Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 210

65
1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde.
2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde.
3. Schakelaar ruitbediening rechts achter.
4. Schakelaar ruitbediening links achter.
5. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter (kinderslot).
De bestuurder beschikt over twee mogelijkheden:
Automatische bediening:
Duw of trek schakelaarvoorbij het zware punt. Als u de schakelaar heeft losgelaten, opent of sluit de ruit volle-dig. Druk opnieuw op de schakelaar om het openen of sluiten te stoppen.
Opmerking: Ongeveer 45 seconden nadat de sleutel uit het contact is geno-men, kunnen de ruiten niet meer wor-den bediend. Zet het contact aan om de ruiten weer te kunnen bedienen.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte pe-riode, altijd de sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de spon-ning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het cor-recte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elek-trische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
Resetten van de ruitbediening
Nadat de accukabels los zijn geweest of na een storing:
- laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit vol-ledig is gesloten,- houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast,- druk op de schakelaar om de ruit automatisch te openen,- druk als de ruit volledig is geopend nogmaals op de schakelaar en houd deze nog ongeveer 1 seconde vast.Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitge-schakeld.
Handbediening:
Duw of trek schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de schake-laar wordt losgelaten.
ELEKTRISCH BEDIENBARE
RUITEN
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze ge-deeltelijk weer open.
Blokkering van de ruitbediening achter
Druk, voor de veiligheid van uw kin-deren, op de schakelaar 5 om de ruitbediening achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
Als de schakelaar omlaag staat, is de ruitbediening geblokkeerd. Als de schakelaar omhoog staat, is de ruit-bediening niet geblokkeerd.
Opmerking:
Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten, druk dan op de schake-laar om de ruit helemaal te openen en trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is geslo-ten. Houd de schakelaar na het slui-ten nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitge-schakeld.

Page 72 of 210

66
Openen van binnenuit
Met de portiergreep van de portie-ren kunnen gelijktijdig ook de andere portieren en de achterklep worden ontgrendeld.
Opmerking: de portieren kunnen niet met de portiergrepen worden ge-opend op het moment dat de super-vergrendeling is ingeschakeld.
Druk op de knop A om:
de auto te vergrendelen of ontgren-delen.
Het rode lampje van de knop licht op bij het vergrendelen en gaat uit bij het ontgrendelen.
Opmerking: op het moment dat de normale vergrendeling of superver-grendeling van buitenaf is ingescha-keld, knippert het rode lampje en kunnen de portieren niet worden ont-grendeld met knop A. Gebruik dan de sleutel of de afstandsbediening om te ontgrendelen.
PORTIEREN
Openen van buitenaf
Kantel de hendel en druk deze he-lemaal naar buiten om de geopende ruit vast te zetten.
ZIJRUITEN ACHTERVergrendelen/ontgrendelen van binnenuit

Page 73 of 210

66
Openen van binnenuit
Met de portiergreep van de portie-ren kunnen gelijktijdig ook de andere portieren en de achterklep worden ontgrendeld.
Opmerking: de portieren kunnen niet met de portiergrepen worden ge-opend op het moment dat de super-vergrendeling is ingeschakeld.
Druk op de knop A om:
de auto te vergrendelen of ontgren-delen.
Het rode lampje van de knop licht op bij het vergrendelen en gaat uit bij het ontgrendelen.
Opmerking: op het moment dat de normale vergrendeling of superver-grendeling van buitenaf is ingescha-keld, knippert het rode lampje en kunnen de portieren niet worden ont-grendeld met knop A. Gebruik dan de sleutel of de afstandsbediening om te ontgrendelen.
PORTIEREN
Openen van buitenaf
Kantel de hendel en druk deze he-lemaal naar buiten om de geopende ruit vast te zetten.
ZIJRUITEN ACHTERVergrendelen/ontgrendelen van binnenuit

Page 74 of 210

67
Inschakelen
Druk lang op de knop A.
Bij het inschakelen van de functie verschijnt een melding op het multi-functionele display.
Automatische centrale portiervergrendeling
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden de portieren auto-matisch vergrendeld.
Druk om bij een snelheid hoger dan 10 km/h de portieren tijdelijk te ont-grendelen kort op de knop A.
U kunt deze functie desgewenst in-schakelen of uitschakelen.
Uitschakelen
Druk lang op de knop A.
Bij het uitschakelen van de functie verschijnt een melding op het multi-functionele display.
Waarschuwing "portier open"
Als een portier niet goed is gesloten:
- bij draaiende motor: er verschijnt gedurende enkele seconden een afbeelding en een melding op het multifunctionele display,- tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h): het verklikkerlampje service gaat branden, gedurende enkele seconden in combinatie met een geluidssignaal, een afbeelding en een melding op het multifunctio-nele display.
Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen.
 Draai de knop van beide achter-portieren een kwart omwenteling met de contactsleutel.
Kindersloten
Opmerkingen:
Als een van de portieren geopend is, werken de vergrendeling van binnen-uit en de automatische centrale ver-grendeling niet.
Als de achterklep wordt geopend, blijft de automatische centrale ver-grendeling van de portieren actief.

Page 75 of 210

67
Inschakelen
Druk lang op de knop A.
Bij het inschakelen van de functie verschijnt een melding op het multi-functionele display.
Automatische centrale portiervergrendeling
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden de portieren auto-matisch vergrendeld.
Druk om bij een snelheid hoger dan 10 km/h de portieren tijdelijk te ont-grendelen kort op de knop A.
U kunt deze functie desgewenst in-schakelen of uitschakelen.
Uitschakelen
Druk lang op de knop A.
Bij het uitschakelen van de functie verschijnt een melding op het multi-functionele display.
Waarschuwing "portier open"
Als een portier niet goed is gesloten:
- bij draaiende motor: er verschijnt gedurende enkele seconden een afbeelding en een melding op het multifunctionele display,- tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h): het verklikkerlampje service gaat branden, gedurende enkele seconden in combinatie met een geluidssignaal, een afbeelding en een melding op het multifunctio-nele display.
Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen.
 Draai de knop van beide achter-portieren een kwart omwenteling met de contactsleutel.
Kindersloten
Opmerkingen:
Als een van de portieren geopend is, werken de vergrendeling van binnen-uit en de automatische centrale ver-grendeling niet.
Als de achterklep wordt geopend, blijft de automatische centrale ver-grendeling van de portieren actief.

Page 76 of 210

68
Achterklep gelijktijdig met de portieren ver- of ontgrendelen
De achterklep wordt vergrendeld of ontgrendeld met de afstandsbedie-ning of het portierslot aan bestuur-derszijde.
Trek om de achterklep te openen aan de handgreep A en trek de ach-terklep open.
Opmerking: De achterklep wordt automatisch vergrendeld zodra snel-ler wordt gereden dan 10 km/h. De achterklep wordt weer ontgrendeld zodra een portier wordt geopend of op de knop van de centrale vergren-deling wordt gedrukt (snelheid lager dan 10 km/h).
BAGAGERUIMTE
3-/5-deursHiermee kan bij een eventuele stor-ing in de centrale vergrendeling, de achterklep ontgrendeld worden.
 Klap de achterbank naar voren om bij het slotin de bagageruimte te komen,
 Steek een kleine schroevendraai-er in de opening B van het slot om de achterklep te ontgrendelen.
Break
Waarschuwingsmelding "achterklep open"
Als de achterklep niet goed is gesloten:
- wordt u bij draaiende motor ge-bij draaiende motorbij draaiende motordurende enkele seconden gewaar-schuwd door een afbeelding en een melding op het multifunctionele dis-play,- gaat tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) het verklikker-lampje service branden, in combi-natie met een geluidssignaal, een afbeelding en een melding op het multifunctionele display.
Noodbediening

Page 77 of 210

69
Opmerkingen:
U moet bij een storing nadat de ac-cukabels zijn losgenomen, de bevei-liging tegen beknellen resetten:
- draai de knop in de stand voor maximaal kantelen (3estand naar rechts).- wacht totdat het dak volledig is ge-kanteld.- druk minstens één seconde op de schakelaar.
Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten, moet u zodra het dak ge-stopt is:
- de schakelaar in de positie "O"zetten en meteen op de schakelaar drukken.- de schakelaar ingedrukt houden totdat het dak volledig is gesloten.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitge-schakeld.
- Kantelen: draai de knop naar rechts (drie standen mogelijk).- Openen: draai de knop naar links (zes standen mogelijk). - Sluiten: zet de knop in de stand "O".- Beveiliging tegen beknellen: als het dak bij het sluiten tegen een obstakel stuit, stopt het dak auto-matisch en gaat gedeeltelijk weer open.Het zonnescherm wordt handmatig bediend.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte pe-riode, altijd de sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van het dak iets tussen het dak en de sponning bekneld raakt, moet het dak weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende scha-kelaar.
Wanneer de bestuurder het dak be-dient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van het dak verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de dak-bediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van het dak niet kun-nen bezeren.
SCHUIF-/KANTELDAK

Page 78 of 210

70
Het tanken dient met afgezette mo-tor te geschieden.tortor
 Open de brandstofvulklep
 Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
 Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de vulklep staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen op-treden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt ca. 60 liter.
 Vergrendel na het tanken de vul-dop en sluit de vulklep.
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofni-veau te laag is, gaat op het instrumenten-paneel dit verklikker-lampje branden.
U kunt nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden.
Storing
Als bij aangezet contact de wijzer van de brandstofniveaumeter in de ruststand (onder de 0) blijft staan of teruggaat naar deze stand, duidt dit op een storing in de brandstofniveau-meter.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.
BRANDSTOF TANKEN

Page 79 of 210

71
Verlichting vóór en achter (ring A)
 Draai de ring A in de gewenste stand.
Overschakelen van dim- naar grootlicht
 Trek de hendel naar u toe.
Auto’s met mistlampen vóór en mistachterlicht (ring C)
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht
Mistachterlicht
Mistlampen vóór (draai de ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en mistachterlicht (draai de ring 2 standen naar voren).
Opmerking: draai de ring twee standen naar achteren om achtereenvolgens het mistachter-licht en de mistlampen vóór te doven.
Auto’s met mistachterlicht (ring B)
Het mistachterlicht werkt in combina-tie met het dimlicht en het grootlicht.
Opmerking: wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld, blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden. Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen. Het dimlicht wordt dan automatisch uitgeschakeld.
De mistlampen vóór werken in com-binatie met de parkeerlichten en het dimlicht.
Mistlampen vóór/mistachterlicht
 Draai de ring B of C naar voren om de mistlampen en het mistachter-licht in te schakelen en naar ach-teren om ze uit te schakelen. Het branden van de mistlampen wordt aangegeven door een verklikker-lampje op het instrumentenpaneel.
Geluidssignaal vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de func-tie automatisch inschakelen van de verlichting niet is geactiveerd en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.
Bij het trekken van een aan-hanger of de montage van een fietsendrager met mistachter-licht wordt het mistachterlicht automatisch uitgeschakeld.
LICHTSCHAKELAAR
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als ‘s nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-ten zodra ze niet meer nodig zijn.
Automatische verlichting

Page 80 of 210

72
Automatisch inschakelen van de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-den automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving on-voldoende is en als de ruitenwissers wissen. De verlichting wordt uitge-schakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of het wissen is gestopt.
Opmerking: bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld.
Uitschakelen
 Draai de ring A in een andere stand dan "AUTO". Bij het uitscha-kelen van de functie verschijnt een melding op het multifunctionele display.
Bij een storing in de lichtsensorgaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctio-nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.
Follow me home (handmatig)
Als de functie automatisch inscha-kelen van de verlichting niet actief is, blijven de parkeer- en dimlichten gedurende de ingestelde tijdsduur van de automatische follow me home branden.
Bij auto’s zonder de functie automa-tisch inschakelen van de verlich-ting blijven de parkeer- en dimlichten als u de auto verlaat nog 30 secon-den branden.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Opmerking: indien u bij een wagen-snelheid hoger dan 80 km/h vergeet de richtingaanwijzers af te zetten, wordt automatisch het knippergeluid versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-tie automatisch inschakelen van de verlichting actief is, blijven de parkeer- en dimlichten gedurende een geselecteerde tijdsduur branden als u de auto verlaat.
Inschakelen:
 zet de motor af,
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen:
 geef nogmaals een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
De tijdsduur kan eveneens worden ingesteld (15, 30 of 60 s) via het configuratiemenu van het multi-functionele display, behalve bij het monochroom display A waarbij de tijdsduur voorgeprogrammeerd is.
Uitschakelen:
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Inschakelen
 Draai de ring A in de stand "AUTO". Als de verlichting auto-matisch wordt ingeschakeld, ver-schijnt een melding op het multi-functionele display.
Dek de lichtsensor, die aan de regensensor is gekoppeld en zich in het midden van de voorruit, achter de binnen-spiegel bevindt, niet af. Deze sensor regelt de automatische verlichting.

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 210 next >