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu’s,- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu aan,- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwij-derd massapunt van de te starten auto aan,- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien,- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
Accu’s bevatten schadelijke stoffen zoals zwavelzuur en lood. Accu’s moeten volgens de wettelijke voorschriften wor-den afgevoerd en mogen in geen geval bij het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu’s in bij een speciaal afvalstoffendepot.
WISSERBLADEN
VERVANGEN

Page 147 of 210

10
132
ECO-MODE
Nadat de motor is afgezet, wordt een aantal elektrische voorzieningen (rui-tenwissers, ruitbediening, schuifdak, plafonniers, autoradio, telefoon, dim-licht, enz.) na in totaal ongeveer een half uur automatisch uitgeschakeld, om te voorkomen dat de accu ontla-den raakt.
Op dat moment geeft een melding op het multifunctionele display aan dat de eco-mode is ingeschakeld.
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor ge-start wordt.
Om de functies direct weer te kun-nen gebruiken, moet de motor wor-den gestart en moet deze gedurende enige tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten be-dragen.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
SPAARFASE ACCU
In verband met de laadtoestand van de accu kunnen tijdens het rijden som-mige voorzieningen (airconditioning, achterruitverwarming, interieurverwar-ming bij auto’s met een dieselmotor, enz.) tijdelijk uitgeschakeld worden.
Deze voorzieningen worden weer automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toe-laat.
Opmerking: De uitgeschakelde voorzieningen kunnen tevens hand-matig weer ingeschakeld worden. Hierbij bestaat het risico dat de accu ontladen raakt.
Opmerking: als u op het moment dat de spaarstand wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kunt u het telefoongesprek gewoon voortzetten.

Page 148 of 210

10
133
Zonder takelen(4 wielen op de grond)
Gebruik hiervoor altijd een sleep-stang.
Het afneembare sleepoog is in het reservewiel opgeborgen.
Break: het afneembare sleepoog be-vindt zich in het rechterzijpaneel van de bagageruimte.
Aan de voorzijde:
 maak het klepje los door op de onderkant ervan te drukken.
 draai het sleepoog vast tot het stuit.
Getakeld(2 wielen op de grond)
Het professioneel takelen van de wa-gen geniet de voorkeur.
Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging uitge-schakeld.
SLEPEN VAN UW AUTO
Aan de achterzijde:
 maak het klepje aan de bovenkant los met behulp van een munt-stuk.
 draai het sleepoog vast tot het stuit.
Bijzonderheden automatische transmissie
Bij het slepen van de auto, zonder takelen, moet aan de volgende voor-waarden voldaan worden:
- zet de selectiehendel in de stand N,- rijd met een snelheid van maximaal 50 km/h en sleep de auto over een afstand van hoogstens 50 km.- voeg geen extra vloeistof toe aan de automatische transmissie.

Page 149 of 210

10
134
Adviezen
Gewichtsverdeling: verdeel het ge-wicht in de caravan/aanhanger gelijk-matig en houd u aan de toegestane kogeldruk.
Koeling: het trekken van een aan-hanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch be-diend en is niet afhankelijk van het motortoerental.
Pas uw snelheid aan om het toeren-tal te beperken.
Het maximum aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercen-tage en de temperatuur van de bui-tenlucht.
Let in elk geval goed op de aanwij-zing van de koelvloeistoftempera-tuurmeter.
Als het verklikkerlampje van de koel-vloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.
Banden: controleer de bandenspan-ning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Remmen: het trekken van een aan-hanger vergroot de remweg.
Verlichting: controleer de verlichting van de aanhanger.
Zijwind: houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER, EEN
CARAVAN, EEN BOOT...
Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en goedgekeurde trek-haak en deze door een PEUGEOT-servicepunt te laten monteren.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.
Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1 000 m 10 % van het maximum aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1 000 m.
De parkeerhulp wordt bij het aankop-pelen van een aanhanger automa-tisch uitgeschakeld.

Page 150 of 210

10
135
3-/5-deurs: gebruik bij het monteren van dwarsdragers de vier hiervoor bestemde bevestigingsplaatsen. Druk de schuifjes in de richting van de pijl om deze te bereiken.
Break: let bij het monteren van de dwarsdragers op de juiste bevesti-gingsplaatsen. Deze zijn door middel van merktekens op de dakreling aan-gegeven.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeurde accessoires en houd u aan de montagevoorschriften van de fabrikant.
Max. toegestane daklast op imperiaal, bij een maxi-male laadhoogte van 40 cm (m.u.v. fietsen): 80 kg (3-/5-deurs), 100 kg (break).
Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan aan de rij-omstandigheden om schade aan de allesdragers en de bevestigings-plaatsen op het dak te voorkomen.
ALLESDRAGERS MONTERENSNEEUWSCHERM*
Het sneeuwscherm wordt op het on-derste gedeelte van de voorbumper geplaatst om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen.
Verwijder het sneeuwscherm als er geen kans op sneeuw meer is (temperatuur hoger dan 10 °C).
PLAATSEN
 Houd het sneeuwscherm voor de voorbumper.
 Plaats het scherm door het bij alle clips vast te drukken.
VERWIJDEREN
 Steek een schroevendraaier in de opening ter hoogte van iedere clip.
 Wip de clips één voor één los.
* Volgens land van bestemming.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 210 next >