Peugeot 307 Break 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 101 of 197

Veiligheid92 -
01-06-2005
93Veiligheid-
01-06-2005
NOODREMASSISTENTIE
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-
gevallen de optimale remdruk sneller
wordt bereikt, zodat de remafstand
kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld
als de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingedrukt groot is en
zorgt ervoor dat de benodigde be-
dieningskracht minder wordt en dat
de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS) EN ELEKTRONISCHE
REMDRUKREGELAAR (REF)
Met gehomologeerde wielen (ban-
den en velgen) die in goede staat
verkeren, zorgt het antiblokkeersys-
teem samen met de elektronische
remdrukregelaar tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuur-
baarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Opmerking: Zorg er bij vervanging
van de wielen (banden en velgen)
voor dat er gehomologeerde wielen
worden gemonteerd.
Het antiblokkeersysteem treedt auto-
matisch in werking zodra één van de
wielen dreigt te blokkeren. Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen een
PEUGEOT-servicepunt.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het multi-
functionele display, duidt dit
op een storing in het ABS systeem,
waardoor u tijdens het remmen de
controle over uw auto zou kunnen
verliezen.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
de verklikkerlampjes verplicht
stoppen STOP en ABS , een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display,
duidt dit op een storing in de elektroni-
sche remdrukregelaar. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
De normale werking van het an-
tiblokkeersysteem kan merkbaar
zijn door het trillen van het rem-
pedaal.
Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in
en laat het niet los.

Page 102 of 197

Veiligheid92 -
01-06-2005
93Veiligheid-
01-06-2005
ANTISPIN REGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITS PROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een aanvul-
ling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf-
kracht aan om het doorspinnen van
de wielen te voorkomen via de rem-
men van de aangedreven wielen en
de motor. De ASR zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accele-
reren.
Het ESP-systeem grijpt automatisch
in via het remsysteem en de motor
als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste
richting. In extreme situaties kan het
systeem de auto echter niet altijd on-
der controle houden.Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond, ...) kan het nuttig zijn de
systemen ASR en ESP uit te schake-
len, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
F
Druk op de schakelaar "ESP
OFF" , die zich in het midden van
het dashboard bevindt. Controle van werking
De systemen ASR en ESP
zorgen voor meer veilig-
heid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter
nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of het te
hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd onder voorwaarde
dat de voorschriften van de con-
structeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen van
het remsysteem en elektronische
onderdelen worden nageleefd en dat
de procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden door
het PEUGEOT-netwerk worden op-
gevolgd.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door een PEUGEOT-ser-
vicepunt.
Werking van het ASR- en
ESP-systeem
Het verklikkerlampje van
de schakelaar en het pic-
togram gaan branden: de
systemen ASR en ESP zijn
uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
F Automatisch als het contact wordt
afgezet.
F Automatisch vanaf 50 km/h (be-
halve uitvoeringen met de 2 liter
16V 180 pk benzinemotor).
F Handmatig door nogmaals op de
schakelaar te drukken. Bij een storing in de syste-
men zal het verklikkerlamp-
je van de schakelaar gaan
knipperen en het pictogram
verschijnen in combinatie
met een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt om de systemen te laten con-
troleren.
Als het ASR- of ESP-sys-
teem is ingeschakeld,
knippert het desbetreffende
pictogram.

Page 103 of 197

Veiligheid94 -
01-06-2005
95Veiligheid-
01-06-2005
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling van de
veiligheidsgordels vóór
F Druk de knop 1 in om het boven-
ste bevestigingspunt omlaag te
schuiven.
F Schuif de knop 1 omhoog om het
bovenste bevestigingspunt om-
hoog te schuiven.
Veiligheidsgordels omdoen
F Trek aan de gordel en steek de
gesp in de gordelsluiting. Veiligheidsgordels vóór met
pyrotechnische gordelspanners
en gordelkrachtbegrenzers
Dankzij de toepassing van veilig-
heidsgordels met gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers is de veilig-
heid van de voorste inzittenden bij
frontale aanrijdingen nog verder ver-
beterd. De gordelspanners dienen
om, afhankelijk van de kracht van
de aanrijding, de veiligheidsgordels
stevig tegen de lichamen van de in-
zittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met gordel-
spanners werken alleen als het con-
tact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt
de kracht waarmee de gordel tegen
het lichaam van de inzittende getrok-
ken wordt.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
Als het contact wordt aangezet, gaat
het lampje branden als de bestuurder
en/of de passagier voor zijn veilig-
heidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Vanaf ongeveer 20 km/h en gedurende
2 minuten knippert dit verklikkerlampje
in combinatie met een sterker wordend
geluidssignaal. Als deze twee minuten
zijn verstreken, blijft het verklikkerlamp-
je branden zolang de bestuurder en/of
de passagier
voor zijn veiligheidsgor-
del niet heeft vastgemaakt.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van drie driepuntsgordels met oprol-
automaat. De gordels van de buiten-
ste zitplaatsen zijn voorzien van een
gordelkrachtbegrenzer.

Page 104 of 197

Veiligheid94 -
01-06-2005
95Veiligheid-
01-06-2005
Zorg ervoor dat alle inzit-
tenden tijdens het rijden
hun veiligheidsgordel dra-
gen, ook al betreft het een
korte rit.Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de ach-
terbank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor het gebruik van
kinderzitjes:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider* wan- neer een kinderzitje is geïnstal-
leerd.
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan.
Het verklikkerlampje van de airbag
gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door een PEUGEOT-servicepunt.
* Volgens uitvoering.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen*, moet de heupgordel
altijd onder de armsteun door wor-
den geleid.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
- mag deze door niet meer dan één volwassen persoon worden gedra-
gen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
- mag deze niet gedraaid zitten,
- mag er niets aan worden gewijzigd.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij een PEUGEOT-
servicepunt.

Page 105 of 197

Veiligheid96 -
01-06-2005
97Veiligheid-
01-06-2005
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensors re-
gistreren een plotselinge vertraging
van de auto: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt
overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en bescher-
men ze de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking
bij lichte aanrijdingen waarbij de
veiligheidsgordels zorgen voor een
afdoende bescherming; de kracht
van de aanrijding is afhankelijk van
het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking: Het uit de airbags
ontsnappende gas kan enigszins ir-
riteren.
AIRBAGS VOOR
Deze zijn voor de bestuurder in het
midden van het stuurwiel en voor de
passagier in het dashboard aange-
bracht. Ze worden tegelijkertijd ge-
activeerd, behalve als de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagiers-
zijde altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst. Anders kan een
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
F Zet het contact uit , steek de
sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde 1, draai deze in
de stand "OFF" en verwijder de
sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
Als dit pictogram verschijnt
op het instrumentenpa-
neel in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding
op het multifuncti-
onele display, laat het systeem dan
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Storing airbag voor
* Volgens land van bestemming.

Page 106 of 197

Veiligheid96 -
01-06-2005
97Veiligheid-
01-06-2005
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht
in de stijlen en in de hemelbekleding.
Ze worden aan de zijde waar de aan-
rijding plaatsvindt opgeblazen.
Als het verklikkerlampje uit-
schakeling airbag aan passa-
gierszijde knippert, raadpleeg
dan een PEUGEOT-service-
punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting als de twee pictogrammen
van de airbags worden weergegeven
op het instrumentenpaneel. Raad-
pleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat bran-
den op het instrumenten-
paneel, betekent dit dat de
airbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld (stand "OFF").
Het verklikkerlampje blijft branden
zolang de airbag aan passagiers-
zijde is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een ge-
luidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, raadpleeg dan een
PEUGEOT-servicepunt om het sys-
teem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Storing airbag
Controle uitschakeling
ZIJ-AIRBAGS* EN
WINDOW-AIRBAGS*

Page 107 of 197

Veiligheid98 -
01-06-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de
airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tende bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij
het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit
van de bevestiging van de window-
airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-
gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg
uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen lei-
den tot verwondingen aan armen of
middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 108 of 197

Veiligheid96 -
01-06-2005
97Veiligheid-
01-06-2005
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van
de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht
in de stijlen en in de hemelbekleding.
Ze worden aan de zijde waar de aan-
rijding plaatsvindt opgeblazen.
Als het verklikkerlampje uit-
schakeling airbag aan passa-
gierszijde knippert, raadpleeg
dan een PEUGEOT-service-
punt.
Plaats geen kinderzitje met de rug in
de rijrichting als de twee pictogrammen
van de airbags worden weergegeven
op het instrumentenpaneel. Raad-
pleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat bran-
den op het instrumenten-
paneel, betekent dit dat de
airbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld (stand "OFF").
Het verklikkerlampje blijft branden
zolang de airbag aan passagiers-
zijde is uitgeschakeld.
Als dit pictogram verschijnt
in combinatie met een ge-
luidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, raadpleeg dan een
PEUGEOT-servicepunt om het sys-
teem te laten controleren.
* Volgens land van bestemming.
Storing airbag
Controle uitschakeling
ZIJ-AIRBAGS* EN
WINDOW-AIRBAGS*

Page 109 of 197

Veiligheid98 -
01-06-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de
airbags:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tende bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op.
Window-airbags*
• Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij
het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
• Schroef nooit de handgrepen van het dak los; deze maken deel uit
van de bevestiging van de window-
airbags.
* Volgens land van bestemming.
Zij-airbags*
• Bedek de stoelen alleen met goed-
gekeurde stoelhoezen. Raadpleeg
uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen lei-
den tot verwondingen aan armen of
middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page 110 of 197

99
-
01-06-2005
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het ver-
klikkerlampje STOP bran-
den in combinatie met een
geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele
display, geeft dit aan dat de handrem
nog (iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van
de auto op een helling de
wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
De handrem mag niet wor-
den gebruikt om een rijdende auto af
te remmen of te laten stoppen.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in
en duw de handrem geheel omlaag.
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE MET
"TIPTRONIC-SYSTEM
PORSCHE"
Bij de
automatische transmissie met
vier versnellingen kunt u kiezen uit
automatische bediening , aange-
vuld met de programma's sport en
sneeuw , of handmatig schakelen .P
ark (parkeerstand): om de auto stil
te zetten en te starten , met of zon-
der gebruik van de handrem.
R everse (achteruitversnelling): om
achteruit te rijden (schakel deze
stand alleen in als de auto stilstaat
en de motor stationair draait).
N eutral (neutraalstand): om de motor
te starten en de auto te parkeren,
met gebruik van de handrem.
Opmerking: Laat, als bij het wegrij-
den per ongeluk de selectiehendel in
de stand N staat, het motortoerental
terugvallen tot stationair voordat de
stand D wordt geselecteerd om ver-
volgens weer gas te geven.
D rive (rijstand): om automatisch te
schakelen tijdens het rijden.
M anual (sequentiële stand): om zelf
de versnellingen te selecteren.
S : programma sport.
T: programma sneeuw.
Schakelpatroon
F Kies de gewenste stand door de
selectiehendel in het schakelpa-
troon te verplaatsen.
De gekozen stand wordt met een
pictogram in het display van instru-
mentenpaneel aangegeven.
Starten van de motor
F Trek de handrem aan en selec-
teer de stand P of N van de selec-
tiehendel,
F Draai de sleutel in het contact in
de stand Starten.
Als deze procedure niet wordt ge-
volgd, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 200 next >