Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 41 of 210

40
Menu "Video"
In het dashboardkastje bevinden zich drie audio-/videoaansluitingen waar-op u een videoapparaat (camcorder, digitale camera, DVD-speler, ...) kunt aansluiten.
De videoweergave werkt uitslui-tend bij stilstaande auto.
Als dit menu is geselecteerd, hebt u toegang tot de volgende functies:
- "Videofunctie activeren" om de vi-deofunctie in of uit te schakelen,- "Parameters video" om het formaat van de weergave, de lichtsterkte, het contrast en de kleuren in te stellen.
 Druk op de toets "MODE" of "DARK" om de weergave van de videofunctie te onderbreken.
 Druk herhaaldelijk op de toets "SOURCE" om in plaats van de videofunctie een andere functie van het audiosysteem te selecte-ren.
 Selecteer het item "Tijdsduur fol-low me home" en bevestig.
Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting Draai aan de knop om het menu "Configuratie" te selecteren en druk op de knop om te bevesti-gen.
 Selecteer de tijdsduur en druk op de knop.
 Draai aan de knop om de tijdsduur in te stellen (15, 30 of 60 seconden) en druk op de knop.
 Selecteer "OK" en bevestig.
De autoradio/telefoon GPS RT4 moet worden gereset en opnieuw worden inge-schakeld om de stem van de spraaksynthese (mannelijk of vrouwelijk) of de taal van het systeem te wijzigen.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunc-tionele display uitsluitend be-dienen als de auto stilstaat.

Page 42 of 210

41
VENTILATIE
1. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen zijruitontwaseming.
Gebruiksadviezen
 Als de temperatuur in de auto na-dat deze een tijd in de zon heeft gestaan erg hoog is opgelopen, is het raadzaam het interieur enige tijd te laten doorluchten.
Zet de luchttoevoer ver genoeg open voor een optimale verver-sing van de lucht in het interieur.
Als de knop voor de luchttoevoer in de stand 0 staat (systeem uit-geschakeld), wordt het thermische comfort niet meer gewaarborgd. Er kan echter een kleine luchtstroom worden waargenomen, die wordt veroorzaakt door de rijwind.
 Let er voor een gelijkmatige ver-deling van de lucht naar het interi-eur op dat het luchtinlaatrooster, de uitstroomopeningen in de auto, de luchtkanalen onder de voor-stoelen en de ventilatieopeningen in de bagageruimte vrij blijven. Zorg ervoor dat het interieurfilter in een goede staat verkeert.
Vervang de filterelementen peri-odiek. Als de auto onder zware omstandigheden wordt gebruikt, vervang de elementen dan twee-maal zo vaak.
Schakel, zodra de omstan-digheden het toelaten, de achterruitverwarming en de verwarming van de buiten-spiegels uit aangezien een geringer stroomverbruik een verla-ging van het brandstofverbruik tot gevolg heeft.
3. Zijventilatieroosters.
4. Middelste ventilatieroosters.
5. Uitstroomopening voor beenruimte voor.
6. Uitstroomopening voor beenruimte achter.

Page 43 of 210

42
VERWARMING/VENTILATIE
2. Regeling luchtopbrengst
De verwarming en ventilatie werken uitsluitend bij draaiende motor.
Draai de knop van de stand 1 naar de stand 4 om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
3. Luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit, portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de been-ruimte. (ventilatieroosters gesloten)
Luchtstroom naar interieur (linker, rechter en middel-ste ventilatieroosters).
Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
Luchtstroom naar voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling
De luchtstroom kan worden gevari-eerd door de knop in een tussenstand te zetten, aangegeven door "".

Page 44 of 210

43
5. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar in om de achterruitverwarming en de verwarming van de buitenspiegels in te scha-kelen.
De achterruitverwarming gaat auto-matisch uit om onnodig stroomver-bruik te voorkomen.
Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuw in te schakelen.
Het is mogelijk de achterruitverwar-ming uit te schakelen voordat dit au-tomatisch gebeurt door de schakelaar nogmaals in te drukken.
4. Luchttoevoer/luchtrecirculatie
Druk de knop 4 in om de recirculatie van de lucht in het interieur in te schake-len. Het verklikkerlampje brandt om aan te geven dat de luchtrecirculatie is ingeschakeld.
Druk, zodra de omstandigheden dit toelaten, nogmaals op de knop 4 voor de stand toevoer buitenlucht om te voorkomen dat de kwaliteit van de lucht afneemt en dat de ruiten beslaan. Op dat moment zal het ver-klikkerlampje uitgaan.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zij-ruiten.
Als deze stand bij vochtig weer wordt gebruikt, bestaat het risico dat de rui-ten beslaan.
Snelle ontwaseming van de voorruit
Ga voor het snel ontwasemen van de voorruit en de zijruiten als volgt te werk:
- zet de schakelaar voor de lucht-verdeling in de stand "voorruit en zijruiten",- zet de knop van de luchttoevoer-regeling in de stand "Toevoer van buitenlucht" (het verklikkerlampje van de knop 4 gaat uit),- stel de temperatuur 1 en de lucht-opbrengst 2 in op maximaal, zoals weergegeven door het symbool "voorruit en zijruiten" op het bedie-ningspaneel,- sluit de middelste ventilatieroosters.

Page 45 of 210

44
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING
2. Temperatuurregeling1. Airconditioning aan/uit
Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
4. Regeling luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit en zijruiten.
Luchtstroom naar voorruit, portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de beenruimte. (ventilatieroosters gesloten)
De airconditioning kan tij-dens alle seizoenen effec-tief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Het sys-teem stelt u in staat de tem-peratuur in het interieur `s zomers te verlagen en zorgt in de winter bij tem-peraturen boven 0 °C voor een snelle ontwaseming van beslagen ruiten.
Druk de schakelaar in, het verklikker-lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de knop 3 voor de regeling van de lucht-opbrengst in de stand "0" staat.
Linker, rechter en middelste ventilatieroosters.De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
3. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop bij draaiende motor van stand 1 naar stand 4 om de gewenste luchtop-brengst te verkrijgen.
De luchtstroom kan worden gevari-eerd door de knop in een tussenstand te zetten, aangegeven door "".

Page 46 of 210

45
6. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar in om de achterruitverwarmin en de verwarming buitenspie-gels in te schakelen.
De achterruitverwarming en de verwarming buitenspiegels gaat au-tomatisch uit om onnodig stroomver-bruik te voorkomen.
Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming en de verwarming buitenspiegels opnieuw in te schakelen.
Het is mogelijk deze verwarming uit te scha-kelen voordat dit automatisch gebeurt door de schakelaar nogmaals in te drukken.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buiten-temperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er onder de auto een plasje water ver-schijnt, aangezien de airconditioning het condenswater druppelsgewijs afvoert via een daarvoor bestemde afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-leren om de goede werking van de airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Bij het indrukken van de knop 5 wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Het verklikkerlampje gaat branden.
Druk, zodra de omstandigheden dit toelaten, nogmaals op de knop 5 voor de toevoer van buitenlucht, om te voorkomen dat de kwaliteit van de lucht afneemt en dat de ruiten beslaan. Hierbij gaat het verklikker-lampje uit.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zij-ruiten.
Als de luchtrecirculatiestand gebruikt wordt terwijl de airco is ingeschakeld, wordt de capaciteit van de airco ver-groot.
Als de luchtrecirculatiestand bij voch-tig weer wordt gebruikt, bestaat het risico dat de ruiten beslaan.
Snelle ontwaseming van de
voorruit
Ga voor het snel ontwasemen van de voorruit en de zijruiten als volgt te werk:
- zet de schakelaar voor de lucht-verdeling in de stand "voorruit en zijruiten",- stel de temperatuur 2 en de lucht-opbrengst 3 in op maximaal, zoals weergegeven door het symbool "voorruit en zijruiten" op het bedie-ningspaneel,- sluit de middelste ventilatieroosters,- zet de knop van de luchttoevoerre-geling 5 in de stand "Toevoer van buitenlucht" (het verklikkerlampje van de knop 5 gaat uit),- schakel de airconditioning in door op de toets 1 te drukken.

Page 47 of 210

46
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
De bestuurder en de voorpas-sagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergege-ven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in gra-den Celsius of Fahrenheit.
Draai de knop 1 of 2 naar links of naar rechts om deze waarde te verlagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde 21aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wen-sen een afstelling tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam de temperatuur links en rechts zo in te stellen dat het verschil niet meer dan 3 bedraagt.
Om het interieur maximaal te koelen of te verwarmen kan de temperatuur lager dan 15 worden ingesteld door de knop naar links te draaien tot "LO" wordt weerge-geven of hoger dan 27 worden ingesteld door de knop naar rechts te draaien tot "HI" wordt weergegeven.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet toereikend blijken om de ruiten condens- en ijs-vrij te houden (vocht, veel inzittenden, vorst...).
Kies in dat geval het automatische programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een optimale ont-waseming van de voorruit en zijruiten.
Druk nogmaals op de toets 4 of op de toets "AUTO" om dit programma af te sluiten. Het verklikkerlampje in de toets gaat uit en de aanduiding "AUTO" verschijnt.
Automatische werking
1. Automatisch programma "comfort"
Druk op de toets "AUTO". Het symbool "AUTO" wordt weergegeven.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtop-brengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecircu-latie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
2. Regeling bestuurderszijde
3. Regeling passagierszijde
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuur-verschil.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELIN G

Page 48 of 210

47
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets "AUTO" zal het systeem weer volledig automatisch functioneren.
Bij het indrukken van deze toets wordt de luchtverver-sing uitgeschakeld.
Schakel deze stand niet te lang in (kans op beslagen ruiten, stank, vochtigheid).
Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische wer-king van de airconditioning te hervat-ten. De aanduiding "A/C" verschijnt op het display.
6. Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde malen in om de luchtstroom te verdelen naar:
- de voorruit en de zijruiten (ontwa-semen of ontdooien).- de voorruit, de zijruiten en de been-ruimte.- de beenruimte.- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte.- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters.
7. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of verkleind worden door respectievelijk de toets "kleine propeller" of "grote propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst, de propeller, wordt afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk voller.
8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
9. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels
Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Het symbool van de luchtrecircu-latie 8 wordt weergegeven.
De luchtrecirculatie dient om de toe-voer van buitenlucht bij stank en stof-overlast af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (om te voorko-men dat de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in het interieur achter-uitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecircu-latie niet meer nodig is nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te her-vatten en het beslaan van de ruiten te voorkomen.
5. Airconditioning aan/uit
Druk op deze toets om de achterruitverwarming en de verwarming van de buiten-spiegels in te schakelen. Het verklikkerlampje in de toets 9 gaat branden.
De verwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroom-verbruik te voorkomen. Het is mo-gelijk om de achterruitverwarming eerder uit te schakelen door de toets nogmaals in te drukken.
10. Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine propeller" van de luchtopbrengstregeling 7 tot het symbool van de propeller is ver-dwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld, behalve de achterruitverwarming 9.
De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd om het be-slaan van de ruiten te voorkomen en de lucht te verversen.
Druk op de toets "grote propeller" van de luchtopbrengstregeling 7 of op de toets AUTO om het systeem weer met de laatst ingestelde waar-den in te schakelen.

Page 49 of 210

48
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aan-hanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trek-kracht van de motor.
Sluit de ruiten, zodat de airconditio-ning effectief kan werken.
Het airconditioningssysteem is chloor-vrij en is niet schadelijk voor de ozon-laag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er onder de auto een plasje water ver-schijnt, aangezien de airconditioning het condenswater druppelsgewijs afvoert via een daarvoor bestemde afvoeropening.
Laat het systeem regelmatig contro-leren om de goede werking van de airconditioning te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door een PEUGEOT-servicepunt controleren.

Page 50 of 210

49
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Verstellen
 Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.
 Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.
 Zet de knop A weer in het midden.AA
Inklappen
- vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de scha-kelaar A naar achteren.
- van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
Opmerking: als de buitenspiegels
zijn ingeklapt met behulp van de scha-
kelaar A, worden ze niet automatisch
uitgeklapt als de auto wordt ontgren-
deld met de afstandsbediening of de
sleutel. Trek hiervoor de schakelaar A
nogmaals naar achteren.
Uitklappen
- vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de scha-kelaar A naar achteren.
- van buitenaf: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
Het automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegels
kan worden uitgeschakeld
door een PEUGEOT-service-
punt.
SPIEGELS
Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand.
Tijdens het parkeren kunnen de bui-tenspiegels handmatig ingeklapt worden.
Het uiteinde van het glas van de buitenspiegel aan bestuurderszijde is asferisch (dit gedeelte is door middel van een stippellijn afgetekend) om de "dode hoek" op te heffen.
Bovendien lijken de weergegeven objecten in de spiegels aan bestuur-ders- en passagierszijde verder af dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden ge-houden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Handmatig verstelbare buitenspiegels

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 210 next >