Peugeot 307 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 210

72
Automatisch inschakelen van de verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-den automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving on-voldoende is en als de ruitenwissers wissen. De verlichting wordt uitge-schakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of het wissen is gestopt.
Opmerking: bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld.
Uitschakelen
 Draai de ring A in een andere stand dan "AUTO". Bij het uitscha-kelen van de functie verschijnt een melding op het multifunctionele display.
Bij een storing in de lichtsensorgaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctio-nele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.
Follow me home (handmatig)
Als de functie automatisch inscha-kelen van de verlichting niet actief is, blijven de parkeer- en dimlichten gedurende de ingestelde tijdsduur van de automatische follow me home branden.
Bij auto’s zonder de functie automa-tisch inschakelen van de verlich-ting blijven de parkeer- en dimlichten als u de auto verlaat nog 30 secon-den branden.
Richtingaanwijzers
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
Opmerking: indien u bij een wagen-snelheid hoger dan 80 km/h vergeet de richtingaanwijzers af te zetten, wordt automatisch het knippergeluid versterkt.
Follow me home (automatisch)
Als het contact is afgezet en de func-tie automatisch inschakelen van de verlichting actief is, blijven de parkeer- en dimlichten gedurende een geselecteerde tijdsduur branden als u de auto verlaat.
Inschakelen:
 zet de motor af,
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Uitschakelen:
 geef nogmaals een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
De tijdsduur kan eveneens worden ingesteld (15, 30 of 60 s) via het configuratiemenu van het multi-functionele display, behalve bij het monochroom display A waarbij de tijdsduur voorgeprogrammeerd is.
Uitschakelen:
 geef een "lichtsignaal",
 verlaat en vergrendel de auto.
Inschakelen
 Draai de ring A in de stand "AUTO". Als de verlichting auto-matisch wordt ingeschakeld, ver-schijnt een melding op het multi-functionele display.
Dek de lichtsensor, die aan de regensensor is gekoppeld en zich in het midden van de voorruit, achter de binnen-spiegel bevindt, niet af. Deze sensor regelt de automatische verlichting.

Page 82 of 210

73
Afhankelijk van de belading van de auto wordt bij auto’s met halogeen-lampen aanbevolen de koplampen te verstellen.
0. 1 of 2 personen voorin.
-. 3 personen.
1. 5 personen.
-. Tusseninstelling.
2. 5 personen + maximaal toegestane belading.
-. Tusseninstelling.
3. Bestuurder + maximaal toegestane belading.
Stand 0: basisinstelling.
Bij auto’s met xenonlampenstelt het systeem bij stilstaande auto auto-matisch de hoogte van de lichtbun-del af, ongeacht de belading van de auto. De bestuurder is dus ver-zekerd van een optimale verlichting en kan andere weggebruikers niet verblinden.
Als er een storing optreedt,verschijnt het pictogram ser-vice op het instrumentenpa-neel in combinatie met een geluidssignaal en een mel-ding op het multifunctionele display. Het systeem zet de koplampen in de lage stand.
Raak de xenonlampen niet aan. Raad-pleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verlichting overdag*
Bij uitvoeringen met verlichting over-dag wordt het dimlicht ingeschakeld als de auto wordt gestart.
* Volgens land van bestemming.
De verlichting van de cockpit (instrumentenpaneel, multi-functioneel display, bedienings-paneel airconditioning, ...) gaat niet branden, behalve wanneer de au-tomatische stand van de verlichting wordt ingeschakeld of wanneer de verlichting handmatig wordt inge-schakeld.
Dit verklikkerlampje gaat branden op het instrumen-tenpaneel.
KOPLAMPEN HANDMATIG
VERSTELLENAUTOMATISCHE
KOPLAMPVERSTELLING

Page 83 of 210

74
Speciale stand van de ruitenwissers voor
Als de ruitenwisserschakelaar bin-nen één minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, bewegen de ruitenwissers naar het midden van de voorruit.
Deze stand kan worden gebruikt voor’s winters parkeren en het vervangen of het reinigen van de ruitenwisserbla-den (Zie het hoofdstuk "Praktische informatie - § Ruitenwisserblad ver-vangen").
Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruiten-wissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.
Ruitensproeiers en koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruiten-wissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.
Als de dim-/grootlichten branden, worden tegelijk ook de koplamp-sproeiers geactiveerd.
RUITENWISSERSCHAKELAAR
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
AUTO  Automatisch wissen of één keer wissen (omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rij-snelheid.
In de stand AUTO wordt de snel-heid van de wissers aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Duw de schakelaar één keer omlaag om de automatische werking van de ruiten-wissers in te schakelen.
Duw de schakelaar nogmaals om-laag om de ruitenwissers één keer te laten wissen.
Ruitenwissers vóór met intervalstand
2 Hoge snelheid (hevige neerslag).
1 Normale snelheid (matige regenval).
I Interval.
0 Uit.
 Eén keer wissen (omlaag duwen).
In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rij-snelheid.
Ruitenwissers vóór met automatische stand

Page 84 of 210

75
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruiten-wisser automatisch en wordt de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast.
Dek de regensensor, op de voorruit achter de binnen-spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is.Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-sche ruitenwissers verschijnt een mel-dingop het multifunctionele display.
Ruitenwisser achter
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep (Break). Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
Ruitensproeier achter
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld, verschijnt er een melding op het multi-functionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als de schakelaar in de stand I, 1 of 2 of ofwordt gezet.
In het geval van een storing in de werking van de automatische ruiten-wissers werken de ruitenwissers in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.Draai de ring A voorbij de eerste stand, zodat de ruitensproeier in werking treedt en vervolgens de rui-tenwisser enige tijd wordt ingeschakeld.
Draai de ring A in de eerste stand voor de intervalscha-keling.
Als de ruitenwissers zijn in-geschakeld op het moment dat de achteruitversnelling wordt in-geschakeld, wordt de ruitenwisser achter ingeschakeld.
Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is ge-weest, moet de automa-tische werking van de ruitenwissers opnieuw worden ge-activeerd door de schakelaar één keer omlaag te bewegen.

Page 85 of 210

75
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruiten-wisser automatisch en wordt de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast.
Dek de regensensor, op de voorruit achter de binnen-spiegel, niet af.
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat.
Wacht ‘s winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is.Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-sche ruitenwissers verschijnt een mel-dingop het multifunctionele display.
Ruitenwisser achter
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep (Break). Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display.
Ruitensproeier achter
Uitschakelen
Als de functie wordt uitgeschakeld, verschijnt er een melding op het multi-functionele display.
De functie wordt uitgeschakeld als de schakelaar in de stand I, 1 of 2 of ofwordt gezet.
In het geval van een storing in de werking van de automatische ruiten-wissers werken de ruitenwissers in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.Draai de ring A voorbij de eerste stand, zodat de ruitensproeier in werking treedt en vervolgens de rui-tenwisser enige tijd wordt ingeschakeld.
Draai de ring A in de eerste stand voor de intervalscha-keling.
Als de ruitenwissers zijn in-geschakeld op het moment dat de achteruitversnelling wordt in-geschakeld, wordt de ruitenwisser achter ingeschakeld.
Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is ge-weest, moet de automa-tische werking van de ruitenwissers opnieuw worden ge-activeerd door de schakelaar één keer omlaag te bewegen.

Page 86 of 210

76
1. Plafonnier vóór2. Kaartleeslampjes
Permanent uit.
Permanent aan.
De plafonnier dooft geleidelijk:
- als de auto wordt vergrendeld,- nadat het contact is aangezet,- bij afgezet contact, 30 seconden na-dat het laatste portier is gesloten.
In deze stand gaat de plafon-nier automatisch branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,- als de contactsleutel uit het contact-slot wordt verwijderd,- als er een portier wordt geopend,- als de auto wordt gelokaliseerd.
De tijd dat de plafonnier blijft bran-den, varieert:
- bij afgezet of aangezet contact: ongeveer 10 minuten,- in de eco-mode: ongeveer 30 secon-den,- bij draaiende motor: onbeperkt.
Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schake-laar.
PLAFONNIERS

Page 87 of 210

77
3. Plafonnier achter
Opmerking: bij de 3-/5-deurs zorgt de plafonnier vóór (in de stand "per-manent aan") ervoor dat de plafonnier achter gaat branden als de schake-laar in de middelste stand staat.
Zet de schakelaar in de stand "per-manent uit" om de plafonnier achter uit te schakelen.
In deze stand gaat de plafon-nier automatisch branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,- als de contactsleutel uit het contact-slot wordt verwijderd,- als er een portier wordt geopend,- als de auto wordt gelokaliseerd.
Permanent uit.
Permanent aan als het con-tact is aangezet (functie niet beschikbaar in eco-mode).
De plafonnier dooft geleidelijk:
- als de auto wordt vergrendeld,- nadat het contact is aangezet,- bij afgezet contact, 30 seconden na-dat het laatste portier is gesloten.
4. Leeslampjes achter (Break)
Het leeslampje gaat branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,- als de contactsleutel uit het con-tactslot wordt verwijderd,- als er een portier wordt geopend,- als de auto wordt gelokaliseerd.
Het lampje dooft geleidelijk:
- als de auto wordt vergrendeld,- nadat het contact is aangezet,- bij afgezet contact, 30 seconden na-dat het laatste portier is gesloten.
Druk bij aangezet contact op de schakelaar om het leeslampje per-manent te laten branden (functie niet beschikbaar in eco-mode).
Druk nogmaals op de schakelaar om het lampje uit te schakelen.

Page 88 of 210

78
Als het contact aan is, gaat de ver-lichting van de make-upspiegel bran-den zodra het afdekklepje geopend wordt.
De dakconsole bevat de plafonnier vóór en een brillenhouder.
Druk op de print van het deksel om de brillenhouder te openen of te sluiten.
De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel.
Hier kunnen de tol- en/of parkeer-kaarten worden bevestigd.
MAKE-UPSPIEGEL MET
VERLICHTINGDAKCONSOLE VENSTERS VOOR
TOL-/PARKEERKAARTEN

Page 89 of 210

79
INDELING VAN HET INTERIEUR
2. Asbak vóór
Trek aan het deksel om de asbak te openen.
Druk om de asbak te legen na het openen op de lip en verwijder de as-bak.
3. Opbergruimte
4. 12 V-aansluiting (max. 100 W)
De 12 V-aansluiting is van het type aansteker, is voorzien van een dop en kan worden gebruikt bij aangezet contact.
5. Portiervak
6. Opbergruimte/bekerhouder
7. Muntenbakje
8. Afvalbak
Open de afvalbak helemaal om deze te legen (tot voorbij het zware punt) en trek aan de bak om deze eruit te nemen.
Maak de bak weer aan het deksel vast om hem terug te zetten.interieur en bevat drie aansluitingen* B voor een videorecorder.
Bovendien zijn er in het dashboard-kastje speciale ruimtes gecreëerd voor een flesje mineraalwater, een pen, dit instructieboekje, een bril, munten, enz.
* Uitsluitend in combinatie met kleu-rendisplay.
1. Gekoeld dashboardkastje
Het dashboardkastje is afsluitbaar.
Trek aan de handgreep om het dash-boardkastje te openen.
De verlichting van het dashboard-kastje treedt in werking zodra het wordt geopend.
Het dashboardkastje wordt via een afsluitbare ventilatiebuis A voorzien van dezelfde airconditioning als het

Page 90 of 210

80
Wanneer u de vloermat voor het eerst aanbrengt, gebruik dan uitsluitend de bevestigingen uit het meegeleverde zakje.Verwijderen van de vloermat aan be-stuurderszijde:- schuif de stoel in de achterste stand,- draai de bevestigingen volledig los,- verwijder de bevestigingen en ver-volgens de mat.
AANBRENGEN/
VERWIJDEREN VAN DE MAT
Leg de vloermat weer op de juiste plaats terug en plaats de bevestigingen door ze vast te drukken.
Controleer of de mat goed is bevestigd.
Om te voorkomen dat de werking van de pedalen gehinderd wordt:
- maak uitsluitend gebruik van matten die op de reeds in de auto aanwezige bevestigingen passen. Het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
 Klap de armleuning neer om toe-gang te verkrijgen tot de opberg-ruimte in de rugleuning.
 Open het deksel. In de midden-armsteun bevinden zich een op-bergvak, twee bekerhouders en twee pennenhouders.
ARMLEUNING ACHTER
(3-/5-DEURS EN BREAK)

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 210 next >