Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 61 of 210

58
ADVIEZEN VOOR
KINDERZITJES
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor worden ver-voerd, behalve als de achterzitplaat-sen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszij-de* uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levens-gevaarlijk gewond raken.
* Volgens uitvoering.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-heidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-hoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.Gebruik de kindersloten* om te voor-komen dat de portieren per ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten* niet verder dan voor 1/3 deel ge-opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mo-gelijk moet worden beperkt.
Zorg er voor een optimale beves-tiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet worden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofd-steun door de auto vliegt bij krachtig afremmen.

Page 62 of 210

59
Het betreft 2 ringen die zijn geplaatst tussen de rug en de zitting van de stoel.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over 2 sloten die eenvoudig aan deze ringen kunnen worden verankerd.
ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Deze zitplaatsen* zijn uitgerust met ISOFIX-bevestigingen.De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een betrouwbare, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto.
* Volgens uitvoering.

Page 63 of 210

60
Deze kinderzitjes kunnen ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale d riepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te
bevestigen.
Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaan wijzing van de fabrikant van het zitje.
ISOFIX KINDERZITJES AANBEVOLEN DOOR PEUGEOT EN GEHOMOLOGEERD VOOR UW AUTO
KIDDY ISOFIXRÖMER Duo Plus ISOFIX
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kgGroep 1: van 9 tot 18 kgGroep 1: van 9 tot 18 kg
Wordt met de rug in derijrichting geplaatst.Wordt met het gezicht in derijrichting geplaatst.
Wordt uitsluitend met het gezichtin de rijrichting geplaatst.
De rugleuning van het zitje moet tegen de rugleuning van de desbetreffende voorstoel steunen.
De passagiersstoel vóór moet in de middelste stand worden gezet.
Wordt zonder de bovenste riem bevestigd.
Het zitje kan in drie standen worden gezet: rechtop, slaapstand en verlengd.
Verstel de voorstoel van de auto om te voorkomen dat de voeten van het kind de rugleuning raken.

Page 64 of 210

61
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
Met behulp van de afstandsbediening kunnen de centrale vergrendeling en supervergrendeling worden bediend, kan de auto worden gelokaliseerd en kunnen de buitenspiegels worden in- en uitgeklapt.Met behulp van de sleutel kunnen mechanisch en onafhankelijk van elkaar de sloten van het dashboard-kastje en van de tankdop worden bediend, kan de passagiersairbag worden uitgeschakeld en kunnen het kinderslot en het contactslot worden bediend.Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnen elektrisch de centrale vergrendeling, ontgrendeling en supervergrendeling van de portieren en de achterklep worden bediend en kunnen de bui-tenspiegels worden in- en uitgeklapt.Als een van de portieren of de ach-terklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet.
Met de sleutel
 Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier in de vergren-delingsstand om de auto te ver-grendelen.
Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richting-aanwijzers.
Op hetzelfde moment worden de bui-tenspiegels ingeklapt.
Uitklappen/inklappen van de sleutel
Druk op de knop A om de sleutel uit of in te klappen.
Vergrendelen
Met de afstandsbediening
Druk één keer op de knop B om de auto te vergrendelen.
Druk langer dan 2 seconden op de knop B om ook de ruiten en het schuif-/kanteldak te sluiten.
Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richting-aanwijzers.
Op hetzelfde moment worden de bui-tenspiegels ingeklapt.
Supervergrendeling
De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit ope-nen van de portieren.
Als de supervergrendeling is inge-schakeld, is ook de vergrendelings-schakelaar in het interieur buiten werking.
Ontgrendelen
 Druk één keer op de knop C om de auto te ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Op hetzelfde moment worden de bui-tenspiegels uitgeklapt.
Met de afstandsbediening
Druk één keer op de knop B om de auto te vergrendelen of lan-ger dan 2 seconden op de knop B om bovendien de ruiten en het schuif-/kanteldak te sluiten.
 Druk binnen 5 seconden nog-maals op de knop om de super-vergrendeling in te schakelen.
Zowel het vergrendelen als het in-schakelen van de supervergrendeling wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers.

Page 65 of 210

62
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden her-kend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem zal het pictogram service worden weer-gegeven in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Uw auto kan dan niet worden gestart.
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Een zwaar voorwerp dat aan de sleu-tel hangt terwijl deze in het contactslot zit (sleutelhanger, ...), kan storingen veroorzaken.
Type batterij: CR1620/3 V.
Als de batterij leeg is, verschijnt het pictogram service in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Wip dan het huis met een muntstuk bij de inkeping los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het vervan-gen van de batterij niet werkt, moet deze opnieuw gesynchroniseerd worden.
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt ge-opend terwijl de sleutel nog in het contact steekt, klinkt er een geluids-signaal.
als de afstandsbediening niet werkt, moet de afstandsbediening gesyn-chroniseerd worden.
 Zet het contact uit.
 Zet het contact weer aan.
 Druk direct gedurende enkele se-conden op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening.
 Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Lokaliseren van de auto
Met de sleutel Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier in de vergren-delingsstand om de auto te ver-bestuurdersportier in de vergren-bestuurdersportier in de vergren-
grendelen.delingsstand om de auto te ver-delingsstand om de auto te ver-
 Draai binnen 5 seconden de sleu-tel nogmaals in de vergrendelings-stand om de supervergrendeling tel nogmaals in de vergrendelings-tel nogmaals in de vergrendelings-
in te schakelen.stand om de supervergrendeling stand om de supervergrendeling
Zowel het vergrendelen als het in-schakelen van de supervergrendeling Zowel het vergrendelen als het in-Zowel het vergrendelen als het in-
wordt bevestigd door het gedurende schakelen van de supervergrendeling schakelen van de supervergrendeling
ongeveer twee seconden branden wordt bevestigd door het gedurende wordt bevestigd door het gedurende
van de richtingaanwijzers.ongeveer twee seconden branden ongeveer twee seconden branden
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ont-grendeld zonder dat binnen 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld.
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door een PEUGEOT-servicepunt.
Om de eerder vergren-delde auto te lokaliseren op een parkeerplaats:
 druk op de knop B, de plafonniers gaan branden en de knipperlich-ten knipperen gedurende enkele seconden.
Batterij van afstandsbediening vervangen
Synchroniseren van de afstandsbediening
Na het losnemen van de accukabels, na het vervangen van de batterij of

Page 66 of 210

63
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aan-gegeven op het label bij de sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiografische afstandsbedie-ning is een gevoelig systeem; het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spe-len om te voorkomen dat de auto per ongeluk ontgrendeld wordt.
De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het con-tact uitstaat, behalve voor het syn-chroniseren.
Schakel de supervergrendeling niet in als er nog iemand in de auto zit.
Het rijden met vergrendelde por-tieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belem-meren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de code-kaart;- uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering. CODEKAART
De codekaart wordt u bij aflevering van de auto samen met de twee sleutels overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatie-code die uw PEUGEOT-servicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de elektronische startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film al-leen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een vei-lige plaats buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw persoonlijke documenten.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg, ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speci-aal verzamelpunt.

Page 67 of 210

62
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden her-kend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem zal het pictogram service worden weer-gegeven in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Uw auto kan dan niet worden gestart.
Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.
Een zwaar voorwerp dat aan de sleu-tel hangt terwijl deze in het contactslot zit (sleutelhanger, ...), kan storingen veroorzaken.
Type batterij: CR1620/3 V.
Als de batterij leeg is, verschijnt het pictogram service in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Wip dan het huis met een muntstuk bij de inkeping los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het vervan-gen van de batterij niet werkt, moet deze opnieuw gesynchroniseerd worden.
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt ge-opend terwijl de sleutel nog in het contact steekt, klinkt er een geluids-signaal.
als de afstandsbediening niet werkt, moet de afstandsbediening gesyn-chroniseerd worden.
 Zet het contact uit.
 Zet het contact weer aan.
 Druk direct gedurende enkele se-conden op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening.
 Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Lokaliseren van de auto
Met de sleutel Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier in de vergren-delingsstand om de auto te ver-bestuurdersportier in de vergren-bestuurdersportier in de vergren-
grendelen.delingsstand om de auto te ver-delingsstand om de auto te ver-
 Draai binnen 5 seconden de sleu-tel nogmaals in de vergrendelings-stand om de supervergrendeling tel nogmaals in de vergrendelings-tel nogmaals in de vergrendelings-
in te schakelen.stand om de supervergrendeling stand om de supervergrendeling
Zowel het vergrendelen als het in-schakelen van de supervergrendeling Zowel het vergrendelen als het in-Zowel het vergrendelen als het in-
wordt bevestigd door het gedurende schakelen van de supervergrendeling schakelen van de supervergrendeling
ongeveer twee seconden branden wordt bevestigd door het gedurende wordt bevestigd door het gedurende
van de richtingaanwijzers.ongeveer twee seconden branden ongeveer twee seconden branden
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ont-grendeld zonder dat binnen 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld.
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door een PEUGEOT-servicepunt.
Om de eerder vergren-delde auto te lokaliseren op een parkeerplaats:
 druk op de knop B, de plafonniers gaan branden en de knipperlich-ten knipperen gedurende enkele seconden.
Batterij van afstandsbediening vervangen
Synchroniseren van de afstandsbediening
Na het losnemen van de accukabels, na het vervangen van de batterij of

Page 68 of 210

63
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aan-gegeven op het label bij de sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiografische afstandsbedie-ning is een gevoelig systeem; het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spe-len om te voorkomen dat de auto per ongeluk ontgrendeld wordt.
De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het con-tact uitstaat, behalve voor het syn-chroniseren.
Schakel de supervergrendeling niet in als er nog iemand in de auto zit.
Het rijden met vergrendelde por-tieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belem-meren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de code-kaart;- uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering. CODEKAART
De codekaart wordt u bij aflevering van de auto samen met de twee sleutels overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatie-code die uw PEUGEOT-servicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de elektronische startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film al-leen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een vei-lige plaats buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw persoonlijke documenten.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg, ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speci-aal verzamelpunt.

Page 69 of 210

63
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aan-gegeven op het label bij de sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen.
De radiografische afstandsbedie-ning is een gevoelig systeem; het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spe-len om te voorkomen dat de auto per ongeluk ontgrendeld wordt.
De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het con-tact uitstaat, behalve voor het syn-chroniseren.
Schakel de supervergrendeling niet in als er nog iemand in de auto zit.
Het rijden met vergrendelde por-tieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belem-meren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat:
- u in het bezit bent van de code-kaart;- uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering. CODEKAART
De codekaart wordt u bij aflevering van de auto samen met de twee sleutels overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatie-code die uw PEUGEOT-servicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de elektronische startblokkering. De code is afgedekt, verwijder de film al-leen als dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een vei-lige plaats buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw persoonlijke documenten.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg, ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speci-aal verzamelpunt.

Page 70 of 210

64
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem bestaat uit twee soorten beveiliging:- de omtrekbeveiliging treedt in wer-king als een portier, de bagageruimte of de motorkap wordt geopend.- de interieurbeveiliging treedt in wer-king als er beweging in het interieur wordt waargenomen (breken van een ruit, iets of iemand in het interieur).
 Druk binnen tien seconden op de knop A totdat het lampje continu blijft branden. totdat het lampje continu totdat het lampje continu
 Verlaat de auto. Schakel het alarmsysteem in door de auto te vergrendelen of de su- Schakel het alarmsysteem in door Schakel het alarmsysteem in door
pervergrendeling in te schakelen met behulp van de afstandsbedie-pervergrendeling in te schakelen pervergrendeling in te schakelen
ning (het lampje van de knop A zal AAéén keer per seconde knipperen).ning (het lampje van de knop ning (het lampje van de knop
De functie werkt alleen als deze pro-cedure wordt uitgevoerd telkens na-dat het contact is afgezet.cedure wordt uitgevoerd telkens na-cedure wordt uitgevoerd telkens na-
Inschakelen
 Zet het contact uit en verlaat de auto.
 Schakel het alarmsysteem in door de auto te vergrendelen of de su-pervergrendeling in te schakelen met behulp van de afstandsbedie-ning (het lampje van de knop A zal AAéén keer per seconde knipperen).
Opmerking: als u de auto wilt ver-grendelen zonder het alarmsysteem in te schakelen, maak dan gebruik van de sleutel in het slot.
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaan-wijzers gedurende dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, wordt het opnieuw ingeschakeld.
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening (het lampje van de knop A gaat uit).
Opmerking: als het alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan, zal het lampje na het aanzetten van het con-tact stoppen met knipperen.
Afstandsbediening werkt niet
 Ontgrendel de portieren met de sleutel en open het portier. Het alarm zal afgaan.
 Zet het contact aan. Het alarm stopt.
Storing
Als, bij het aanzetten van het contact, het lampje van de knop A gedurende tien seconden gaat branden, duidt dit op een storing in de verbinding met de sirene.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt om het systeem te controleren.
* Volgens land van bestemming.
Als het alarm tien keer ach-ter elkaar is afgegaan, zal het bij de elfde keer worden uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop A snel knippert, betekent dit dat het alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
45 seconden nadat de vergrendel-toets van de afstandsbediening is ingedrukt, wordt het alarm ingescha-keld, ongeacht de toestand van de portieren en de achterklep.
Om bij het wassen van uw auto te voorkomen dat het alarm afgaat:
- vergrendel de portieren met de sleutel,of
- schakel alleen de omtrekbeveili-ging in.
Alleen de omtrekbeveiliging inschakelen
Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje open wilt laten of als er een huisdier in de auto achterblijft.
 Zet het contact af.
Automatisch inschakelen*
Het alarmsysteem wordt twee minuten nadat het laatste portier of de achterklep is gesloten, automatisch ingeschakeld.
Om het laten afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te voorkomen, moet nog-maals op de ontgrendelknop van de afstandsbediening worden gedrukt.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 210 next >